Page 129 of 340

Openen en sluiten
ATTENTIE
Als de achterklep niet correct gesloten is, kan
deze tijden s
het rijden onverwacht opengaan
en ernstig letsel veroorzaken.
● Zet onmiddellijk de wagen stil en sluit de
achterk
lep.
● Controleer na het sluiten van de achterklep
of de v
ergrendeling in de slotplaat goed is
vastgeklikt. Let op
Bij buitentemperaturen van minder dan 0 ℃
(+32 °F) ku nnen de op g
asdruk werkende
schokdempers niet altijd de achterklep auto-
matisch omhoogklappen. Open in dit geval
de achterklep handmatig. De achterklep sluiten
Afb. 137
Achterklep geopend: uitsparing voor
dic httr
ekk
en. Achterklep sluiten
●
Pak de uitsparing van de binnenbekleding
v an de ac ht
erklep ››› afb. 137 (pijl) vast.
● Duw de achterklep omlaag tot deze in het
slot
vastklikt.
● Controleer of de achterklep correct is vast-
geklikt
door aan de achterklep te trekken.
De achterklep vergrendelen
Wanneer u de wagen ontgrendelt en geen
van de portieren of de achterklep opent,
wordt de wagen na 30 seconden automatisch
opnieuw vergrendeld. Deze functie voorkomt
dat de wagen onbedoeld continu is ontgren-
deld.
De wagen kan alleen worden vergrendeld als
de achterklep correct gesloten en vastgeklikt
is.
● De achterklep kan ook met de centrale ver-
grendeling
vergrendeld worden.
● Wanneer de achterklep van een vergrendel-
de wagen met
de knop van de autosleutel
ont gr
endel
d wordt, wordt de wagen wanneer
de achterklep gesloten wordt opnieuw ver-
grendeld.
● Een gesloten maar niet vergrendelde ach-
terkl
ep wordt bij een snelheid van ongeveer
9 km/h (7 mph) automatisch vergrendeld. ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde manier of
op een onbeheers t
e manier gesloten wordt,
kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Laat de wagen nooit onbeheerd achter en
laat nooit
kinderen in of rondom de wagen
spelen, met name als de achterklep geopend
is. Kinderen kunnen in de bagageruimte klim-
men, de achterklep sluiten en opgesloten ko-
men te zitten. In een afgesloten wagen kan
het, afhankelijk van het jaargetijde, zo ex-
treem warm of koud worden dat dit tot ern-
stig letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden. Let op
Zorg, voordat u de achterklep sluit, dat u de
sl eut
el niet in de bagageruimte gelaten hebt. Achterklep elektrisch bedienen
Afb. 138
Knop met geopende achterklep. » 127
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 130 of 340

Bedienen
Openen van de achterklep
● Druk de knop van de wagensleutel en-
k el
e sec
onden in totdat de achterklep auto-
matisch geopend wordt.
● OF: houd de toets op de middenconso-
l e on
g
eveer een seconde ingedrukt
››› afb. 6.
● OF: druk de toets ››
›
afb. 7 (pijl) van de
achterklep in.
Als er moeilijkheden optreden of een voor-
werp in de weg staat, wordt het automatisch
openen van de achterklep onderbroken.
De elektrisch bediende achterklep kan niet
geopend worden wanneer de in de fabriek
gemonteerde trekhaak op een elektrische
wijze op de aanhangwagen aangesloten is
››› pag. 246.
De achterklep kan handmatig met meer
kracht geopend worden.
Achterklep sluiten
● Druk de knop op de wagensleutel onge-
v eer één sec
onde in.
● OF:
houd de toets op de middenconso-
l e on
g
eveer een seconde ingedrukt
››› afb. 6.
● OF: druk de toets ››
›
afb. 7 (pijl) van de
achterklep in.
● Druk op de knop op de geopende ach-
t erk
l
ep ››› afb. 138 ››› .●
Bew
ee
g de achterklep handmatig om de
achterklep te sluiten.
De achterklep komt vanzelf omlaag tot in de
eindpositie en wordt door de sluithulp auto-
matisch gesloten ››› .
