Page 33 of 340

De essentieRuitbedie-
ning
Instelling van de ruitbediening: hiermee
kunnen alle ruiten geopend of gesloten
worden wanneer de wagen wordt ont-
grendeld respectievelijk vergrendeld.
De openingsfunctie kan enkel ingescha-
keld worden in het portier van de be-
stuurder
››› pag. 129.
Helling van
de achteruit-
kijkspiegelHelt de achteruitkijkspiegel van de bij-
rijder naar onderen wanneer in achteruit
geschakeld wordt. Zo kan bijvoorbeeld
de stoeprand waargenomen worden
››› pag. 142.
Regel. ach-
teruitkijk-
spiegelIndien de instelling gesynchroni-
seerd wordt geselecteerd, wordt bij het
aanpassen van de spiegel van de be-
stuurder ook die van de bijrijder afge-
steld.
Afstelling in
productieEen aantal functies van het submenu Comfort wordt terug op hun fabrieksin-
stelling gezet.
TerugHet menu Configuratie wordt op-
nieuw weergegeven. Submenu
Licht & zicht.
Coming Ho-
meHiermee kan ingesteld worden hoe lang
de lampen blijven branden na het ver-
grendelen of ontgrendelen van de wa-
gen, en kan deze functie in- of uitge-
schakeld worden ››› pag. 136.
Leaving Ho-
me
Licht voeten-
ruimte
Hiermee kan de intensiteit van de ver-
lichting in de voetenruimte met geopen-
de portieren aangepast worden, en kan
deze functie in- en uitgeschakeld wor-
den.
Comfortlich-
ten
De comfortlichten in- of uitschakelen.
Wanneer de comfortlichten zijn inge-
schakeld, knipperen deze lichten min-
stens drie keer bij het activeren van het
knipperlicht ››› pag. 133.
Afstelling in
productieAlle configuraties in het submenu
Licht & zicht worden terug op hun
fabrieksinstelling gezet.
Reislampen
Instelling van de lampen in landen waar
men aan de andere kant van de weg
rijdt. Bij het inschakelen van het merk,
worden de lampen van een wagen met
het stuur links ingesteld voor het rijden
aan de linkerzijde. Deze functie mag
slechts gedurende een korte tijd ge-
bruikt worden.
TerugHet menu Configuratie wordt op-
nieuw weergegeven. Persoonlijke comfortinstellingen
Wanneer twee personen dezelfde wagen de-
l
en, bev
eelt
SEAT aan dat elke persoon
steeds "zijn eigen" sleutel met afstandsbe-
diening gebruikt. Wanneer het contact wordt
uitgeschakeld of de wagen wordt vergren-
deld, worden de persoonlijke comfortinstel- lingen opgeslagen en automatisch toegewe-
zen aan de sl
eutel van de wagen ››› pag. 26.
De persoonlijke comfortinstellingen van de
volgende menu-opties worden toegewezen
aan de sleutel van de wagen:
■ Menu Interieurvoorverwarming
■ Menu Configuratie
■Tijd
■ Taal
■ Eenheden
■ Menu Comfortinstellingen
■ Openen van de portieren (individuele
opening, Auto Lock)
■ Comfortbediening van de ruiten
■ Helling achteruitkijkspiegel
■ Menu Instellingen licht & zicht.
■ Coming home en Leaving home
■ Licht voetenruimte
■ Comfortlichten
De opgeslagen instellingen worden automa-
tisch geactiveerd, pas bij het inschakelen van
het contact. Zie ook de informatie en advie-
zen met betrekking tot het geheugen van de
stoelen ›››
pag. 149. 31
Page 34 of 340

