Page 65 of 340

Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels bieden bescher-
min g Afb. 84
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect
dragen, zullen niet weggeslingerd
worden bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt
enden van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie
optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garanderen de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt
op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde air-
bag-activeringswaarde in het regelapparaat
niet werd overschreden.
Draag daarom altijd de veiligheidsgordel en
let erop dat de inzittenden van de wagen de veiligheidsgordel vóór het wegrijden juist
hebben omg
egespt!
Frontale botsingen en natuurkundige
wetten Afb. 85
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t
naar voren. Afb. 86
De niet-vastgegespte achterpassagier
vlie g
t
naar voren op de vastgegespte bestuur-
der. » 63
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 66 of 340

Veiligheid
Het natuurkundige principe van een frontale
bots in
g i
s gemakkelijk te verklaren: zodra de
wagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-
wel bij de wagen als bij de inzittenden van de
wagen bewegingsenergie, de zogenaamde
"kinetische energie".
De kracht van de "kinetische energie" is sterk
afhankelijk van de snelheid van de wagen,
het gewicht van de wagen en van de inzitten-
den. Hoe hoger de snelheid en hoe groter het
gewicht, des te meer energie moet er bij een
botsing worden "geabsorbeerd".
De snelheid van de wagen is echter de be-
langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordt
verdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50
km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-
de kinetische energie verviervoudigd!
Omdat de inzittenden van de wagen in ons
voorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,
wordt bij een botsing tegen een muur de to-
tale bewegingsenergie van de inzittenden
van de wagen alleen door de botsing afge-
bouwd.
Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19
mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij een
botsing krachten vrij op het lichaam die al
snel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-
den. De op uw lichaam werkende krachten
worden bij hogere snelheden zelfs nog ster-
ker.
Inzittenden van de wagen die hun veilig-
heidsgordels niet hebben omgegespt, zijn dus niet met de wagen "verbonden". Bij een
frontal
e botsing zullen deze personen dus
met dezelfde snelheid verder bewegen als
waarmee de wagen zich voor de botsing
heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al-
leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-
le andere soorten botsingen en aanrijdingen.
Al bij lage botssnelheden komen op het li-
chaam krachten vrij die niet meer met de
handen kunnen worden afgeweerd. Bij een
frontale botsing worden niet-vastgegespte in-
zittenden naar voren geslingerd en stoten zij
ongecontroleerd tegen delen in het interieur,
zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en de
voorruit ››› afb. 85.
Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-
terin is het belangrijk de gordel juist om te
gespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-
troleerd door de wagen worden geslingerd.
Een niet-vastgegespte passagier op een zit-
plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,
maar ook de bestuurder en/of voorpassagier
die voorin zitten in gevaar ››› afb. 86.
Gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordel verdraaid
Indien het
moei
lijk
is om de veiligheidsgor-
del uit de geleiding te halen, is het mogelijk
dat hij verdraaid is aan de binnenzijde van
de zijbekleding omdat hij te snel werd opge-
rold bij het losmaken: ●
Trek
de veiligheidsgordel helemaal en
voorzichtig los door aan de slotgesp te trek-
ken.
● Leg de gordel recht en rol hem opnieuw op
met behulp
van de hand.
Zelfs als de gordel niet recht gelegd kan wor-
den, moet hij omgegespt worden. In dat ge-
val mag de verdraaide zone zich niet in direct
contact met het lichaam bevinden. Raad-
pleeg onmiddellijk een gespecialiseerde
werkplaats om de gordel recht te laten leg-
gen. ATTENTIE
Een verkeerde gebruik van de veiligheidsgor-
dels
verhoogt het risico van ernstig of dode-
lijk letsel.
● Controleer regelmatig of de veiligheidsgor-
dels en hu
n onderdelen zich in perfecte staat
bevinden.
● Houd de veiligheidsgordels steeds schoon.
● Zorg ervoor dat de gordelband niet bekneld
of bes
chadigd raakt en niet in contact komt
met scherpe randen.
● Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
werpen in het s
lot en in het klikelement van
de sloten gemorst kunnen worden. 64
Page 67 of 340

Veiligheidsgordels
Hoe worden veiligheidsgordels
g oed
v
astgegespt?
Veiligheidsgordel vast- en losgespen Afb. 87
Schuif de gesp van de veiligheidsgor-
del in het
s
lot. Afb. 88
Verloop van de gordelband bij zwan-
g er
e
vrouwen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
z
itt
enden in de zithouding die hen de
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of ongeval ››› .
V ei
ligheid
sgordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Voorstoel en hoofdsteun juist verstellen
›››
pag. 57.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale po
sitie ››› .
● Trek aan de gesp van de gordel en plaats
de b and u
nif
orm over de borstkas en het bek-
ken. Zorg er daarbij voor dat de gordel niet
verdraaid wordt ››› .●
St eek
de s
lotgesp alleen in het bij de be-
treffende zitplaats behorende slot ››› afb. 87
A.
● Trek aan de gordel om te controleren of de
ges
p goed vastzit in het slot.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb. 87
B. De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlotter opro
lt, de gordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt.
Juist verloop van de gordel
Alleen wanneer de gordelband goed ge-
plaatst is, bieden de veiligheidsgordels de
optimale bescherming bij een ongeval en
wordt het risico op ernstig of dodelijk letsel
verlaagd. Een juist verloop van de gordels
houdt de inzittenden tevens in de optimale
positie voor een maximale bescherming door
de airbag. Om die reden moet de veiligheids-
gordel altijd en met een juist verloop gedra-
gen worden.
Een verkeerde zithouding kan ernstige of
zelfs dodelijke letsels veroorzaken ›››
pag.
57, Juiste zithouding van de inzittenden .»
65
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 68 of 340

Veiligheid
● Het s
c
houdergedeelte moet steeds over het
midden van de schouder lopen; nooit over de
nek, boven of onder de arm of achter de rug.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik.
● Plaats de gordel steeds vlak en strak over
het lich
aam. Trek zo nodig lichtjes aan de
gordelband.
In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheidsgordel uniform over de borstkas
en zo laag mogelijk over het bekken lopen,
met vlakke band zodat de gordel niet drukt
op de buik. De veiligheidsgordel moet gedu-
rende de volledige zwangerschapsperiode
worden gebruikt ››› afb. 88.
Gordelverloop aanpassen aan de lichaams-
lengte
Het verloop van de gordelband kan aange-
past worden met de volgende uitvoeringen: ● Gordelhoogteverstelling voor de voorstoe-
len.
● In hoogt
e verstelbare voorstoelen. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
va l
ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimal
e bescherming wanneer de rugleu- ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen w
or
dt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val.
● De geplaatste of losliggende veiligheids-
gordel
kan ernstig letsel veroorzaken indien
de gordel verschuift van harde naar zachte li-
chaamsdelen (bijv. de buik).
● Het schoudergedeelte van de gordel moet
over het
midden van de schouder lopen en
nooit over de hals of onder de arm.
● De veiligheidsgordel moet vlak en vast op
het bov
enlichaam liggen.
● Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vóór het
bekken lopen en nooit over de
buik. De veiligheidsgordel moet vlak en vast
op het bekken liggen. Trek zo nodig lichtjes
aan de gordelband.
● In het geval van zwangere vrouwen moet de
veiligheid
sgordel zo laag mogelijk en vlak
over het bekken "rond" de buik lopen ››› afb.
88.
● Verdraai de gordelband niet tijdens het dra-
gen.
● Ver
wijder de veiligheidsgordel nooit van
het lich
aam met de hand na juiste plaatsing.
