Page 97 of 220

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE
ISOFIX KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese Richtlijn ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de
montage van Isofix kinderzitjes op stoelen die voorzien zijn van Isofix-bevestigingen voor versies die ontworpen zijn voor
personenvervoer (typegoedkeuring M1).
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaat Isofix positie achter
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EIL
Groep0+(tot13kg)Tegen de rijrichting in E
IL
Tegen de rijrichting in DIL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen de rijrichting in D
IL (*)
Tegen de rijrichting in CIL (*)
In de rijrichting BIUF
In de rijrichting B1IUF
In de rijrichting AIUF
IL Geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifiek voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd voor dit typevoertuig.
(*) Het ISOFIX kinderzitje kan gemonteerd worden door de voorstoel naar voren te schuiven.
IUF Geschikt voor in de rijrichting gemonteerde Isofix kinderzitjes, Universele klasse, goedgekeurd voor de specifieke gewichtsgroep.
OPMERKING Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke ISOFIX-kinderzitjes voorzien, deze kunnen alleen worden gebruikt
als ze speciaal voor dit voertuig zijn getest en goedgekeurd (zie overzicht voertuigen met bijbehorend kinderzitje).
95
Page 98 of 220

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen:
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting
in gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Als de passagiersfrontairbag buiten
werking is gesteld, controleer an altijd
of het controlelampje
op het
middelste dashboard brandt om er
zeker van te zijn dat de airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld fig. 95
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Als de auto betrokken is geweest bij
een aanrijding, vervang het kinderzitje
dan door een nieuwe. Bovendien,
en afhankelijk van het type kinderzitje
dat geïnstalleerd is, moeten deIsofix-verankeringen of de
veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
De achterste hoofdsteun kan zo
nodig verwijderd worden om een
kinderzitje te monteren. De hoofdsteun
moet altijd geplaatst zijn als de stoel
door een volwassene wordt gebruikt of
door een kind in een kinderzitje zonder
rugleuning.
BELANGRIJK
76)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als
de vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor de montage, de
demontage en de plaatsing moeten in elk
geval worden nageleefd. De fabrikant
van het kinderzitje is verplicht deze
instructies bij het kinderzitje te leveren. Als
een Universeel/ISOFIX kinderzitje niet
aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval
van een aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs kunnen
overlijden.
77)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.95F0T0505
96
VEILIGHEID
Page 99 of 220

AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
zijairbag borst-bekken
passagierszijde.
De plaats van de airbags in het voertuig
is gemarkeerd met het woord
"AIRBAG" in het midden van het
stuurwiel, op het dashboard, op de
bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met
frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten).
De frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) zijn ontworpen
om de inzittenden voorin te
beschermen bij middelzware en zware
frontale botsingen, door de airbag
tussen de inzittende en het stuurwiel of
het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.De frontairbags voor bestuurder en
passagier (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s
of veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld
onder vrachtwagens of vangrails);
97
Page 100 of 220

Als de airbags onder de hierboven
beschreven omstandigheden niet
opgeblazen worden, dan bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels,
zodat hun activering geen zin heeft. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
78)
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en afgesteld
om inzittenden voorin met omgelegde
veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 96.
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 97 is
opgeborgen, deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.
79)
FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket fig. 98 op de zonneklep
aan passagierszijde in acht.
96F0T0052
97F0T0033
98F0T0950
98
VEILIGHEID
Page 101 of 220

Handmatige
deactivering van
frontairbag
passagierszijde en
zijairbag borst-bekken
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden, dan
kunnen de frontairbag en de zijairbag
borst-bekken aan de passagierszijde
worden uitgeschakeld (voor bepaalde
markten/versies).
BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de frontairbag en de
zijairbag borst-bekken aan de
passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar
de paragraaf “Display” in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
Wanneer de frontairbag en zijairbag
borst-bekken aan de passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten) weer
worden ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje uit.
Het controlelampje
op het middelste
dashboard fig. 99 geeft de status van
de passagiersbescherming aan.Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt het
waarschuwingslampje ongeveer 8
seconden, als ten minste 5 seconden
na de vorige uitschakeling zijn
verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
het waarschuwingslampje gedoofd
blijven. Controleer in dit geval de
correcte werking van het lampjes:
schakel het voertuig uit, wacht
minstens 5 seconden en schakel weer
in.
Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van het lampje niet de
werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
wordt alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd.Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
Passagiersbescherming
ingeschakeld:de
LED is uit.
Passagiersbescherming
uitgeschakeld:de
LED gaat vast
branden.
99F0T0505
99
Page 102 of 220
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING
100F1A0387
100
VEILIGHEID
Page 103 of 220

