Page 57 of 340

De essentie
Ruitenwisserbladen voorruit vervan-
g en Afb. 78
Ruitenwisserbladen voorruit vervan-
g en. Afb. 79
Ruitenwisserblad van achterruit ver-
v an
g
en. Ruitenwisserbladen schoonmaken
● Borstelhouders optillen en wegklappen.
● Verwijder met een zachte doek stof en vuil
v an de ruit
en
wisserbladen. ●
Gebruik b
ij sterke vervuiling een spons of
een doek ››› in Ruitenwisserbladen voor en
ac ht
er
vervangen op pag. 89.
Ruitenwisserbladen vervangen
● Borstelhouders optillen en wegklappen.
● Houd de ontgrendelknop ›››
afb. 78 1 in-
g edrukt
en tr
ek het ruitenwisserblad voor-
zichtig in de richting van de pijl.
● Zet een nieuw wisserblad van dezelfde
l
engte en uitvoering op de wisserarm en
haak het wisserblad in.
● Zet de ruitenwisserarmen opnieuw op de
voorruit.
R
uitenwisserarmen omhoog- en omlaagklap-
pen
U mag de ruitenwisserarm alleen bij de zone
waar het ruitenwisserblad bevestigd is, om-
hoogklappen.
Ruitenwisserblad van achterruit vervangen
● Til de ruitenwisserarm omhoog en klap de
arm weg
van de ruit.
● Klap het wisserblad omhoog in de richting
van de ruiten
wisserarm ››› afb. 79 (pijl A ).
● Houd de ontgrendelknop ››
›
afb. 79 1 in-
g edrukt
en tr
ek het ruitenwisserblad in de
richting van de pijl B . U moet waarschijnlijk
v eel
k
racht gebruiken. ●
Steek een nieu
w wisserblad van dezelfde
lengte en uitvoering in de ruitenwisserarm
achter, in tegenovergestelde richting van de
pijl ››› afb. 79 B tot de wisserblad vastklikt.
Hier v
oor moet
het wisserblad in de terugge-
trokken stand staan (pijl A ).
● Plaats de ruitenwisserarm opnieuw op de
ac ht
erruit
.
››› in Ruitenwisserbladen voor en ach-
ter vervangen op pag. 88
››› pag. 88 55
Page 58 of 340

Veiligheid
Veiligheid
V ei
lig rijden
V
eilig op weg In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informa-
tie, tips, s
ug
gesties en waarschuwingen die
u moet lezen en opvolgen in uw eigen belang
en dat van uw passagiers. ATTENTIE
● In dit hoof d
stuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in u
w wagen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
In leidin
g tot themaAfhankelijk van het voorziene gebruik van de
w
ag
en, k
an het wenselijk zijn om de motor
aan de onderkant te beschermen. Een bo- demplaatbeschermer kan het risico op be-
sch
adiging van de onderzijde van de wagen
en de carterpan verminderen, bijv. bij het op-
rijden van stoepranden of het verkeer op on-
verharde wegen. SEAT raadt aan de montage
in een Technische Dienst te laten uitvoeren. ATTENTIE
Het rijden onder de invloed van alcohol,
drugs, medic ijnen en
verdovende middelen
kan ernstige zelfs dodelijke ongevallen ver-
oorzaken.
● Alcohol, drugs, medicijnen en verdovende
kunnen de w
aarneming, reactietijd en veilig-
heid tijdens het rijden aanzienlijk schaden. U
kunt hierdoor de controle over de wagen ver-
liezen. Vóór elke rit
Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en
veiligheid en die van uw bijrijders:
– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-
perlichten
van uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning.
– Zorg ervoor dat alle ruiten een helder en
goed z
icht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
›››
pag. 155.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening v
an de pedalen kan belemmeren. –
Spieg
els, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naargelang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de inzittenden op de achterbank
de hoofds
teun in gebruiksstand hebben
››› pag. 147.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naarg
elang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderz
itje en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 75.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijz
en de juiste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 57.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijder
s erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ››› pag.
