Page 281 of 340

Controleren en bijvullen
Tanken
Aan de b innen
z
ijde van de tankklep bevindt
zich een label waarop de voor de wagen te
gebruiken brandstof weergegeven is ››› pag.
279.
● Zodra het volgens de voorschriften bedien-
de vu
lpistool voor de eerste keer wordt uitge-
schakeld, is de brandstoftank vol ››› .
● Niet blijven tanken na het uitschakelen! Als
u d at
t
och doet, wordt de ruimte van de tank
die voor de evt. uitzetting bedoeld is gevuld.
Brandstof zou uit de tank kunnen morsen,
ook vanwege de opwarming ervan. ATTENTIE
Als het vulpistool de brandstoftoevoer stopt,
ga d an niet
door met tanken. U tank kan an-
ders te vol raken. Hierdoor kan de brandstof
met kracht eruit lopen en weglekken. En dit
kan leiden tot brand, explosies en ernstig li-
chamelijk letsel. VOORZICHTIG
● Ver w
ijder onmiddellijk gemorste brandstof
op de wagenlak om de wielkast, band en lak
niet te beschadigen. Milieu-aanwijzing
De uitgelopen brandstof kan het milieu ver-
vui l
en. Brandstof
B en
z
inesoorten Welke benzinesoort voor uw wagen geschikt
is, s
t
aat aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-
ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diverse types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tal
l
en en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaangetal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor. »
279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 282 of 340

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e a
dditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s
gebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T r
aadt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet
als op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoev
eelheid ethanol (bijv. E50, E85) be-
vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
systeem. ●
Eén keer t ank
en van loodhoudende brand-
stof of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruik
en die zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hog
e toerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U ku nt
benzine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schik
baar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
l
ep.
Geadviseerd wordt om diesel te gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal 51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfi
lter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden. VOORZICHTIG
● De w ag
en is niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brandstof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeist
ofverbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. 280
Page 283 of 340

Controleren en bijvullen
Selectieve Katalytische Reduc-
tie* (AdBlue) In l
eidin
g tot themaIn wagens met "Selective Catalytic Reducti-
on" (Selectiev
e K
atalytische Reductie) wordt
een speciale oplossing van ureum (AdBlue)
in het uitlaatgassysteem geïnjecteerd, voor
een katalysator, om de uitstoot van stikstof-
oxiden te verminderen.
Het verbruik van AdBlue hangt af van de indi-
viduele rijstijl, de temperatuur van het sys-
teem en de omgevingstemperatuur.
AdBlue bevindt zich in een aparte tank in de
voertuig en moet bijgevuld worden bij een of-
ficiële dealer. De AdBlue-tank heeft een vul-
capaciteit van ongeveer 17 liter.
De AdBlue-vulhoeveelheid moet gecontro-
leerd worden wanneer er servicewerkzaam-
heden worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de AdBlue-vulhoeveelheid te laag is, is
het mog elijk
dat de wagen na het uitschake-
len van het contact niet opnieuw gestart kan
worden. De wagen kan ook niet met een
noodstop of starthulp gestart worden!
● Vul voldoende hoeveelheid AdBlue bij, als
er nog 1.000 km (600 mijlen) te g
aan zijn.
● De AdBlue-tank niet leeg rijden. ATTENTIE
AdBlue is een irriterende en corroderende
vloeis t
of die verwondingen veroorzaken kan
als de vloeistof in contact komt met de huid,
de ogen of de ademhalingsorganen.
● Indien AdBlue in contact komt met de ogen
of de huid, moet min
stens 15 minuten ge-
spoeld worden met ruim water en een arts ge-
raadpleegd worden.
● In geval van inname van AdBlue, dient u de
mond gedurende min
stens 15 minuten te
spoelen met ruim water. Probeer niet te bra-
ken tenzij dit op advies van de arts gebeurt.
Roep onmiddellijk medische hulpverlening
in. VOORZICHTIG
AdBlue beschadigt oppervlakken zoals bij-
voorbeel d g
elakte onderdelen van de wagen,
kunststoffen, kleding en vloerbedekkingen.