A l
s
er moeilijkheden optreden of een voor-
werp in de weg staat, wordt het automatisch
sluiten van de achterklep onderbroken en
wordt de achterklep een klein beetje geo-
pend.
Controleer waarom de achterklep niet geslo-
ten kan worden.
Probeer de achterklep opnieuw te sluiten.
Openen of sluiten van achterklep onderbre-
ken
Het openen of sluiten van de achterklep kan
gestopt worden door een van de knoppen in te drukken. Telkens wanneer een van de
knop
pen wordt ingedrukt, wordt de ach-
t erk
l
ep naar de beginpositie verplaatst.
Daarna kan de achterklep handmatig verder
worden geopend of gesloten. Hiervoor is
meer krachtsinspanning nodig.
Openingshoek in geheugen opslaan
De achterklep moet minimaal voor de helft
geopend zijn om een openingshoek in het
geheugen te kunnen opslaan. ●
Stop het openen op de g
ewenste ope-
ningspositie ››› pag. 128.
● Houd bij een geopende achterklep de knop
›››
afb. 138 ten minste 3 seconden ingedrukt.
De openingshoek wordt in het geheugen op-
geslagen.
Als het opslaan in het geheugen voltooid is,
wordt dit bevestigd door knipperende alarm-
lichten en een akoestisch signaal.
Om de achterklep opnieuw helemaal te ope-
nen, moet de openingshoek opnieuw in het
geheugen worden opgeslagen.
● Ontgrendel de achterklep en open de ach-
terkl
ep tot de in het geheugen opgeslagen
hoogte.
● Trek de achterklep handmatig omhoog tot
het hoogs
te punt. Hiervoor is meer krachtsin-
spanning nodig.
● Houd bij een geopende achterklep de knop
›››
afb. 138 ten minste 3 seconden ingedrukt.
● De in de fabriek ingestelde openingshoek
wordt
opnieuw ingesteld. ATTENTIE
Als de achterklep op de verkeerde manier of
op een onbeheers t
e manier gesloten wordt,
kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Laat de wagen nooit onbeheerd achter en
laat nooit
kinderen in of rondom de wagen
spelen, met name als de achterklep geopend 128
Page 131 of 340

Openen en sluiten
is. Kinderen kunnen in de bagageruimte
klimmen, de ac
ht
erklep sluiten en opgesloten
komen te zitten. In een afgesloten wagen kan
het, afhankelijk van het jaargetijde, zo ex-
treem warm of koud worden dat dit tot ern-
stig letsel, ziekte of zelfs de dood kan leiden. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de achterklep niet volle-
dig g eopend w or
dt, of dat als de achterklep
geopend is, deze uit zichzelf gesloten wordt
als er een grote hoeveelheid sneeuw op de
achterklep aanwezig is, of een dakdragersys-
teem gemonteerd is. In dit geval moet de ach-
terklep daarnaast ook vastgezet worden. VOORZICHTIG
● Contr o
leer, wanneer u met een aanhangwa-
gen rijdt, of er voldoende vrije ruimte aanwe-
zig is op de achterklep te kunnen openen of
sluiten.
● Verwijder voor het openen van de achter-
klep eer
st het gemonteerde dakdragersys-
teem, bijvoorbeeld een fietsenrek. VOORZICHTIG
Als het systeem vaak gebruikt wordt, wordt
het sy s
teem uitgeschakeld om oververhitting
te voorkomen.
● Als het systeem afgekoeld is, kan de func-
tie opnieuw ge
bruikt worden. Tijdens deze
periode kan de achterklep handmatig, door kracht op de achterklep uit te oefenen, geo-
pend of g
e
sloten worden.
