Page 177 of 340

Vervoeren en praktische uitrustingenFunctieNodige handelingen
Het vak achterin open
houden:
De haak aan de rechterzijde
van de kofferruimte achterin
uittrekken en de vloer van de
kofferruimte eraan hangen
››› pag. 157.
Het vak sluiten:
De haak opbergen en het
achterste deel van de koffer-
ruimtevloer naar onderen du-
wen 4
. Extra opbergmogelijkheden:
●
In de middenconsole, voorin en achterin.
● In de portierbekledingen, voorin en achter-
in.
● Kledinghaken in de mid dens
tijlen van de
portieren en de dakhandgrepen achterin.
● Tashaken in de bagag
eruimte ›››
pag. 157. ATTENTIE
Opgehangen kledingstukken kunnen het
zic ht
van de bestuurder beperken en ernstige
ongevallen veroorzaken.
● Hang de kleding zo aan de haken op dat het
zicht
van de bestuurder er niet door wordt be-
perkt.
● Gebruik de kledinghaken alleen voor het
ophang
en van lichte kleding. Plaats nooit
zware, harde of scherpe voorwerpen in de
tassen. VOORZICHTIG
Houd het vak van de cd-wisselaar gesloten
tijdens het
rijden, aangezien de trillingen de
cd-wisselaar kunnen beschadigen. Let op
In het vak aan de linkerzijde van de koffer-
ruimte ac ht
erin bevindt zich de verbandtrom-
mel. Bekerhouder
In l
eidin
g tot thema Flessenhouder
In de open
v
akk
en van de bestuurders- en
bijrijdersportieren, alsook in dat van de
schuifdeur, bevindt zich een flessenhouder. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de bekerhouders kan
leiden t ot
letsel.
● Geen hete dranken in de blikjeshouder zet-
ten. Tijden
s het rijden kunnen door remmen
of bruusk manoeuvreren hete dranken om-
slaan en brandwonden veroorzaken.
● Zorg ervoor dat tijdens het rijden geen fles-
sen of andere
voorwerpen in de voetenruimte
van de bestuurder kunnen vallen. Die zouden
de pedalen kunnen blokkeren. ●
Plaat s
nooit grote verpakkingen, voedsel of
andere zware voorwerpen in de bekerhouder.
Bij een ongeval kunnen deze zware voorwer-
pen "door het interieur" geslingerd worden
en ernstig letsel veroorzaken. ATTENTIE
Gesloten flessen in het interieur van de wa-
g en k u
nnen bij hoge of lage temperaturen
barsten of ontploffen.
● Laat nooit een gesloten fles in de wagen
achter a
ls het er te heet of te koud is. VOORZICHTIG
Laat tijdens het rijden geen open verpakkin-
gen in de b lik
jeshouders. Die kunnen tijdens
het remmen bijv. uitlopen en schade veroor-
zaken in de wagen en aan het elektrische
systeem. Let op
De blikjeshouders kunnen uitgenomen wor-
den om z e t
e reinigen. 175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 178 of 340

Bedienen
Bekerhouders in de middenconsole Afb. 189
Middenconsole voorin: bekerhouder. ●
Om te open en, verplaatst u het deksel naar
ac ht
eren ››› afb. 189.
● Om te sluiten, verplaatst u het deksel naar
vor
en. Blikjeshouders, achter* Afb. 190
Achterste gedeelte van middencon-
so l
e: de b
likjeshouder openklappen. De blikjeshouder van de middenconsole ach-
t
erin openen en s
luit
en
● Om te openen, klapt u de blikjeshouder
naar onder
en, in de richting van de pijl
››› afb. 190.
● Om te sluiten, beweegt u de blikjeshouder
naar bo
ven.
De derde zitrij is uitgerust met een blikjes-
houder in het vak van de zijbekleding, ach-
terin links. Asbak en sigarettenaansteker*
Asbak Afb. 191
Middenconsole voorin: asbak geslo-
t en. In het voorste gedeelte van de middenconso-
l
e
›
›
› afb. 191 en in de zijbekleding van de
achterportieren kan een asbak ingebouwd
zijn.
Asbak openen of sluiten
● Om te openen heft u het deksel van de as-
bak
op.
● Om te sluiten, duwt u het deksel van de as-
bak
naar onderen.
Asbak legen
● Haal de asbak uit de bekerhouder of de zij-
bekledin
g van de portieren door deze omh-
oog te trekken.
176
Page 179 of 340