De essentie
Snelheidsregelsysteem B edienin
g
van het snelheidsregelsys-
teem (SRS)* Afb. 46
Links van de stuurkolom: bedienings-
s c
h
akelaar en -elementen van de GRA. ●
GRA aanzetten: keuzehendel in stand 1 ›››
afb. 46 z
etten. Het systeem wordt inge-
schakeld, maar regelt niet omdat geen enke-
le snelheid is geprogrammeerd.
● GRA activeren: drukken op de knop A›››
afb. 46 . B
ewaart en regelt de huidige snel-
heid.
● GRA tijdelijk uitzetten: hendel naar
2
› ›
› afb
. 46 zetten en loslaten, of rem of
koppeling intrappen. Het snelheidsregelsys-
teem wordt tijdelijk uitgeschakeld.
● GRA opnieuw aanzetten: hendel naar
1
› ›
› afb. 46 zetten en loslaten. De opgesla-
gen snelheid wordt opnieuw bewaard en ge-
regeld. ●
Geprogrammeer
de snelheid verhogen tij-
dens GRA-regeling: hendel kort naar
+ brengen om de snelheid te verhogen in
int er
v
allen van 10 km/u. Indien u deze inge-
drukt blijft houden, zal de wagen accelereren
tot de gewenste snelheid. Op het moment
dat de toets wordt losgelaten, is de actuele
snelheid in het geheugen opgeslagen.
● Geprogrammeerde snelheid verlagen tij-
dens GRA-r
egeling: hendel kort naar
– brengen om de snelheid te verlagen in in-
t er
v
allen van 10 km/u. Indien u deze inge-
drukt houdt, wordt de snelheid verlaagd door
het gaspedaal te blokkeren zonder dat de
remmen in werking treden. Op het moment
dat de toets wordt losgelaten, is de actuele
snelheid in het geheugen opgeslagen.
● GRA uitschakelen: hendel in stand 2 ›››
afb. 46 br
engen. Het systeem wordt uitge-
schakeld en de opgeslagen snelheid gewist.
››› in Snelheidsregelsysteem gebrui-
ken op pag. 230
››› pag. 229 Controlelampjes
C ontr
o
le- en waarschuwingslampjes Rode lampjes
Niet verder rijden!
De elektronische parkeerrem is
ingeschakeld, het peil van de
remvloeistof is te laag of het
remsysteem vertoont een sto-
ring.
››› pag.
194
Niet verder rijden!
Storing in het koelsysteem van
de motor.››› pag.
290
Niet verder rijden!
De motoroliedruk is te laag.››› pag.
287
Niet verder rijden!
Minstens één van de portieren
staat open of is niet goed geslo-
ten.››› pag.
123
Niet verder rijden!
De achterklep staat open of is
niet goed gesloten.››› pag.
126
Niet verder rijden!
Storing in stuurinrichting.››› pag.
188
De motor mag niet opnieuw ge-
start worden!
Peil van "AdBlue" te laag.›››
pag.
281
de bestuurder of voorpassagier
heeft de veiligheidsgordel niet
om.›››
pag.
65 32
Page 35 of 340

De essentie
Trap het rempedaal in!
Schake-
len
››› pag.
200
Remmen
››› pag.
194
Generator defect.›››
pag.
296 Gele lampjes
Remblokken voor versleten.
›››
pag.
194
brandt: ESC defect of uitgescha-
keld.
knippert: ESC actief.
ASR handmatig buiten werking
gesteld.
Storing in ABS, of werkt niet.
Storing in elektronische parkeer-
rem.›››
pag.
194
Mistachterlicht aan.›››
pag.
133
brandt: Rijlicht geheel of gedeel-
telijk defect.›››
pag.
93
knippert: Storing in het systeem
van de bochtenverlichting.››› pag.
133
brandt of knippert
: storing in uit-
laatgascontrolesysteem.
››› pag.
208
brandt: voorverwarmen van de
dieselmotor.
knippert: storing in het diesel-
motormanagement.
Storing in het benzinemotorma-
nagement.
Roetfilter verstopt.
storing in stuurinrichting.›››
pag.
188
Bandenspanning te laag.›››
pag.
300
Storing in indicator bandenspan-
ning.››› pag.
243
Het vloeistofpeil voor het wassen
van de spiegels is te laag.›››
pag.
140
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
276
knippert: motoroliesysteem de-
fect.›››
pag.
287
brandt: motoroliepeil te laag.
Storing in het systeem van air-
bags en gordelspanners.›››
pag.
73
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
73
"AdBlue" bijvullen, of er is een
storing in het "AdBlue"-systeem.›››
pag.
281
De benzinetank is niet goed ge-
sloten.›››
pag.
276
De rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld, maar niet
actief.›››
pag.
231 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
133
Alarmlichten aan.››› pag.
83
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag.
200
Remmen
››› pag.
194
Snelheidsregelsysteem actief.›››
pag.
229
de rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld en actief.›››
pag.
231
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.
›››
pag.
133
Grootlichtregeling (Light Assist)
ingeschakeld.
Elektronische wegrijblokkering
actief.›››
pag.
190» 33
Page 36 of 340