Verwijder weggelekte AdBlue zo snel moge-
lijk met een natte doek en voldoende koud
water.
● Als de AdBlue gestold is, verwijder de Ad-
Blue dan met l
auw water en een spons. Controle- en waarschuwingslampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Het AdBlue-ni- veau is te laag.Stop de wagen op een geschik-
te, veilige en vlakke plaats en
vul de minimale hoeveelheid
AdBlue bij ››› pag. 282.
Gaat rood branden
samen met
De motor kan niet
opnieuw worden ge-
start! Storing in het
AdBlue-systeem.Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Gaat geel branden
De reservehoeveel-
heid AdBlue is klein.
Vul AdBlue bij binnen het aan-
gegeven aantal kilometer (of
mijl)
››› pag. 282. SEAT raadt
aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadple-
gen.
» 281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 284 of 340

Aanwijzingen
Gaat geel branden
samen met
Er is een storing in
het AdBlue-systeem
opgetreden, of er is
een AdBlue-vloeistof
gebruikt die niet vol-
doet.
Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats. Laat het systeem na-
kijken.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden branden terwijl een
werkingscontrole wordt uitgevoerd. Na enke-
le seconden gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Informatie over AdBlue
Als er nog 2.400 km te gaan zijn, wordt er
een beric
ht
op het
instrumentenpaneel weer-
gegeven waarin staat dat de AdBlue bijge-
vuld moet worden ››› pag. 282. Als dit be-
richt genegeerd wordt, kan de motor vervol-
gens niet meer gestart worden ››› pag. 281.
SEAT raadt aan om daarvoor een gespeciali-
seerde werkplaats te raadplegen. Als u geen gespecialiseerde werkplaats kunt opzoeken,
moet u tijdelijk minim
aal 5,0 liter AdBlue bij-
vullen. Vul enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk
is goedgekeurd door SEAT.
Wanneer de controlelampjes en tege-
lijk gaan branden, is er een storing. SEAT
raadt aan de dichtstbijzijnde gespecialiseer-
de werkplaats op te zoeken.
AdBlue ®
is een geregistreerd handelsmerk in
de V.S., Duitsland, de Europese Unie en an-
dere landen die aangesloten zijn bij de Duit-
se vereniging van autofabrikanten ("Verband
der Automobilindustrie e. V.", VDA).
AdBlue bijvullen Afb. 236
Linksachter in de bagageruimte: Ad-
Blue-t ank, ac
ht
er een deksel. Afb. 237
AdBlue-tank met sluiting van vulope-
nin g en fl
e
s voor bijvullen. Om AdBlue bij te vullen, moet de wagen op
een
vl
ak
terrein staan en bijv. niet met een
zijde op de stoeprand of op een helling. In-
dien de wagen niet op een vlak terrein staat,
is het mogelijk dat de vulindicatie de toege-
voegde hoeveelheid niet juist aangeeft.
282
Page 285 of 340

Controleren en bijvullen
Vulopening van tank openen
● Achterklep openen.
● Draai de snelsluiting van het deksel rechts-
om ››
›
afb. 236 en open het deksel naar vo-
ren.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ›
›› afb. 237 1 linksom los.
AdBlue b ij
v
ullen
Gebruik uitsluitend door SEAT goedgekeurde
AdBlue die voldoet aan de norm
ISO 22241-1. Gebruik uitsluitend originele
flessen.
● Neem de instructies en informatie van de
fabrikant
van de bijvulfles in acht.
● Let op de uiterste gebruiksdatum.
● Schroef de dop van de bijvulfles los.
● Plaats de bijvulfles 2 met de hals omlaag
g eric
ht
verticaal op de vulopening van de
tank.
● Druk de bijvulfles tegen de vulopening en
houd de fles
zo vast.
● Vul minstens 5,0 liter AdBlue bij (6 fles-
sen). Een kl
einere hoeveelheid zal niet vol-
doende zijn.
● Wacht tot de inhoud van de bijvulfles in de
AdBlue-tank g
elopen is. De fles niet indruk-
ken of beschadigen!