● Als de wagenaccu losgekoppeld wordt of de
zekerin
g bij een geopende achterklep door-
brandt, moet het systeem van de achterklep
opnieuw geïnitialiseerd worden. Daarom
moet de achterklep gesloten zijn. Let op
Zorg, voordat u de achterklep sluit, dat u de
s leut
el niet in de bagageruimte gelaten hebt. Elektrische ruitbediening
El ektri s
che ruitbediening: functies Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 11
Na het inschakelen van het contact kunnen
de ruiten gedurende een korte tijd met de
knoppen op het portier worden geopend of
gesloten, mits het bestuurders- of voorpassa-
giersportier niet geopend is. Als de sleutel
uit het contactslot en het bestuurdersportier
geopend is, kunnen alle elektrisch bediende
ruiten tegelijkertijd geopend of gesloten wor-
den door de knop van de ruit op het bestuur-
dersportier ingedrukt te houden. Na enkele
seconden start het comfortopenen of -sluiten
››› pag. 130. Sluit- en openingsautomaat
Met de s
luit- en openingsautomaat kunnen
de ruiten volledig worden geopend of geslo-
ten. Hiervoor hoeft u de knop die bij de ruit
hoort niet ingedrukt te houden.
Voor de sluitautomaat: trek de knop voor de
betreffende ruit omhoog, tot de tweede
stand.
Voor de openingsautomaat: druk de knop
voor de betreffende ruit omlaag, tot de twee-
de stand.
Automatische versnelling stoppen: de knop
voor de betreffende ruit opnieuw indrukken
of omhoog trekken.
Weer activeren van de sluit- en openingsau-
tomaat
Als de accu los- of vastgekoppeld wordt, of
de accu wordt ontladen door een ruit die niet
volledig gesloten is, is de sluit- en openings-
automaat buiten werking en moet deze weer
worden geactiveerd.
● Sluit alle portieren en ruiten.
● Trek de knop van de desbetreffende ruit
omhoog en houd de ruit ten min
ste één se-
conde in deze stand.
● Laat de knop los en trek de knop, al vast-
houdende, ver
volgens opnieuw omhoog. De
sluit- en openingsautomaat is nu weer be-
drijfsklaar. »
129
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 132 of 340

Bedienen
U kunt de automatische elektrische ruiten af-
z onderlijk
of
tegelijkertijd bedienen.
Comfortopenen en -sluiten
De ruiten kunnen met de wagensleutel van
binnenuit worden geopend of gesloten:
● Houd de ontgrendelings- of vergrende-
lingsknop
van de wagensleutel ingedrukt. Al-
le ruiten met elektrische ruitbediening wor-
den geopend resp. gesloten.
● Laat de ontgrendelings- of vergrendelings-
knop los om de f
unctie te stoppen.
Bij het comfortsluiten worden eerst de ruiten
en vervolgens het panoramaschuifdak geslo-
ten.
Via het menu Configuratie - Comfort
kunnen verschillende instellingen voor het
bedienen van de ruiten worden ingesteld
››› pag. 26. ATTENTIE
Als de elektrische ruitbediening op een onop-
lett ende of
onbeheerste manier gebruikt wor-
den, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Open of sluit de elektrische ruiten alleen
wanneer z
ich niemand in de looprichting van
de ruiten bevindt.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevenden al-
leen acht
er in de wagen wanneer u deze af-
sluit. In noodgevallen kunnen de ruiten niet
geopend worden. ●
Neem telk en
s wanneer u de wagen verlaat
alle sleutels mee. Na het inschakelen van het
contact kunnen de ruiten gedurende een kor-
te tijd met de knoppen op het portier worden
geopend of gesloten, mits het bestuurders- of
voorpassagiersportier niet geopend is.
● Als u kinderen op de achterbank vervoert,
deactiveer d
an altijd de achterruiten met de
knop voor het elektrische kinderslot zodat de
ruiten niet geopend of gesloten kunnen wor-
den. Let op
Als er een storing in de elektrische ruitbedie-
ning i s, f
unctioneren de sluit- en openingsau-
tomaat evenals de sluitkrachtbegrenzing niet
goed. Raadpleeg een gespecialiseerde werk-
plaats. Sluitkrachtbegrenzing van de elektri-
s
c
he ruit
bediening De sluitkrachtbegrenzing van de elektrische
s
c
huif
deuren vermindert tijdens het openen
en sluiten van de ruiten het risico op letsel
››› . Als het sluiten van de ruit stroef ver-
loopt of
door een o
bstakel wordt tegenge-
werkt, gaat de ruit meteen weer open.
● Controleer waarom de ruit niet gesloten
kan wor
den.