65.
Wat beïnvloedt de rijveiligheid nega-
tief? Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid
v
oor uz
elf en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door u w b
ijrijder
s of een telefoongesprek.
56
Page 59 of 340

Veilig rijden
– Nooit rijden al
s
uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bijv. door medicijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersoms
tandigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten mins
te eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijd
sdruk staat.ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
ta s
t zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. Veiligheidsvoorzieningen
Uw veiligheid en de veiligheid van uw bijrij-
der
s
m
ag u niet op het spel zetten. Bij een
ongeval kunnen de veiligheidsvoorzieningen
de risico's op lichamelijk letsel reduceren. De
volgende opsomming omvat een deel van de
veiligheidsvoorzieningen in uw SEAT:
● 3-punts gordels;
● gordelbelastingsbegrenzing op de voor-
stoel
en en de achterbank (zijkanten),
● gordelspanners aan de voorstoelen; ●
frontairb
ags;
● knieairbags;
● zijairbags in de rugleuningen van de voor-
stoel
en;
● zijairbags in de rugleuningen van de ach-
terbank*;
● hoof
dairbags;
● "ISOFIX"-bevestigingspunten voor kinderzi-
tjes
op de zijzitplaatsen met het systeem
"ISOFIX";
● in hoogte verstelbare hoofdsteunen bij de
voors
toelen;
● hoofdsteunen achteraan met gebruiks- en
niet-ge
bruiksstand.
● verstelbare stuurkolom.
De genoemde
veiligheidsvoorzieningen wer-
ken samen om u en uw bijrijders in ongeval-
situaties zo goed mogelijk te beschermen.
Deze veiligheidsvoorzieningen zijn u en uw
bijrijders van geen nut als u en uw bijrijders
een verkeerde zithouding aannemen of deze
voorzieningen niet juist verstellen of gebrui-
ken.
Vastzetten is in ieders belang! Juiste zithouding van de inzit-
tenden
Juis
te zithouding Afb. 80
De correcte afstand tussen de be-
s t
uur
der en het stuurwiel moet minstens 25
cm (10 inch) bedragen. Afb. 81
Juist verloop van de gordelband en
jui s
t
e stand van de hoofdsteunen. » 57
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 60 of 340

Veiligheid
Hierna worden de juiste zithoudingen ge-
t oond
v
oor de bestuurder en de andere inzit-
tenden.
Personen die wegens hun lichaamsbouw de
juiste zithouding niet kunnen aannemen,
moeten informeren bij een gespecialiseerde
werkplaats over mogelijke speciale inrichtin-
gen. Alleen als een juiste zithouding wordt
aangenomen, bieden veiligheidsgordel en
airbag een optimale bescherming. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen.
Voor uw eigen veiligheid en om letsel of on-
gevallen bij plotseling remmen of bruuske
manoeuvres te voorkomen, beveelt SEAT u de
volgende houdingen aan:
Geldig voor alle inzittenden:
● Verstel de hoofdsteun zo dat de bovenrand
hiervan op dez
elfde hoogte komt te staan als
de bovenzijde van het hoofd, in geen geval
tot onder ooghoogte. Houd de nek zo dicht
mogelijk bij de hoofdsteun ››› afb. 80 en
››› afb. 81.
● Kleine personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal
omlaagschuiven, zelfs als het hoofd
onder de bovenrand ervan blijft.
● Grote personen moeten de hoofdsteun he-
lemaal
omhoogschuiven.
● Rugleuning rechtop zetten zodat uw rug ge-
heel te
gen de rugleuning aan ligt.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voet
enruimte. ●
Stel de
veiligheidsgordel goed af en maak
hem goed vast ››› pag. 65.
Daarnaast nog geldig voor de bestuurder:
● Pas het stuurwiel aan zodat het minstens
25 cm (10 inch)
verwijderd is van de borstkas
››› afb. 80 en zodat het buitenste deel ervan
aan de zijkant vastgenomen kan worden met
beide handen en de armen licht gebogen.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds naar
de borstk
as gericht zijn, niet naar het ge-
zicht.