● Schroef de bijvulfles linksom los en haal ze
voorz
ichtig naar buiten ››› .●
Wanneer de fl
e
s geen AdBlue meer bevat,
weet u dat de AdBlue-tank vol is.
Vulopening van tank sluiten
● Draai de dop van de vulopening van de
tank ›
›› afb. 237 1 rechtsom in tot hij vast-
k likt
.
● Pl
aats het deksel en draai de snelsluiting
linksom om z
e te sluiten.
Handelingen die voor het wegrijden moeten
worden uitgevoerd
● Schakel na het bijvullen all
een het contact
in.
● Houd het contact gedurende minimaal 30
seconden ing
eschakeld zodat het systeem
kan detecteren dat de tank bijgevuld is.
● Wacht tot de 30 seconden voorbij zijn voor-
dat u w
egrijdt! ATTENTIE
Bewaar AdBlue enkel in de originele fles, die
goed g e
sloten op een veilige plaats bewaard
moet worden.
● Bewaar AdBlue nooit in lege blikken, fles-
sen of andere
verpakkingen om te vermijden
dat andere personen het product verwarren
met een andere vloeistof.
● Bewaar AdBlue steeds buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Vu l
enkel AdBlue bij die uitdrukkelijk is
goedgekeurd door SEAT. Elk ander type van
AdBlue kan de motor beschadigen!
● AdBlue mag nooit gemengd worden met
water of
andere toevoegingen. Elke willekeu-
rige storing veroorzaakt door een mengsel
valt niet onder de garantie.
● Nooit AdBlue aan de dieseltank toevoegen!
De lekk
en kunnen immers leiden tot bescha-
diging van de motor.
● Neem de bijvulfles niet continu mee in de
wagen. A
ls gevolg van temperatuurschomme-
lingen en beschadigingen van de fles kan de
fles doorlaatbaar worden en kan de AdBlue
het interieur beschadigen. Milieu-aanwijzing
Lever de bijvulfles met het oog op milieube-
sc hermin
g in bij geschikte inzamelpunten. Let op
U kunt bij een SEAT-garage geschikte bijvul-
fle s
sen met AdBlue verkrijgen. 283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 286 of 340

Aanwijzingen
Voorbereidingen voor werk-
z aamheden in de mot
orruimt
e
Inleiding tot thema Alvorens werkzaamheden uit te voeren in de
motorruimt
e, moet
u controleren of de wagen
op een horizontale en stevige ondergrond
staat.
De motorruimte van de wagen is een gevaar-
lijk gebied. Werk nooit aan de motor of in de
motorruimte indien u niet precies weet welke
handelingen nodig zijn, de algemene veilig-
heidsvoorschriften niet kent of niet beschikt
over de geschikte middelen, vloeistoffen en
gereedschap ››› ! Anders de werkzaamhe-
den b ij een g
e
specialiseerde werkplaats uit
laten voeren. Nalatigheid bij de werkzaamhe-
den kan ernstige verwondingen veroorzaken. ATTENTIE
Indien de wagen onverwacht in beweging
komt, k an dit
ernstige verwondingen veroor-
zaken.
● Werk niet onder de wagen indien deze niet
is
vastgezet. Als u onder de wagen gaat wer-
ken terwijl de wielen op de grond staan, moet
u de wagen op een vlak terrein neerzetten, de
wielen blokkeren en de sleutel uit het con-
tactslot trekken.
● Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
wagen w
erkzaamheden uit te voeren, zet hem dan met stroppen en bokken vast zodat hij
niet k
an bew
egen. De krik is hier niet ge-
schikt voor en kan loskomen, wat tot ernstige
verwondingen zou kunnen leiden. ATTENTIE
Het werken in de motorruimte houdt allerlei
ri sic
o's in en kan ernstige verwondingen ver-
oorzaken.
● Bij alle werkzaamheden dient u uiterst
voorz
ichtig te zijn en de algemene veilig-
heidsvoorschriften na te leven. Neem nooit
persoonlijke risico's.