● Laat de gordelband niet over harde of
breekb
are voorwerpen lopen, zoals brillen,
balpennen of sleutels. ●
Wijz ig het
gordelverloop nooit met gordel-
klemmen, bevestigingsogen en dergelijke. Let op
Degenen voor wie wegens hun lichaams-
bou w, de optim
ale positie van de gordelband
niet verwezenlijkt kan worden, moeten infor-
meren bij een gespecialiseerde werkplaats
over mogelijke speciale inrichtingen om de
maximale bescherming van de gordel en de
airbag mogelijk te maken. SEAT raadt u aan
de Technische Dienst te raadplegen. Veiligheidsgordel met twee sloten
om
g
e
spen en losmaken Afb. 89
Gordel op de middelste stoel van de
tw eede
z
itrij omgespen. Juist gedragen veiligheidsgordels houden de
in
zitt
enden in de zithouding die hen de
66
Page 69 of 340

Veiligheidsgordels
hoogste bescherming biedt bij bruusk rem-
men of on
g
eval ››› .
D e
v
eiligheidsgordels voor de middelste
stoel van de tweede zitrij en voor de stoelen
op de derde zitrij worden met twee slotges-
pen omgegespt.
Veiligheidsgordel omgespen
Gesp de veiligheidsgordel vóór elke rit om.
● Verstel de stoel achterin en hoofdsteun
juist
››› pag. 57.
● Zet de rugleuning van de achterbank in ver-
ticale po
sitie ››› .
● Trek de gordelband via de slotgesp naar
onder en
›
›
› afb. 89 1 . Zorg er daarbij voor
d at
de g
ordel niet verdraaid wordt ››› .
● Steek de slotgesp 1 in het overeenkomsti-
g e s
lot
A .
● Plaats de gordelband over het bekken van
de in z
itt
ende door aan de slotgesp te trekken
››› afb. 89 2 .
● Steek de slotgesp 2 in het overeenkomsti-
g e s
lot
B .
● Trek aan de veiligheidsgordel om te contro-
l er
en of
beide slotgespen veilig in de gordel-
sloten zijn vastgeklikt.
Veiligheidsgordel losmaken
Maak de veiligheidsgordel alleen los wan-
neer de wagen stilstaat ››› .●
Druk op de r
ode t
oets in het slot ››› afb. 89
A . De gesp springt uit het slot.
● Druk op de rode toets in het slot ››
›
afb. 89
B . De gesp springt uit het slot.
● Leid de gordel met de hand zodat de band
vlott er opr
o
lt, de gordel niet verdraait en de
bekleding niet beschadigd raakt. ATTENTIE
Een verkeerd gordelverloop kan bij een onge-
va l
ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorza-
ken.
● De veiligheidsgordel garandeert alleen een
optimal
e bescherming wanneer de rugleu-
ning rechtop staat en de gordel correct gedra-
gen wordt in overeenstemming met de li-
chaamslengte.
● Het losmaken van de veiligheidsgordel tij-
dens het
rijden kan ernstig of dodelijk letsel
veroorzaken bij bruusk remmen of een onge-
val. Let op
De veiligheidsgordels met twee sloten zijn
voor z
ien van een schema dat toont hoe de
gordel omgegespt moet worden. Gordelhoogteverstelling
Afb. 90
Naast de voorstoelen: gordelhoogte-
v er
s
telling. Met behulp van de gordelhoogteverstellin-
g
en
v
an de voorstoelen en de buitenste zit-
plaatsen van de tweede zitrij, kan het gordel-
verloop in de schouderzone aangepast wor-
den aan de hoogte van de inzittenden voor
het juist omgespen ervan:
● Houd de geleidingsinrichting ingedrukt in
de richting
van de pijl ››› afb. 90.
● Verplaats de geleidingsinrichting naar bo-
ven of onder
en tot de veiligheidsgordel over
het midden van de schouder loopt ››› pag.
65.
● Laat de geleidingsinrichting los.
● Trek met een stevige ruk aan de gordel om
te contr
oleren of de inrichting goed vastge-
klikt is. »
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 70 of 340

Veiligheid
ATTENTIE
Pas nooit de hoogte van de gordel aan tijdens
het rijden. Gordelspanners
Opro l
automaat, gordelspanner, span-
ningsbegrenzer De veiligheidsgordels maken deel uit van het
vei
ligheid
sconcept van de wagen en bestaan
uit de volgende belangrijke functies:
Oprolautomaat
Elke veiligheidsgordel is uitgerust met één
oprolautomaat aan het schoudergedeelte. In-
dien traag aan de gordel getrokken wordt of
tijdens het normale rijden, biedt het systeem
volledige bewegingsvrijheid in het schouder-
gedeelte. De oprolautomaat blokkeert echter
de veiligheidsgordel als die snel losgetrok-
ken wordt, in geval van bruusk remmen,
bergachtige trajecten, bochten en bij het ver-
snellen.