BELANGRIJK
78)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag en op de stoelen aan.
Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.
79)ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag dodelijk letsel van
het kind tot gevolg hebben. Daarom moet
de passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
ZIJAIRBAGS
(voor bepaalde versies/markten)
Op enkele versies kan het voertuig
uitgerust zijn met zijairbags borst-
bekken aan bestuurders- en
passagierszijde.
Zijairbags beschermen de inzittenden
bij middelzware/zware zijdelingse
aanrijdingen, door de airbag tussen de
inzittende en de interieurdelen van de
zijdelingse structuur van het voertuig op
te blazen.
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
ongevallen (botsingen opzij, achterop,
over de kop slaan enz.), betekent dit
niet dat het systeem slecht functioneert.
In geval van een zijdelingse botsing
doet een regeleenheid het kussen
opblazen. De kussens blazen
onmiddellijk op tussen het lichaam van
de inzittenden en de voertuigdelen
die letsel zouden kunnen veroorzaken.
Meteen hierna lopen ze weer leeg.
De zijairbags zijn geen vervanging voor
de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals wettelijk is
voorgeschreven in Europa en de
meeste niet-Europese landen.Daarom moet de veiligheidsgordel te
allen tijde worden gedragen. In het
geval van een zijdelingse botsing,
houden de veiligheidsgordels
inzittenden in de juiste houding en
voorkomen dat zij uit de auto geslingerd
worden bij een zeer zware botsing.
ZIJAIRBAGS
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in de
rugleuning van de voorstoel fig. 101 is
opgenomen. De zijairbag beschermt de
borst en het bekken van de inzittenden
bij middelzware flankbotsingen.
BELANGRIJK Het systeem biedt de
beste bescherming bij een zijdelingse
botsing als de passagier correct op zijn
stoel zit, zodat de zijairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
101F0T0180
101
Page 104 of 220

BELANGRIJK Reinig de stoelen niet
met water of stoom onder druk (met de
hand of in een automatisch
wasapparaat).
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
De frontairbags en/of zijairbags (voor
bepaalde versies/markten, waar
aanwezig) kunnen in werking treden bij
krachtige stoten aan de onderzijde
van de carrosserie, bijv. heftige botsing
tegen drempels, stoepranden of lage
obstakels, of als het voertuig in grote
gaten of verzakkingen in het wegdek
rijdt.
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Verder kan het oppervlak van de
opgeblazen airbag en het interieur van
het voertuig met een fijn poederlaagje
bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn
voor ogen en huid. Na aanraking
onmiddellijk wassen met water en
neutrale zeep.Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
De controle, reparatie en vervanging
van airbags mogen uitsluitend door het
Fiat Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt, moet
men het airbagsysteem onwerkzaam
laten maken door het Fiat
Servicenetwerk. Bij verkoop van de
auto moet de nieuwe eigenaar op de
hoogte worden gebracht van de
gebruiksmethode van de airbags en
bovenstaande waarschuwingen, en
moet dit instructieboek worden
overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Gordelspanners, front- en zijairbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type
botsing. Als een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
80) 81) 82) 83) 84) 85) 86) 87) 88) 89)
BELANGRIJK
80)Er kan sprake zijn van een afwijking van
het veiligheidssysteem zitten wanneer het
waarschuwingslampje
niet gaat
branden wanneer de sleutel naar MAR
wordt gedraaid of aanblijft tijdens het rijden
(op sommige versies met een bericht op
het display). In dat geval kunnen de
airbags of gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, op verkeerde wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het Fiat
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
81)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met uw bovenlichaam
over het stuurwiel gebogen, maar zit
rechtop met uw rug stevig tegen de
rugleuning.
82)Bij sommige versies gaat, in het geval
van een storing van de led
(bevindt zich
op het dashboard), de controlelampop
het instrumentenpaneel branden en
worden de airbags aan de passagierszijde
uitgeschakeld.
83)Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
84)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
102
VEILIGHEID