● Probeer de ruit opnieuw te sluiten. ●
Indien u het pro
beert binnen de 10 secon-
den en de ruit opnieuw moeizaam sluit of
een hindernis aantreft, zal de sluitautomaat
niet werken gedurende 10 seconden.
● Als de ruit weer stroef sluit of door een ob-
stak
el niet kan worden gesloten, stopt het
sluiten van de ruit in deze stand. Als u bin-
nen de 10 seconden de knop opnieuw be-
dient, wordt de ruit gesloten zonder de sluit-
krachtbegrenzing ››› .
R uit
en
zonder sluitkrachtbegrenzing sluiten
● Probeer de ruit opnieuw binnen de 10 se-
conden te s
luiten door de knop ingedrukt te
houden. Het sluiten gebeurt gedurende een
korte periode met de sluitkrachtbegrenzing!
● Als het sluiten van de ruit meer dan 10 se-
conden duurt, w
ordt de sluitkrachtbegren-
zing opnieuw geactiveerd. De ruit stopt op-
nieuw als deze moeizaam sluit of een hinder-
nis aantreft.
● Als de ruit dan nog niet gesloten kan wor-
den, neem dan cont
act op met een gespecia-
liseerde werkplaats. ATTENTIE
Als de elektrische ruiten zonder de sluit-
kr ac
htbegrenzing gesloten worden, kan dit
ernstig letsel tot gevolg hebben.
● Sluit de elektrische ruiten altijd voorzich-
tig. 130
Page 133 of 340

Openen en sluiten
●
In de looprichtin g
van de elektrische ruiten
mag zich niemand bevinden, vooral niet wan-
neer de ruiten zonder de sluitkrachtbegren-
zing gesloten worden.
● De sluitkrachtbegrenzing voorkomt niet dat
ving
ers of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt, en kan verwondin-
gen veroorzaken. Let op
De sluitkrachtbegrenzing treedt ook in werk-
in g w anneer met
de wagensleutel het com-
fortsluiten voor de ruiten wordt gebruikt
››› pag. 130. Panoramaschuifdak*
P anor
am
aschuifdak: werkingLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 12
Het panoramaschuifdak werkt alleen bij inge-
schakeld contact. Nadat het contact is uitge-
schakeld, kunt u het nog enkele minuten
openen of sluiten zolang het bestuurders- of
bijrijdersportier niet wordt geopend.
Comfortopenen en -sluiten
Het panoramaschuifdak kan met de wagen-
sleutel van buitenaf worden geopend en ge-
sloten: ●
Houd de ontgrendelin
gs- of vergrende-
lingsknop van de wagensleutel ingedrukt.
Het panoramaschuifdak wordt dan afgesteld
of gesloten.
● Laat de ontgrendelings- of vergrendelings-
knop los om de f
unctie te onderbreken.
Bij het comfortsluiten worden eerst de ruiten
en vervolgens het panoramaschuifdak geslo-
ten. ATTENTIE
Het op een onoplettende of onbeheerste ma-
nier ge bruik
en van het panoramaschuifdak
kan leiden tot ernstig letsel.
● Open of sluit het panoramaschuifdak of het
rol
gordijn alleen wanneer er zich niemand in
de buurt van het panoramaschuifdak of het
rolgordijn bevindt.
● Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
all
e sleutels mee.
● Laat nooit kinderen of hulpbehoevende
personen al
leen achter in de wagen - vooral
niet als zij bij de wagensleutel kunnen. Als de
wagensleutel zonder toezicht gebruikt wordt,
kan de wagen vergrendeld worden, de motor
gestart worden, het contact ingeschakeld
worden en het panoramaschuifdak bewogen
worden.
● Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u
het panor
amaschuifdak nog even openen of
sluiten zolang het bestuurders- of bijrijder-
sportier niet wordt geopend. Let op
● Als
er een storing in het panoramaschuif-
dak optreedt, werkt de sluitkrachtbegrenzing
niet correct. Raadpleeg een gespecialiseerde
werkplaats.
● Bij het van buitenaf activeren van het com-
fort
sluiten blijft de draaischakelaar van het
panoramaschuifdak in de laatst gekozen
stand staan en moet deze aan het begin van
de rit weer opnieuw worden ingesteld. Rolgordijn openen en sluiten
Afb. 139
In de hemelbekleding: knoppen voor
r o
l
gordijn.