Vervoeren en praktische uitrustingen
● Zet
n
a het legen de asbak van boven af in
de bekerhouder of zijbekleding van de por-
tieren. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de sigarettenaansteker
kan br and of
brandwonden, en ander ernstig
letsel veroorzaken.
● Leg nooit papier of andere brandbare voor-
werpen in de as
bak.Sigarettenaansteker
Afb. 192
Middenconsole voorin: sigarette-
n aan
s
teker. Afhankelijk van de uitvoering kan er in het
v
oor
s
te gedeelte van de middenconsole
››› afb. 192, of in het voorste gedeelte van de
middenconsole een sigarettenaansteker in-
gebouwd zijn. ●
Druk de knop v
an de sigarettenaansteker in
met het contact ingeschakeld ››› afb. 192.
● Wachten tot de knop terugspringt.
● Trek de sigarettenaansteker uit en houd de
gloeiende kop te
gen de sigaret ››› .
● Plaats de aansteker terug in de houder. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de sigarettenaansteker
kan br and of
brandwonden, en ander ernstig
letsel veroorzaken.
● De sigarettenaansteker mag alleen gebruikt
worden om s
igaretten en andere rookwaar
aan te steken.
● Laat kinderen nooit zonder toezicht in de
wagen ac
hter. Wanneer het contact is inge-
schakeld, zouden zij de sigarettenaansteker
kunnen gebruiken. Let op
De sigarettenaansteker kan ook gebruikt wor-
den al s
12 V stopcontact ››› pag. 177. Stopcontacten
In l
eidin
g tot thema De stopcontacten van de wagen kunnen ge-
bruikt
w
or
den voor elektrische apparaten. Aangesloten apparaten moeten zich in per-
fecte s
taat bevinden zonder storingen. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van stopcontacten en elek-
tris c
he apparaten kan tot ernstig lichamelijk
letsel leiden en brand veroorzaken.
● Laat kinderen nooit zonder toezicht in de
wagen ac
hter. Wanneer het contact is inge-
schakeld, zouden zij de stopcontacten en
aangesloten apparaten kunnen gebruiken.
● Indien een aangesloten elektrisch apparaat
te warm w
ordt, dient u het onmiddellijk uit te
zetten en los te koppelen. VOORZICHTIG
● Om bes c
hadiging van het elektrische sys-
teem van de wagen te voorkomen, mogen
nooit accessoires voor extra stroomvoorzie-
ning, zoals zonnepanelen of acculaders, aan-
gesloten worden op het 12 V stopcontact.
● Gebruik uitsluitend accessoires waarvan de
elektrom
agnetische compatibiliteit goedge-
keurd is volgens de geldende voorschriften.
● Om schade door spanningsvariaties te ver-
mijden, moeten al
le stroomverbruikers aan-
gesloten op de 12 V stopcontacten uitgezet
worden alvorens het contact wordt in- en uit-
geschakeld, en alvorens de motor in werking
wordt gesteld.
● Sluit nooit een apparaat aan op het 12 V
stopc
ontact waarvan het verbruik hoger is
dan het aangegeven vermogen in Watt. » 177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 180 of 340

Bedienen
Indien de maximale vermogensopname over-
sc
hr
eden wordt, kan het elektrische systeem
van de wagen beschadigd raken. Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet draaien terwijl de wagen
s ti l
staat. Let op
● Wanneer het c
ontact is ingeschakeld en de
accessoires aan staan terwijl de motor niet
draait, zal de accu van de wagen ontladen
worden.
● De toestellen zonder afscherming kunnen
interf
erenties veroorzaken met de radio en
elektronica van de wagen.
● Als elektrische apparaten bij de achterruit-
antenne wor
den gebruikt, kan de ontvangst
op het AM-frequentiebereik van de radio ge-
stoord zijn. Stopcontacten van de wagen
Afb. 193
Achterste gedeelte van middencon-
so l
e: 12-
volt stopcontact Afb. 194
Deel van de middenconsole achter-
in: eur oc
onnect
or-contact van 230 V. Afhankelijk van de wagenversie kan uw wa-
g
en
v
oorzien zijn van een 12 V stopcontact
en/of een 230 V stopcontact. Maximaal stroomverbruik
StopcontactMaximaal stroomverbruik
12 volt120 watt
230 volt150 watt (piek van 300 watt)
De maximale capaciteit van elk stopcontact
mag niet
o
verschreden worden. Op het ho-
mologatieplaatje van elk apparaat staat het
stroomverbruik ervan vermeld.
Indien twee of meer apparaten tegelijk aan-
gesloten worden, mag het totale verbruik van
alle verbonden toestellen nooit 190 watt
overschrijden ››› .
12 V
s
topcontact
Het 12 V stopcontact werkt enkel wanneer
het contact is ingeschakeld.
Wanneer het contact is ingeschakeld en de
elektrische apparaten aan staan terwijl de
motor niet draait, zal de accu van de wagen
ontladen worden. Daarom mogen alleen op
het stopcontact aangesloten stroomverbrui-
kers gebruikt worden wanneer de motor
draait.
Om schade door spanningsfluctuaties te
voorkomen, moet de stroomverbruiker aan-
gesloten op het 12 V stopcontact uitgezet
worden alvorens het contact wordt in- en uit-
geschakeld, en alvorens de motor in werking
wordt gesteld.
178
Page 181 of 340