● Pas de bestuurdersstoel in de lengterich-
ting aan z
odat de pedalen volledig ingetrapt
kunnen worden met de benen licht gebogen
en zodat de knieën minstens 10 cm (4 inch)
verwijderd blijven van het dashboard ››› afb.
80.
● Stel de hoogte van de stoel van de bestuur-
der zo af
dat hij eenvoudig tot bij het hoog-
ste punt van het stuurwiel kan komen.
● Houd beide voeten altijd in de voetenruim-
te z
odat u de wagen altijd onder controle
hebt.
Daarnaast nog geldig voor de bijrijder:
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achter
en voor een optimale bescherming in
het geval dat de airbag geactiveerd wordt. Stuurwiel afstellen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 16. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de stuurwielverstel-
ling en een v
erkeerde stand van het stuurwiel
kunnen ernstige of zelfs dodelijk letsel ver-
oorzaken.
● Druk na het verstellen van de stuurkolom,
de hendel ››
› afb. 24
1 stevig omhoog
zod at
de stand van het stuurwiel tijdens het
rijden niet onbedoeld kan veranderen.
● Verstel het stuurwiel nooit tijdens het rij-
den. Indien u tijdens het
rijden merkt dat het
stuurwiel versteld moet worden, dient u op
veilige wijze te stoppen en het stuurwiel in de
juiste stand te zetten.
● Het verstelde stuurwiel moet steeds gericht
zijn naar de bor
stkas en niet naar het gezicht,
om de bescherming van de voorairbag van de
bestuurder niet te beperken bij een ongeval.
● Tijdens het rijden moet u het stuurwiel
steed
s met beide handen vastnemen aan de
buitenzijde ervan (positie 9 en 3 uur), om het
risico op letsel bij de activering van de voor-
airbag van de bestuurder te verminderen.
● Houd het stuurwiel nooit vast in de positie
van 12 uur of op ander
e wijze, bijv. in het
midden. In zulke gevallen kunnen bij active-
ring van de bestuurdersairbag ernstig letsel
aan uw armen, handen en hoofd worden toe-
gebracht. 58
Page 61 of 340

Veilig rijden
Verwondingsgevaar door een verkeer-
de z
ithoudin
gAantal plaatsen
Naarg
el
ang de uitvoering, beschikt de wagen
over vijf tot zeven plaatsen. Elke zitplaats is
uitgerust met een veiligheidsgordel.
5 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
23–
7 plaatsen
Plaatsen voor- inPlaatsen in detweede zitrijPlaatsen in de derde zitrij
232 Het niet of verkeerd dragen van de veilig-
heid
sg
or
del verhoogt het risico op ernstige
of zelfs dodelijk letsel. Veiligheidsgordels
kunnen alleen bij juiste gordelverloop hun
optimale beschermende werking waarbor-
gen. Het aannemen van een verkeerde zit-
houding heeft een negatieve invloed op de
beschermende werking van de veiligheids-
gordel. Dit kan levensgevaarlijke en zelfs do-
delijke verwondingen tot gevolg hebben. Het
risico van ernstig lichamelijk letsel of met
zelfs dodelijke gevolgen wordt vooral ver-
groot als een airbag die afgaat een inzittende
treft die een verkeerde zithouding heeft inge- nomen. De bestuurder is verantwoordelijk
voor all
e inzittenden in de wagen, vooral voor
kinderen.
De volgende opsomming omvat voorbeelden
van zithoudingen die voor alle inzittenden
gevaarlijk kunnen zijn.
Wanneer de wagen in beweging is:
● Nooit in de wagen staan.
● Nooit op de stoelen staan.
● Nooit op de stoelen knielen.
● Nooit de rugleuning sterk naar achteren
kantel
en.
● Nooit tegen het dashboard leunen.
● zich nooit uitrekken in de stoelen.
● Nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten.
● Nooit dw
ars op de stoel gaan zitten.
● Nooit uit de ramen leunen.
● Nooit de voeten uit de ramen steken.
● Nooit de voeten op het dashboard leggen.
● Nooit de voeten op het kussen van de stoel
of rugleu
ning leggen.
● Nooit in de voetenruimte gaan zitten tij-
dens een rit
.
● nooit op de armleuning gaan zitten.
● Nooit zonder omgegespte veiligheidsgor-
del meerijden.
● Nooit in de b
agageruimte verblijven. ATTENTIE
Het aannemen van een verkeerde zithouding
in de st oel
en van de wagen kan het risico op
ernstige of zelfs dodelijke letsels verhogen
bij het plotseling remmen, bruuske manoeu-
vres, botsingen of ongevallen, of wanneer de
airbag afgaat.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek op
juist
e wijze plaatsnemen en die zithouding
gedurende de rit aanhouden. Dit houdt ook
het dragen van de veiligheidsgordel in.
● Vervoer nooit meer personen dan het aan-
tal
zitplaatsen met veiligheidsgordel in de
wagen.
● Beveilig kinderen in de wagen altijd met
een goedgek
eurd bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en lengte
››› pag. 75.
● Houd de voeten tijdens het rijden altijd in
de voet
enruimte. Let de voeten bijvoorbeeld
nooit op de stoel of op het dashboard, en
steek ze nooit uit het raam. Anders kunnen
de airbag en veiligheidsgordel niet de opti-
male bescherming bieden en bestaat er een
verhoogd letselrisico bij een ongeval. ATTENTIE
Alvorens te vertrekken, dient u de stoel, vei-
ligheidsg or
del en hoofdsteun te verstellen en
te verzekeren dat alle inzittenden de veilig-
heidsgordel juist dragen.
● Verschuif de bijrijdersstoel helemaal naar
achter
en. » 59
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 62 of 340

Veiligheid
●
Ver s
tel de bestuurdersstoel zo dat er een
minimale afstand van 25 cm (10 inch) is tus-
sen de borstkas en het stuurwiel. Verstel de
bestuurdersstoel zo dat de pedalen helemaal
ingetrapt kunnen worden met de benen licht
gebogen en dat de afstand tot het dashboard
ter hoogte van de knieën minstens 10 cm
(4 inch) bedraagt. Indien het vanwege uw li-
chaamsbouw niet mogelijk is om hieraan te
voldoen, dient u direct contact op te nemen
met een gespecialiseerde werkplaats om de
nodige wijzigingen te laten uitvoeren.
● Rij nooit met de rugleuning te ver naar ach-
teren g
ekanteld. Hoe meer de rugleuning
naar achteren gekanteld is, hoe groter het ge-
vaar op lichamelijk letsel door een verkeerd
gordelverloop of verkeerde zithouding!
● Rij nooit met de rugleuning naar voren ge-
kantel
d. Wanneer een voorairbag afgaat, kan
de rugleuning heftig naar achteren bewegen
en de inzittenden van de achterbank verwon-
den.
● Zorg steeds voor een zo groot mogelijke
ruimte tu
ssen het stuurwiel en het dash-
board.
● Zit steeds met de rug recht en goed tegen
de rugleunin
g gedrukt, met goed afgestelde
voorstoelen. Houd geen enkel lichaamsdeel
tegen of heel dicht bij de airbag.
● Het risico op ernstig letsel neemt toe voor
de inzitt
enden van de voorstoelen als ze niet
rechtop zitten, omdat de veiligheidsgordels
dan niet correct gedragen worden. ATTENTIE
Een verkeerde afstelling van de stoelen kan
ong ev
allen en ernstig letsel veroorzaken.