FunctieNodige handelingen
Volledig openen (automatisch):Druk kort op de toets ››› afb. 139
1.
Automatisch func-
tioneren stoppen:Druk de knop ››› afb. 139 1 of
››› afb. 139 2 kort in.» 131
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 134 of 340

BedienenFunctieNodige handelingen
De tussenstand
afstellen:Houd de knop ››› afb. 139 1of
››› afb. 139 2 ingedrukt tot de
gewenste stand bereikt is.
Volledig sluiten (automatisch):Druk kort op de toets ››› afb. 139
2. Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u
het p
anor
amaschuifdak nog enkele minuten
openen of sluiten zolang het bestuurders- of
bijrijdersportier niet wordt geopend.
Sluitkrachtbegrenzing van panorama-
sc huif
dak en rolgordijn De sluitkrachtbegrenzing kan tijdens het ope-
nen en s
luit
en
van het panoramaschuifdak
en het rolgordijn het risico op letsel vermin-
deren ››› . Indien moeizaam schuiven of
een o b
s
takel tegenkomen, gaan ze weer
open.
● Controleer waarom het panoramaschuifdak
of het r
olgordijn niet gesloten kan worden.
● Probeer het panoramaschuifdak of het rol-
gordijn opnieu
w te sluiten.
● Als het panoramaschuifdak of het rolgor-
dijn weer niet g
esloten kan worden vanwege
een voorwerp of weerstand, stopt het panora-
maschuifdak of het rolgordijn in deze stand.
Sluit het dan zonder de beveiliging tegen be-
kneld raken. Zonder inklembeveiliging sluiten
●
De schakelaar ›››
afb. 13 moet in de
"sluitstand" 1 staan.
● Panoramaschuifdak: houd de s c
h
akelaar
na het activeren van de sluitkrachtbegren-
zing de eerstvolgende 5 seconden naar ach-
teren getrokken ›››
afb. 13 (pijl
5 ) tot
het p
anor
amaschuifdak volledig gesloten is.
● Rolgordijn: druk binnen 5 sec
onden na het
activeren van de sluitkrachtbegrenzing de
knop ››› afb. 139 2 in tot het rolgordijn vol-
l edig g
e
sloten is.
● Het panoramaschuifdak of het rolgordijn
worden
zonder de sluitkrachtbegrenzing ge-
sloten.
● Als het panoramaschuifdak nog steeds niet
ges
loten kan worden, neem dan contact op
met de werkplaats van een officiële dealer. ATTENTIE
Als het panoramaschuifdak of het rolgordijn
zonder de s luitk
rachtbegrenzing gesloten
worden, kan dit ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
● Sluit het panoramaschuifdak altijd voor-
zichtig.
● In de loopric
hting van het panoramaschuif-
dak of
het rolgordijn mag zich niemand bevin-
den, vooral niet wanneer het panorama-
schuifdak of het rolgordijn zonder de sluit-
krachtbegrenzing gesloten worden. ●
De s luitk
rachtbegrenzing voorkomt niet dat
vingers of andere lichaamsdelen tegen het
ruitframe worden gedrukt, en kan verwondin-
gen veroorzaken. Let op
De sluitkrachtbegrenzing treedt ook in werk-
in g w anneer met
de wagensleutel het com-
fortsluiten voor de ruiten en het panorama-
schuifdak wordt gebruikt ››› pag. 130.132
Page 135 of 340

Lichten en zicht
Lichten en zicht
Lic ht
en
C
ontrolelampjes
Springt aan
Rijlicht geheel of ge-
deeltelijk defect.
Vervang het betreffende lampje
››› pag. 93.
Als alle lampjes correct zijn,
wendt u zich dan tot een gespe-
cialiseerde werkplaats, indien
nodig.
Storing van de boch-
tenverlichting.››› pag. 135.
Knippert
Storing in het sys-
teem van de bochten-
verlichting.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats
››› pag. 134.
Springt aan
Mistachterlicht aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Mistlampen aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Linker of rechter
knipperlicht.