Vervoeren en praktische uitrustingen
12 V stopcontacten kunnen gevonden wor-
den op de v
o
lgende plaatsen in de wagen:
● Vak in het centrum van de middenconsole.
● Vak voorin in de middenconsole.
● Opbergvak voorin in de middenarmsteun.
● Middenconsole achterin ›››
afb. 193.
● In de kofferruimte, achterin rechts.
230 V eur
oconnector-contact*
Het stopcontact kan enkel gebruiken wan-
neer de motor draait ››› .
E en e
lektris
ch apparaat aansluiten: de stek-
ker in het stopcontact steken tot de aanslag
om de ingebouwde kinderbeveiliging te de-
blokkeren. De stroom werkt enkel wanneer
de kinderbeveiliging gedeblokkeerd is.
Led-weergave in het stopcontact ››› afb. 194
Permanent groen
licht:Het kinderslot is ontgrendeld.
Het stopcontact kan gebruikt
worden.
Knipperend rood licht:Er is een storing (bijv. uitscha-
kelen door overmatige stroom
of temperatuur). Thermische beveiliging
D
e om
v
ormer van de 230 V euroconnector
wordt automatisch uitgeschakeld wanneer
een bepaalde temperatuur overschreden
wordt. Hiermee wordt oververhitting in geval van verhoogd stroomverbruik van de aange-
sloten ap
paraten of overmatige omgevings-
temperatuur vermeden. Na een afkoelfase
schakelt de spanningsomvormer automa-
tisch weer in. De apparaten aangesloten op
het stopcontact die aan staan zullen opnieuw
werken. Schakel daarom de elektrische appa-
raten aangesloten op het stopcontact uit
wanneer de stroomomvormer uitgeschakeld
wordt door oververhitting. ATTENTIE
Hoge spanning in de elektrische installatie!
● Vermijd dat vloeistoffen terechtkomen op
het s t
opcontact.
● Sluit geen adapter of verlengsnoer aan op
de 230 V eur
oconnector. Anders wordt de kin-
derbeveiliging uitgeschakeld en staat de con-
nector onder stroom.
● Steek geen stroomgeleidende voorwerpen
zoa
ls breinaalden in de 230 V euroconnector. VOORZICHTIG
● Neem de ge bruik
saanwijzing van de aan te
sluiten apparaten in acht!
● Overschrijd nooit het maximale stroomver-
bruik. Dit kan het
algemene elektrische sys-
teem van de wagen beschadigen.
● 12 V stopcontact:
– Gebruik uit
sluitend accessoires waarvan
de elektromagnetische compatibiliteit goedgekeurd is volgens de geldende
voor
s
chriften.
– Extra voeding voor het stopcontact is niet
toegestaan.
● 230 V euroconnector-contact:
– Nooit te
zware apparaten of connectoren
direct aansluiten op het stopcontact (bijv.
een transformator).
– Geen lampen met neonbuizen aansluiten.
– Uitsluitend apparaten aansluiten waar-
van het voltage overeenkomt met dat van
het stopcontact.
– Het inschakelen van stroomverbruikers
met hoge aanloopstroom wordt verhin-
derd door de beveiliging tegen overbelas-
ting. In dat geval moet de voedingskabel
losgekoppeld worden van de stroomver-
bruiker en probeert u na ongeveer 10 se-
conden opnieuw het apparaat aan te slui-
ten. Let op
● Het i s
mogelijk dat een aantal apparaten
niet correct werkt in de 230 V euroconnector
door een gebrek aan vermogen (watt).
● De 230 V euroconnector kan gewijzigd wor-
den voor ap
paraten van 115 V en omgekeerd.
Raadpleeg een gespecialiseerde winkel voor
advies over accessoires ter aanpassing aan
de connector. SEAT raadt u aan de Technische
Dienst te raadplegen. 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 182 of 340