De essentie
Service-intervalindicatie.›››
pag.
106
Mobiele telefoon gekoppeld via
Bluetooth met origineel hand-
sfree apparaat.›››
brochu-
re Radio
of ››› bro-
chure Na-
vigatiesys-
teem
Indicatie ladingstoestand accu
mobiele telefoon. Uitsluitend
beschikbaar voor apparaten die
zijn gemonteerd af fabriek.
IJzelwaarschuwing. Buitentem-
peratuur is lager dan +4 °C
(+39 °F).›››
pag.
105
››› in Controle- en waarschuwingslamp-
jes op pag. 108
››› pag. 108 Versnellingshendel
Handg e
s
chakelde versnellingsbak Afb. 47
Schakelschema van handgeschakelde
6- v
er
snellingsbak. In de versnellingshendel zijn de standen van
de
v
er
snellingen aangeduid ››› afb. 47.
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Z
et de versnellingshendel in de gewenste
stand.
● Laat
het koppelingspedaal los.
Acht
eruitversnelling inschakelen
● Houd het koppelingspedaal helemaal inge-
trapt.
● Druk
de versnellingshendel in neutrale
stand om
laag, beweeg hem dan helemaal
naar links en daarna naar voren om de ach-
teruitversnelling ››› afb. 47 R te selecteren.●
Laat het
k
oppelingspedaal los.
››› in Handgeschakelde versnellings-
bak op pag. 201
››› pag. 201 Automatische versnellingsbak*
Afb. 48
Automatische versnellingsbak: keuze-
hendel s
t
anden. Parkeervergrendeling
A
c
ht
eruitversnelling
Neutrale stand (vrijloop)
Permanente stand voor vooruitversnel-
ling
Tiptronic-modus: hendel naar voren ( +)
trekken om op te schakelen of naar ach-
teren (–) om terug te schakelen.
P
R
N
D/S
+/–
34
Page 37 of 340

De essentie
››› in Automatische versnellingsbak*
op pag. 202
››› pag. 201
››› pag. 35 Noodontgrendelen van de keuzehen-
del
Afb. 49
Verwijder de bekleding van de ver-
s nel
lin
gsindicator. Afb. 50
Noodontgrendeling van de vergrende-
ling v
an de keuzehendel. Als de stroom van de wagen uitvalt en de wa-
g
en w
or
den geduwd of getrokken (bijv. om-
dat de accu leeg is), dan moet de keuzehen-
del worden geplaatst op N met behulp van de
noodontgrendeling.
De noodontgrendeling bevindt zich onder de
afdekking van het versnellingsbakpaneel,
rechts in de rijrichting. U hebt een gepast
hulpmiddel nodig om de keuzehendel te ont-
grendelen (bijvoorbeeld een schroevendraai-
er).
Voorbereidingen
● Schakel de parkeerrem in. Als de parkeer-
rem niet g
eactiveerd wordt, zorg er dan op
een andere manier voor dat de wagen niet
kan bewegen. ●
Contact
uitschakelen.
Verwijder de afdekking van het versnellings-
bakpaneel ● Trek de afdekking naar boven aan de stof-
hoes
van de keuzehendel ››› afb. 49.
● Trek de afdekking over de keuzehendel
›››
.
Noodont gr
endel
en van de keuzehendel
● Druk de ontgrendelingshendel ›››
afb. 50 in
de pijlrichting en houd deze in deze positie.
● Druk op de knop voor vergrendeling ›››
afb.
49 1 op de bovenzijde van de keuzehendel
en p l
aats
de hendel in de positie N. ATTENTIE
Haal de keuzehendel nooit uit positie P ter-
wijl de el
ektronische parkeerrem uitgescha-
keld is. Anders kan de wagen zich onver-
wachts in beweging zetten op steile hellingen
en ernstige ongevallen veroorzaken. VOORZICHTIG
Indien het voertuig rijdt met de motor uit en
de keuz ehendel
in de stand N aan hoge snel-
heid en gedurende langere tijd (bijv. bij het
slepen), dan zal de versnellingsbak bescha-
digd worden. 35
Page 38 of 340
De essentie
Airconditioning Hoe w erkt
de air
conditioning? Afb. 51
Deel van de middenconsole: Knoppen voor de handbediende elektri-
sc he air
conditioning. Afb. 52
Deel van de middenconsole: bedieningselementen van de Climatronic.
Toets, regelingAanvullende informatie. Handbediende elektrische airconditioning ››› afb. 51; Climatronic ››› afb. 52.
1 TemperatuurHandbediende elektrische airconditioning: Draai de regelknop om de temperatuur overeenkomstig in te stellen. De stand
MAX komt overeen met
het maximale vermogen van de airco. De luchtcirculatie en airco worden automatisch ingeschakeld.
Climatronic: De rechter- en linkerzijde kunnen afzonderlijk worden geregeld. Draai de regelknop om de temperatuur overeenkomstig in te stellen. 36
Page 39 of 340