Het controlelampje
knippert twee keer zo
snel wanneer er een
storing in een van de
knipperlichten van
de wagen of de aan-
hangwagen is.
Controleer, indien nodig, de
verlichting van de wagen en
van de aanhangwagen.
Springt aan
Grootlicht aan of
grootlichtsignaal in
werking gesteld.›››
pag. 134.
Springt aan
Grootlichtregeling
(Light Assist) inge-
schakeld.›››
pag. 134. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Lichten in- en uitschakelen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 24
De bestaande wettelijke verlichtingsvoor-
schriften voor elk land moeten in acht wor-
den genomen.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor
de juiste afstelling van de koplampen en het
voeren van de juiste verlichting.
Bij wagens die standaard met een trekhaak
zijn uitgerust: als de aanhangwagen elek-
trisch aangesloten is en voorzien is van een
mistachterlicht, wordt dit bij de wagen auto-
matisch uitgeschakeld.
Geluidssignalen om te waarschuwen dat de
lichten niet uit zijn
Wanneer de autosleutel niet in het contact-
slot zit en het bestuurdersportier open is,
hoort u enkele geluidssignalen in de onder-
staande gevallen: hierdoor wordt u eraan
herinnerd dat de lichten nog uitgezet moeten
worden.
● Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
›› ›
pag. 134.
● Als de lichtschakelaar in stand staat
.»
133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 136 of 340

Bedienen
ATTENTIE
Het stads- of dagrijlicht is niet helder genoeg
om de we g
voor u voldoende te verlichten of
door andere verkeersdeelnemers te worden
gezien.
● Schakel daarom 's nachts, bij regen of bij
slec
ht zicht altijd het dimlicht in. ATTENTIE
Als de koplampen te hoog zijn afgesteld en
het gr ootlic
ht verkeerd wordt gebruikt, kun-
nen overige weggebruikers hierdoor worden
afgeleid en verblind. Dit kan ernstige onge-
vallen tot gevolg hebben.
● Zorg er altijd voor dat de koplampen correct
zijn afg
esteld.
● Gebruik nooit het grootlicht of het groot-
lichts
ignaal wanneer dat andere weggebrui-
kers kan verblinden. Knipperlicht- en grootlichthendel
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 24
Comfortlichten
Beweeg voor de comfortlichten de hendel
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal. De comfortlichten worden in- en uitgescha-
keld in het
menu Licht & Zicht op het
display van het instrumentenpaneel
››› pag. 26. Bij wagens die niet over het
menu Licht & Zicht beschikken, kan de
functie in een gespecialiseerde werkplaats
worden gedeactiveerd. Let op
● Indien de comf or
tknipperlichten in werking
zijn (driemaal knipperen) en het comfortknip-
perlicht van het tegenoverliggende deel
wordt geactiveerd, dan stopt het actieve deel
met knipperen en knippert het licht slechts
eenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-
teerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld c
ontact. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld ››› pag.
83.
● Als er een storing in een van de knipper-
lichten
van de wagen of van de aanhangwa-
gen is, knippert het controlelampje twee keer
zo snel als normaal.
● Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
dimlic
ht worden aangezet. Lichten en zicht: functies
Parkeerlicht
W anneer het
p
arkeerlicht ingeschakeld is
(rechter of linker knipperlicht), gaan het
stadslicht voor en het achterlicht aan de des- betreffende zijde van de wagen branden. Het
parkeerlic
ht brandt alleen bij uitgeschakeld
contact.
Dagrijlicht
De dagrijverlichting vermindert het risico op
ongevallen, door de zichtbaarheid van uw
wagen te verhogen. Het betreft in de kop-
lamp ingebouwde lichten die telkens aan-
gaan bij het inschakelen van het contact in-
dien de bediening van de lichten zich in
stand of 0 bevindt.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, schakelt een lichtsensor automatisch
de verlichting van de instrumenten en van de
schakelaar in en uit.
Automatische rijlichtregeling
De automatische rijlichtregeling is slechts
een hulp en kan niet alle rijsituaties herken-
nen.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, worden automatisch de lichten van de
wagen en de verlichting van de instrumenten
en schakelaars in- en uitgeschakeld in de vol-
gende omstandigheden ››› :
134