● Verstel de stoelen alleen wanneer de wagen
stil
staat, aangezien de stoelen anders onver-
wacht kunnen verschieten tijdens het rijden
en de bestuurder zo de controle over de wa-
gen kan kwijtraken. Bovendien wordt tijdens
het verstellen van de stoel een verkeerde
houding aangenomen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de stoel alleen aan wanneer zich
niemand binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● Geen enkel voorwerp mag terechtkomen in
het v
erstelbereik van de stoelen.
● Pas de hoogte, schuine stand en lengtepo-
sitie v
an de achterbank alleen aan wanneer
niemand zich binnen het verstelbereik van de
stoelen bevindt.
● De verstel- en blokkeerbereiken van de
stoel
en mogen niet vuil zijn. Pedaalruimte
P ed a
len Voorkom dat de vloermatten of andere voor-
w
erpen onder de ped
al
en terecht komen. Gebruik alleen vloermatten die de pedaal-
ruimte vrijl
aten en correct in de voetenruimte
bevestigd kunnen worden.
Bij uitval van een remcircuit moet het rempe-
daal verder dan gebruikelijk worden inge-
trapt om de wagen tot stilstand te brengen. ATTENTIE
Het plaatsen van voorwerpen in de voeten-
ruimte v
an de bestuurder kan het bedienen
van de pedalen belemmeren. Dit kan leiden
tot het verlies van de controle over de wagen
en zo het risico op een ernstig ongeval verho-
gen.
● Zorg ervoor dat de pedalen op elk moment
bediend kunnen w
orden en dat er geen voor-
werpen onder kunnen rollen.
● Maak de vloermat altijd in de voetenruimte
vas
t.
● Plaats nooit andere vloermatten of vloerbe-
dekking
en op de af fabriek gemonteerde
vloermat.
● Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp in de
voetenruimt
e van de bestuurder kan vallen
onder het rijden. VOORZICHTIG
De pedalen moeten altijd onbelemmerd kun-
nen wor den bediend. A
ls bijvoorbeeld het
remcircuit defect raakt, moet het rempedaal
een langere weg afleggen om de wagen stil te
zetten. Hiertoe moet het rempedaal dieper en
krachtiger dan normaal worden ingetrapt. 60
Page 63 of 340

Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels W aar
om
veiligheidsgordels?
Inleiding tot thema Controleer regelmatig de toestand van alle
vei
ligheid
sgordels. Als beschadigingen van
het riemweefsel, de gordelverbindingen, de
oprolautomaat of het slotgedeelte worden
vastgesteld, moet de betreffende veiligheids-
gordel onmiddellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden vervangen ››› . De
g e
s
pecialiseerde werkplaats moet de ge-
schikte onderdelen gebruiken voor de wa-
gen, uitvoering en het modeljaar. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen. ATTENTIE
Veiligheidsgordels die niet of slecht omge-
ge s
pt zijn, verhogen het risico van ernstig of
zelfs dodelijk letsel. De optimale bescher-
mende werking wordt alleen gewaarborgd als
u ze juist draagt en gebruikt.
● Veiligheidsgordels zijn de efficiëntste mid-
delen om het ri
sico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel te verminderen bij een ongeval. Om
de voorpassagier en alle andere inzittenden
te beschermen, moeten de veiligheidsgordels
altijd correct vastgemaakt zijn wanneer de
wagen in beweging is.
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding innemen, de veiligheids- gordel van hun plaats juist omgespen en die
onder het rijden b
lij
ven dragen. Dit geldt ook
voor alle inzittenden op trajecten in de stad.
● Kinderen in de wagen moeten beveiligd
worden met
een bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en grootte, en
met de veiligheidsgordels correct omgegespt
››› pag. 75.
● Begin niet te rijden alvorens alle inzitten-
den hun v
eiligheidsgordel correct hebben
omgegespt.
● Steek de slotgesp steeds in het overeen-
komstig
e stoelslot en zorg ervoor dat die
vastklikt. Het gebruik van een gordelslot dat
niet overeenkomt met de stoel vermindert de
bescherming en kan ernstig letsel veroorza-
ken.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het k
likelement van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
● Maak de veiligheidsgordel nooit los onder
het rijden.