De essentieToets, regelingAanvullende informatie. Handbediende elektrische airconditioning
››› afb. 51; Climatronic ››› afb. 52.
2 Ventilator
Handbediende elektrische airconditioning: stand 0: uitgeschakelde ventilator en airconditioning (handmatig), stand 4: maximale ventilatorsnelheid.
Climatronic: het vermogen van de ventilator wordt automatisch geregeld. Draai de knop om ook de ventilator handmatig te regelen.
3 LuchtverdelingHandbediende elektrische airconditioning: draai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
Climatronic: De luchtstroom wordt automatisch ingesteld op een comfortabele waarde. Deze kan ook handmatig worden ingeschakeld met de knop-
pen 3
.
4Climatronic: Schermweergave ingestelde temperatuur voor de linker- resp. rechterzijde.
Handbediende elektrische airconditioning: ontwasemingsfunctie. De luchtstroom wordt naar de voorruit geleid. In deze stand wordt de luchtcircula-
tiefunctie automatisch uitgeschakeld of niet gestart. Verhoog het vermogen van de ventilator om de voorruit zo snel mogelijk te ontwasemen. Het
aircosysteem wordt automatisch ingeschakeld om de lucht te drogen.
Climatronic: ontwasemingsfunctie. De aangezogen buitenlucht wordt naar de voorruit geleid en de circulatiefunctie wordt automatisch uitgeschakeld.
Om de voorruit sneller te ontwasemen, wordt vocht onttrokken uit de lucht bij temperaturen boven ong. +3 °C (+38 °F) en draait de ventilator op
maximaal vermogen.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
Luchtverdeling naar de voetenruimte.
Handbediende elektrische airconditioning: Luchtverdeling naar de voorruit en de voetenruimte.
Climatronic: Luchtverdeling naar boven.
Achterruitverwarming: Werkt enkel wanneer de motor draait en wordt automatisch uitgeschakeld na 10 minuten.
Handbediende elektrische airconditioning: Luchtcirculatie
››› pag. 183.
Climatronic: handmatige en automatische luchtcirculatie
››› pag. 183
Toets voor onmiddellijke inschakeling van de interieurvoorverwarming
››› pag. 184.
Toets voor stoelverwarming
››› pag. 149.» 37
Page 40 of 340

De essentieToets, regelingAanvullende informatie. Handbediende elektrische airconditioning
››› afb. 51; Climatronic ››› afb. 52.
Climatronic: Naargelang van de uitrusting van de wagen kan het bedieningspaneel van de airconditioning een knop voor de voorruitverwarming be-
vatten. De voorruitverwarming werkt uitsluitend wanneer de motor draait en wordt automatisch uitgeschakeld na enkele minuten.
De knop indrukken om het koelsysteem aan of uit te zetten.
Climatronic: Temperatuurinstellingen aan de zijde van de bestuurder accepteren voor de passagierszijde: Zodra het controlelampje van de knop
SYNCgaat branden, worden de temperatuurinstellingen voor de bestuurderszijde ook toegepast voor de passagierszijde. Druk op de knop of bedien de
temperatuurregelaar voor de passagierszijde als u de temperatuur aan die zijde afzonderlijk wilt instellen. In de knop gaat geen controlelampje bran-
den.
Climatronic: Automatische regeling van temperatuur, ventilatie en luchtverdeling. Schakelaar indrukken om de functie in te schakelen. In de toets
AUTO brandt het controlelampje.
Climatronic: De knop
REAR indrukken om de airco voor de zitplaatsen achter afzonderlijk te regelen van de zitplaatsen voor. Bij ingeschakelde functie
brandt het lampje in de knop REAR. De instellingen voor de zitplaatsen achterin worden weergegeven. Om de functie uit te schakelen, drukt u op-
nieuw op de knop, of tipt u geen enkele toets aan gedurende ong. 10 seconden.
Climatronic: De knop
REST indrukken om de warmte te gebruiken afkomstig van de motor. Wanneer de motor nog warm is en het contact is uitgescha-
keld, kan gebruik gemaakt worden van de warmte die de motor afgeeft voor de verwarming van het interieur. Wanneer een functie ingeschakeld
wordt, gaat het controlelampje in de toets REST
branden. De functie wordt na ongeveer 30 minuten uitgeschakeld of als het accupeil laag is.
a)
Uitschakelen.
Handbediende elektrische airconditioning: draai de ventilatieregelknop in de stand 0.
Climatronic: op de knop
OFF
drukken of de ventilator handmatig op 0 zetten. Wanneer het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het controlelampje in
de knop OFF branden.
a)
Afhankelijk van de uitvoering van het model.
››› in Inleiding tot thema op pag. 180
››› pag. 180 38