Bedienen
Airconditioning
Klim aatr
e
geling
Inleiding tot thema De informatie van de Climatronic weergeven
Op het di
s
play van de radio of het navigatie-
systeem, geïnstalleerd af fabriek, wordt kort
informatie met betrekking tot de Climatronic
getoond.
De meeteenheden van de temperatuur kun-
nen weergegeven worden op de radio of het
navigatiesysteem, geïnstalleerd af fabriek, en
naargelang de uitvoering van de wagen aan-
gepast worden in het menu Configuratie
op het instrumentenpaneel. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed
te kunnen zien wat er buiten de wagen alle-
maal gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
snell
e ontwaseming van de ruiten worden
verkregen wanneer de motor zijn normale
werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen rij-
den als het zicht goed is. ●
Zor g er a
ltijd voor dat u de airconditioning
en de achterruitverwarming correct gebruikt
om goed te kunnen zien wat er buiten de wa-
gen allemaal gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur-
der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Schakel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Als
u vermoedt dat de airconditioning de-
fect is, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. SEAT raadt u aan de
Technische Dienst te raadplegen. ●
In wag en
s met airconditioning mag niet ge-
rookt worden wanneer de luchtcirculatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan raadt SEAT aan de koeling
(compressor) ingeschakeld te laten. Druk
hiervoor op de toets A/C . Het controlelampje
in de toet s
moet gaan branden.
● Bij hoge luchtvochtigheid buiten en hoge
buitent
emperaturen kan condenswater van de
verdamper van de airconditioning lekken en
onder de wagen een waterplas vormen. Dit is
normaal en betekent niet dat er een lek is!
● De luchtinlaat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeu
w of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen. Knoppen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 36
180
Page 183 of 340

Airconditioning
De betreffende toets indrukken om een func-
tie in- of uit
t
e schakelen. Om de functie uit te
schakelen, nogmaals op de toets drukken.
De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven dat de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
Een aantal bedieningselementen van de Cli-
matronic kan zich ook op het bedieningspa-
neel van de airconditioning, achterin in de
middenconsole bevinden. Deze elementen
dienen voor de afstelling voor de plaatsen
achterin. Let op
● In REAR-f u
nctie zijn niet alle knoppen van
de Climatronic actief.
● Tijdens het ontwasemen, blijft de toets
REAR geblokkeerd. Bediening achterin
Afb. 195
Middenconsole: Deel van de bedie-
nin g ac
ht
erin.
Regelaar
››› afb. 195Beschrijving
AKnop om de temperatuur te regelen.
BKnop om de luchtstroom te regelen. Gebruiksaanwijzingen voor de aircon-
ditionin
g Het koelsysteem van het interieur werkt al-
l
een w
anneer de mot
or draait en de ventilator
aan staat.
Voor een optimale werking van de aircondi-
tioning moeten de ruiten en het elektrisch
bedienbaar panoramaschuifdak gesloten
blijven. Wanneer echter het interieur bij een
stilstaande wagen door binnenvallende zon- nestralen sterk is verwarmd, kan het afkoelen
worden
versneld door de ruiten en het elek-
trisch bedienbaar panoramadak even te ope-
nen.
Instelling voor een optimaal zicht
Wanneer de airconditioning in werking is,
wordt niet alleen de temperatuur van het in-
terieur verlaagd, maar ook het vochtgehalte.
Wanneer de luchtvochtigheid buiten hoog is,
zullen de ruiten op die manier niet beslaan
en wordt het comfort van de inzittenden ver-
hoogd.
Op de handbediende elektrische airconditio-
ning
● Circulatiefunctie uitschakelen ›››
pag. 183.
● Zet de ventilator in de gewenste stand.
● Zet de temperatuurregelaar in de middelste
stand.
● D
e luchtroosters in het dashboard ›››
pag.
182 openen en richten.
● Draai de luchtverdeelregelaar in de gewen-
ste s
tand.
Met Climatronic
● AUTO -toets indrukken.
● Stel de temperatuur in op +22°C (+72°F).
● De luchtroosters in het dashboard ››
›
pag.
182 openen en richten. »
181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 184 of 340

Bedienen
Climatronic: De temperatuurweergave op het
s c
herm
van de radio of het geïnstalleerde na-
vigatiesysteem omzetten van de fabrieksin-
stellingen
Het omzetten van de temperatuurindicatie
van Celsius naar Fahrenheit op het scherm
van de radio resp. het navigatiesysteem is
mogelijk via het menu op het instrumenten-
paneel ›››
pag. 30.
Het koelsysteem kan niet geactiveerd wor-
den
Als het koelsysteem niet kan worden inge-
schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben: ●
De motor s taat uit.
● De ventilator is uitgeschakeld.
● De zekering van de airco is doorgebrand.
● De buitentemperatuur is lager dan ca.
+3 °C (+38 °F).
● D
e compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
In het gev
al van een hoge luchtvochtigheid
en omgevingstemperatuur is het mogelijk dat
condenswater van de verdamper van de airco
kan uitlopen en een plas vormt onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de
ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel mogelijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 196
Luchtroosters in het dashboard.182