● Gebruik
de gordel steeds voor slechts één
persoon te
gelijk.
● Reis nooit met baby's of kinderen op
schoot
of omgegespt met dezelfde gordel.
● Rijd nooit met dikke en losse kledingstuk-
ken, bij
v. een jas over een vest, aangezien die
de passing en correcte werking van de veilig-
heidsgordel bemoeilijken. ATTENTIE
Beschadigde veiligheidsgordels vormen een
belan grijk
gevaar en kunnen ernstig of dode-
lijk letsel veroorzaken.
● Voorkom beschadiging van de veiligheids-
gordel
door inklemming tussen het portier of
in het stoelmechanisme.
● Indien het riemweefsel of andere delen van
de vei
ligheidsgordel beschadigd zijn, kunnen
de gordels breken bij bruusk remmen of een
ongeval.
● Laat de veiligheidsgordels onmiddellijk
verv
angen door gordels die goedgekeurd zijn
door SEAT voor de betreffende wagen. Veilig-
heidsgordels die tijdens een ongeval worden
belast en daardoor worden opgerekt, moeten
door een gespecialiseerde werkplaats worden
vervangen. Vervanging kan noodzakelijk zijn,
ook al lijken er geen zichtbare beschadiging
te zijn. Controleer voorts de verankeringen
voor de veiligheidsgordels.
● Probeer nooit om de veiligheidsgordels zelf
te rep
areren, te veranderen of uit te bouwen.
Alle reparaties aan veiligheidsgordels, oprol-
automaten en gordelsloten moeten plaatsvin-
den in een gespecialiseerde werkplaats. 61
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 64 of 340

Veiligheid
Waarschuwingslampje Afb. 82
Waarschuwingslampje in het instru-
ment enp
aneel
. Afb. 83
Weergavevoorbeeld van de toestand
v an de g or
del voor de plaatsen achterin (hier
in een wagen met 7 plaatsen) in het instru-
mentenpaneel. boven, de tweede zitrij; on-
der, de derde zitrij.
Brandt of knippert
Veiligheidsgordel van
de bestuurder of voor-
passagier, indien
laatstgenoemde heeft
plaatsgenomen, niet
omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen!
voorwerpen op de bij-
rijdersstoel.Verwijder de voorwerpen van
de bijrijdersstoel en berg ze
veilig op.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes in het instrumentenpaneel branden
om een aantal functies te verifiëren. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit.
Wanneer de veiligheidsgordels bij het begin
van de rit en bij een snelheid van meer dan
25 km/u (15 mph) niet zijn omgegespt of ze
tijdens de rit worden losgemaakt, weerklinkt
gedurende maximaal 90 seconden een
akoestisch signaal. Daarnaast gaat het waar-
schuwingslampje van de gordel knipperen .
Het gordellampje gaat pas uit als de be-
stuurder en voorpassagier de gordel bij inge-
schakeld contact vastgespen.
Gordelstatusindicatie voor de zitplaatsen
achterin
De gordelstatusindicatie toont de bestuurder
op het display van het instrumentenpaneel
wanneer hij het contact inschakelt, of eventu- ele inzittenden van de zitplaatsen achterin
de v
ei
ligheidsgordels hebben vastgemaakt.
Het symbool geeft aan dat de inzittende
van die plaats "zijn" veiligheidsgordel draagt
››› afb. 83.
Wanneer een veiligheidsgordel achterin
wordt omgegespt of losgemaakt, wordt de
toestand van deze gordel gedurende ca. 30
seconden weergegeven. Deze indicatie kan
verborgen worden door de toets 0.0 / SET in
t e drukk
en.
Indien tijden
s het rijden achterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert de
gordelstatusindicatie maximaal 30 secon-
den. Indien de snelheid hoger is dan
25 km/u (15 mph), weerklinkt tevens een ge-
luidssignaal.
De weergave van de gordels achterin kan in-
of uitgeschakeld worden bij een Technische
Dienst.
62