Gordelspanner
De veiligheidsgordels aan de voorstoelen en
de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij
zijn uitgerust met gordelspanners. In geval van een frontale botsing, botsing
van op
z
ij of van achteren worden de gordel-
spanners geactiveerd met behulp van senso-
ren en worden de veiligheidsgordels gespan-
nen in de tegenovergestelde richting van de
lostrekrichting. Indien de veiligheidsgordel
los is, wordt hij ingetrokken om op die ma-
nier de beweging naar voren van de inzitten-
den of de beweging in de richting van de
aanrijding te beperken. De gordelspanner
werkt samen met het airbagsysteem. De gor-
delspanner treedt niet in werking bij het om-
slaan van de wagen als de zijairbags niet af-
gaan.
Bij de activering kan fijn stof vrijkomen. Dit is
normaal en geen teken van vuur in de wagen.
Spanningsbegrenzer
De spanningsbegrenzer van de gordel ver-
mindert de kracht die de veiligheidsgordel
uitoefent op het lichaam bij een ongeval. Let op
Als de wagen of afzonderlijke delen van het
sys t
eem worden verschroot, dienen de betref-
fende veiligheidsvoorschriften te worden op-
gevolgd. Deze voorschriften zijn bekend bij
de gespecialiseerde werkplaatsen ››› pag.
68. Onderhoud en verwijdering van de
g
or
del
spanners Bij werkzaamheden aan de gordelspanner en
bij het
uit
- en inbouwen van andere wagen-
onderdelen in verband met andere reparatie-
taken, kan de veiligheidsgordel ongemerkt
beschadigd raken. Als gevolg hiervan is het
mogelijk dat de gordelspanners niet langer
correct werken of niet geactiveerd worden bij
een ongeval.
Neem alle voorschriften in acht om de be-
schermende werking van de veiligheidsgor-
dels niet te beïnvloeden en te voorkomen dat
uitgebouwde onderdelen lichamelijk letsel
en milieuvervuiling veroorzaken. Deze voor-
schriften zijn bekend bij de gespecialiseerde
werkplaatsen. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik of eigen reparaties van
de v ei
ligheidsgordels, oprolautomaten en
gordelspanners verhogen het risico van ern-
stig of zelfs dodelijk letsel. De gordelspanner
zou niet geactiveerd kunnen worden wanneer
dat nodig is of onverwacht in werking kunnen
treden.
● Repareer, verstel of demonteer/monteer
nooit z
elf onderdelen van de gordelspanners
of veiligheidsgordels; laat dit uitvoeren door
een gespecialiseerde werkplaats ››› pag.
257. 68
Page 71 of 340

Airbagsysteem
●
De g or
delspanners en oprolautomaten mo-
gen niet gerepareerd worden en moeten dus
worden vervangen. Milieu-aanwijzing
De airbagmodules en gordelspanners kunnen
per ch
loraat bevatten. Leef de wettelijke bepa-
lingen voor hun verwijdering na. Airbagsysteem
K or
t
e inleiding
Inleiding tot thema Het voertuig beschikt over voorairbags voor
bes
t
uurder en voorpassagier. De voorairbags
kunnen extra bescherming bieden aan de
thorax en het hoofd van de bestuurder en
voorpassagier als de stoelen, veiligheidsgor-
dels en hoofdsteunen en, in het geval van de
bestuurder, het stuurwiel, correct gebruikt en
ingesteld worden. Airbags zijn een extra vei-
ligheidsvoorziening. Een airbag is geen ver-
vanging van de veiligheidsgordel, die altijd
moet worden gebruikt, zelfs als de voorstoe-
len voorairbags hebben. ATTENTIE
Vertrouw nooit blindelings op het airbagsys-
teem a l
s beschermingsmaatregel.