● Werk nooit aan de motor en in de motor-
ruimte al
s u niet vertrouwd bent met de ver-
eiste werkzaamheden. Als u niet zeker bent
van de werkwijze, dient u de vereiste werk-
zaamheden te laten uitvoeren in een gespeci-
aliseerde werkplaats. Het op ongeschikte wij-
ze uitvoeren van werkzaamheden kan ernsti-
ge verwondingen tot gevolg hebben.
● Nooit de motorkap openen of sluiten als u
ziet d
at er stoom of koelvloeistof uitkomt. Die
kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Wacht steeds tot u niet langer stoom of koel-
vloeistof uit de motorruimte ziet of hoort ko-
men.
● Laat de motor steeds afkoelen alvorens u
de motorkap opent
.
● Het contact met de warme onderdelen van
de motor of het
uitlaatsysteem kan brand-
wonden aan de huid veroorzaken. ●
Voer n a het
afkoelen van de motor het vol-
gende uit alvorens de motorkap te openen:
–Schakel de elektronische parkeerrem in
en plaats de keuzehendel in de stand P,
of de versnellingshendel in neutrale
stand.
– Trek de sleutel uit het contact.
– Houd kinderen altijd uit de buurt van de
motorruimte en laat ze nooit zonder toe-
zicht achter.
● Bij warme of hete motor staat het koelsys-
teem onder druk. De
vuldop van het koel-
vloeistofexpansiereservoir niet openen zo-
lang de motor warm is. Anders kan de koel-
vloeistof met hoge druk vrijkomen en brand-
wonden en ernstig letsel veroorzaken.
–Draai de dop langzaam en zeer voorzich-
tig linksom los, terwijl u hem lichtjes
naar onderen drukt.
– Bescherm steeds uw gezicht, handen en
armen tegen hete koelvloeistof of stoom
met een grote en dikke doek.
● Wanneer u vloeistoffen bijvult, zorg ervoor
dat
ze niet gemorst kunnen worden op onder-
delen van de motor of het uitlaatsysteem. Ge-
morste vloeistoffen kunnen brand veroorza-
ken. ATTENTIE
De hoogspanning van de elektrische installa-
tie kan s c
hokken, brandwonden en levensbe-
dreigend letsel veroorzaken! 284
Page 287 of 340

Controleren en bijvullen
●
Ver oor
zaak nooit een kortsluiting in de
elektrische installatie. De accu kan explode-
ren.
● Neem om het risico op elektrische schok-
ken met ern
stige gevolgen tot een minimum
te beperken terwijl de motor draait of gestart
wordt, het volgende in acht:
–Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstekingssysteem aan.
– Nooit de elektrische kabels of aansluitin-
gen van de gasontladingslampen aanra-
ken. ATTENTIE
In de motorruimte bevinden zich draaiende
delen die ern s
tige verwondingen kunnen ver-
oorzaken.
● Steek uw hand nooit in of in de buurt van
de koelluc
htventilator. Als u de rotorbladen
aanraakt, kunt u ernstig gewond raken. De
ventilator start op grond van de temperatuur
en kan plotseling in werking treden, zelfs
wanneer het contact is uitgeschakeld en de
sleutel uit het contactslot is getrokken.
● Als er werkzaamheden aan de motor moe-
ten wor
den uitgevoerd terwijl er wordt gestart
of terwijl de motor draait, bestaat er levens-
bedreigend gevaar door draaiende delen
(bijv. de geribde riem, dynamo, koelluchtven-
tilator) en door de hoogspanningsontsteking.
Werk steeds met de grootst mogelijke voor-
zorg. –
Zor g er s
teeds voor dat geen enkel li-
chaamsdeel, sieraden, stropdassen, rui-
me kledingstukken of lang haar in de
draaiende delen van de motor gekneld
kunnen raken. Alvorens de werkzaamhe-
den uit te voeren, dient u de stropdas en
sieraden (halskettingen enz.) af te doen,
het haar bijeen te binden en kledingstuk-
ken strak aan het lichaam te brengen om
te voorkomen dat deze tussen motoron-
derdelen bekneld kunnen raken.
– Trap het rempedaal steeds uiterst voor-
zichtig in en laat u nooit afleiden. De wa-
gen kan in beweging komen, zelfs wan-
neer de elektronische parkeerrem geacti-
veerd is.
● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-
reeds
chap, in de motorruimte achterlaten. In-
dien u een voorwerp achterlaat, kan dit sto-
ringen in de werking, een motordefect of
brand veroorzaken. ATTENTIE
Vloeistoffen in de wagen en andere materia-
len k u
nnen snel vlam vatten in de motorruim-
te, wat kan leiden tot brand en ernstige ver-
wondingen!
● Niet roken.
● Werk nooit in de buurt van plaatsen met
vlammen of
vonken.
● Giet nooit vloeistoffen op de motor. Dit kan
leiden tot
het ontsteken van de warme motor-
delen en verwondingen veroorzaken. ●
Bij het w erk
en aan het brandstof- of elektri-
sche systeem, moeten de volgende instruc-
ties nageleefd worden:
– Koppel de accu steeds los. Let erop dat
de wagen ontgrendeld is wanneer de ac-
cu losgekoppeld wordt; anders wordt het
alarmsysteem geactiveerd.
– Werk nooit in de buurt van verwarmings-
toestellen, warmtebronnen of vlammen.
● Houd steeds een brandblusser binnen
handbereik
die onlangs nagekeken is en zich
in perfecte staat bevindt.
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
teria
len zoals een deken. Brandgevaar! VOORZICHTIG
Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
fen, moet de betr
effende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor! Milieu-aanwijzing
Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijn
sc h
adelijk voor het milieu. Controleer daarom
regelmatig de grond onder de wagen. Laat de
wagen in een gespecialiseerde werkplaats
nakijken als u vlekken, olie of andere vloei-
stoffen op de grond ontdekt. Vang uitgelopen
vloeistoffen op en lever deze bij de desbetref-
fende inzamelingspunten in. 285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 288 of 340

Aanwijzingen
Motorkap openen en sluiten Afb. 238
In de voetenruimte, aan bestuur-
der s
z
ijde: ontgrendelingshendel voor de mo-
torkap. Afb. 239
Ontgrendelingshendel voor het ope-
nen v
an de mot
orkap in het ventilatierooster. De motorkap openen
D
e hendel
om de mot
orkap te openen kan
enkel bediend worden indien het bestuurder-
sportier geopend is. ●
Alvor
ens de motorkap te openen, contro-
leer of de ruitenwissers op de voorruit liggen
››› .
● Open het bestuurdersportier.
● Trek de ontgrendelingshendel in de rich-
tin g
v
an de pijl ››› afb. 238. Door de veerwer-
king springt de motorkap uit de vergrende-
ling van de slotplaat ››› .
● Til de motorkap op aan de ontgrendelings-
hendel
›
›
› afb. 239 (pijl) en open de motor-
kap. De motorkap wordt ondersteund door de
gasdrukveer.
Motorkap sluiten
● De motorkap zo ver omlaagtrekken, tot de
krac
ht van de gasdrukveer is overwonnen
››› .
● Laat de motor vallen in de vergrendeling
v an de s
lotp
laat. Niet nadrukken.
Als de motorkap nog niet gesloten is, deze
opnieuw openen en correct sluiten.
De motorkap is correct gesloten als hij aan-
sluit bij het niveau van het omringende op-
pervlak van de carrosserie. ATTENTIE
Als de motorkap niet goed gesloten is, zou hij
onder het rijden p lot
s open kunnen gaan en
de bestuurder het zicht kunnen ontnemen.
Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg heb-
ben. ●
Nad at
de motorkap gesloten werd, dient u
te controleren of de vergrendeling goed vast-
geklikt is in de slotplaat. De gesloten motor-
kap moet vlak met de carrosseriedelen erom-
heen liggen.
● Als u onder het rijden vaststelt dat de mo-
torkap niet
goed gesloten is, moet u onmid-
dellijk stoppen en de motorkap goed sluiten.
● Open en sluit de motorkap alleen als nie-
mand z
ich binnen de actieradius ervan be-
vindt. VOORZICHTIG
● Om sc h
ade aan de motorkap en ruitenwis-
sers te voorkomen, mag de motorkap alleen
geopend worden als de wisserarmen op de
voorruit liggen.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. 286