● Zelfs wanneer de airbag geactiveerd wordt,
gaat het
nog slechts om een aanvullende be-
scherming.
● Het airbagsysteem biedt een optimale be-
schermin
g wanneer de veiligheidsgordels
correct omgegespt zijn, waardoor het letselri-
sico vermindert ››› pag. 65, Hoe worden vei-
ligheidsgordels goed vastgegespt? .
● Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
correct
e zithouding aannemen, de veilig-
heidsgordel van hun plaats goed omgespen en die blijven dragen tijdens het rijden. Dit
gel
dt
voor alle inzittenden. ATTENTIE
Indien er zich voorwerpen bevinden tussen
de in zitt
enden en het werkingsgebied van de
airbags, verhoogt het risico op letsel bij acti-
vering van de airbags. Hierdoor wordt het
ontplooiingsgebied van de airbag gewijzigd
of worden de voorwerpen tegen het lichaam
geslingerd.
● Draag nooit voorwerpen in de hand of op
schoot
tijdens het rijden.
● Vervoer nooit voorwerpen op de bijrijders-
stoel
. Bij bruusk remmen of plotselinge ma-
noeuvres kunnen voorwerpen terechtkomen
in de actieradius van de airbags en door het
interieur geslingerd worden bij activering er-
van.
● Tussen de inzittenden op de voorstoelen en
de buiten
ste zitplaatsen en het werkingsge-
bied van de airbags mogen zich geen andere
personen, dieren of voorwerpen bevinden.
Zorg ervoor dat zowel de kinderen als de an-
dere inzittenden deze aanbeveling naleven. ATTENTIE
De beschermende werking van het airbagsys-
teem i s
slechts voor één ongeval toereikend.
Na activering van de airbag moet het systeem
vervangen worden.
● Laat de geactiveerde airbags en de hier-
door beïnvloede onderdel
en van het systeem» 69
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 72 of 340

Veiligheid
vervangen door nieuwe onderdelen die door
SEA
T g
oedgekeurd zijn voor de wagen.
● Laat reparaties en wijzigingen aan de wa-
gen uitv
oeren door een gespecialiseerde
werkplaats. De gespecialiseerde werkplaat-
sen beschikken over de noodzakelijke ge-
reedschappen, diagnose-apparatuur, repara-
tie-informatie en gekwalificeerd personeel.
● Bouw nooit airbagonderdelen in die gerecy-
cled of
afkomstig zijn van gebruikte wagens.
● Voer nooit veranderingen uit aan de onder-
delen v
an het airbagsysteem. ATTENTIE
Wanneer de airbags afgaan kan fijn stof vrij-
komen. Dit i
s normaal en geen teken van vuur
in de wagen.
● Dit fijnstof kan de huid en ogen irriteren en
ademha
lingsmoeilijkheden veroorzaken,
vooral bij personen die lijden aan astma of
andere aandoeningen van de luchtwegen. Om
de ademhalingsmoeilijkheden te verminde-
ren, verlaat de wagen en open portieren en
ruiten voor de ventilatie van het interieur.
● Als u in aanraking komt met het stof, was
uw handen en g
ezicht met een milde zeep en
water vóór de volgende maaltijd.
● Voorkom dat het stof in aanraking komt
met de ogen of
met open wonden.
● Spoel uw ogen met water uit als er stof in
gekomen i
s. ATTENTIE
Door schoonmaakmiddelen met oplosmidde-
len w or
dt het oppervlak van de airbagmodu-
les poreus. Als de airbag bij een ongeval af-
gaat, kan het loskomen van plastic onderde-
len ernstig letsel veroorzaken.
● Reinig het dashboard en het oppervlak van
de airbagmodul
es nooit met schoonmaak-
middelen met oplosmiddelen. Beschrijving van het airbagsysteem
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
v
ei
ligheid
sgordel! Het airbagsysteem biedt
in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bescherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het
in-
strumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder ●
Contro
lelampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt
ingeschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact
werd ingeschakeld,
● weer gaat branden nadat het contact werd
inge
schakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbag
systeem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan.
70