Page 273 of 414

Afstand of verstreken tijd (wat het eerst komt):12.500
25.000
37.500
50.000
62.500
75.000
87.500
100.000
112.500
125.000
137.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144
Kilometers
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
180.000
200.000
220.000
240.000
Vloeistof in de voor- en achteras controleren; ver-
versen wanneer de auto wordt gebruikt als politie-
wagen, taxi, bedrijfswagen, voor terreinrijden of
het veelvuldig trekken van aanhangers.XXX X X X
Brandstoffilter vervangen. Het interval voor het vervangen van het brandstoffilter: dit moet bij elke tweede olieverversing gebeuren
Handrem afstellen op voertuigen met schijfrem-
men op alle vier de wielen.XXX X X X
Luchtfilter van motor vervangen. X X X X X X
Airconditioning-/interieurluchtfilter vervangen. X X X X X X XXXXXX
Hulpaandrijfriem(en) vervangen.X
Koelsysteem doorspoelen en koelvloeistof verver-
sen na 10 jaar of 240.000 km (150.000 mijl),
afhankelijk van wat eerst komt.XX
De tussenbakolie controleren of verversen als u de
auto gebruikt voor één van de volgende doelein-
den: als politiewagen, taxi, bedrijfswagen of voor
veelvuldig trekken van aanhangers.XX X
Tussenbakolie verversen. X X X
271
Page 274 of 414
(*) Het feitelijke interval voor het verversen
van de olie en vervangen van het motorolie-
filter is afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van de auto. Het wordt aan-
gegeven door het waarschuwingslampje of
bericht op het instrumentenpaneel. In geen
geval mag een jaar/20.000 km worden over-
schreden.
(**) Het verversingsinterval van remvloeistof
wordt uitgedrukt in tijd, niet in kilometers.WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
SERVICE EN ONDERHOUD
272
Page 275 of 414
MOTORCOMPARTIMENT
3.6-liter motor
1 — Aansluiting startkabel (pluspool) 6 — Reservoir remvloeistof
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Luchtfilter
3 — Peilstok motorolie 8 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
4 — Toegang motoroliefilter 9 — Reservoir motorkoelvloeistof
5 — Vulopening motorolie 10 — Aansluiting startkabel (minpool)
273
Page 276 of 414
5,7-liter motor
1 — Aansluiting startkabel (pluspool) 6 — Luchtfilter
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
3 — Peilstok motorolie 8 — Radiatordop koelvloeistof
4 — Vulopening motorolie 9 — Reservoir koelvloeistof
5 — Reservoir remvloeistof 10 — Aansluiting startkabel (minpool)
SERVICE EN ONDERHOUD
274
Page 277 of 414
6.4-liter motor
1 — Aansluiting startkabel (pluspool) 6 — Luchtfilter
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
3 — Peilstok motorolie 8 — Radiatordop koelvloeistof
4 — Vulopening motorolie 9 — Reservoir koelvloeistof
5 — Reservoir remvloeistof 10 — Aansluiting startkabel (minpool)
275
Page 278 of 414
3.0-liter dieselmotor
1 — Aansluiting startkabel (pluspool) 6 — Luchtfilter
2 — Stroomverdeelkast (zekeringen) 7 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
3 — Peilstok motorolie 8 — Onder druk staand koelvloeistofreservoir
4 — Vulopening motorolie 9 — Aansluiting startkabel (minpool)
5 — Reservoir remvloeistof
SERVICE EN ONDERHOUD
276
Page 279 of 414

Oliepeil controleren — Benzinemotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop. Het ideale tijdstip voor een controle
van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten
nadat een volledig opgewarmde motor is uit-
geschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 l (1 Quart)
olie toevoegt wanneer het oliepeil zich aan de
onderkant van de SAFE-zone bevindt, zal het
oliepeil stijgen tot aan de bovenkant van de
SAFE-zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
Oliepeil controleren — dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. Controleer regelmatig
het oliepeil. Het ideale tijdstip voor een con-
trole van het motoroliepeil is 's ochtends
voordat u de motor de eerste keer start. Wan-
neer u het oliepeil controleert nadat de motor
heeft gedraaid, controleert u eerst of de mo-
tor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Wacht vervolgens vijf minuten na het uitscha-
kelen van de motor voordat u het oliepeil
controleert.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Vul alleen olie bij wanneer het
oliepeil zich onder de markering "MIN" op de
peilstok bevindt. De totale inhoud van de
markering "MIN" tot de markering "MAX" is
1 liter (1 qt).
LET OP!
Als er te veel of te weinig motorolie in het
carter wordt bijgevuld, kan er lucht in de
olie terechtkomen of kan verlies van olie-
druk optreden. Dit kan leiden tot motor-
schade.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat het oliepeil iets hoger is
dan bij een vorige controle. Dit komt door
dieselbrandstof die zich tijdelijk in het carter
bevindt door toepassing van de regeneratie-
strategie met roetfilter. Deze brandstof ver-
dampt bij normaal bedrijf.
Start de motor nooit wanneer het oliepeil zich
onder de markering "MIN" of boven de mar-
kering "MAX" bevindt.
277
Page 280 of 414

Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Het display in de instrumentengroep geeft
aan wanneer het peil van de ruitensproeier-
vloeistof laag is. Wanneer de sensor een laag
vloeistofpeil detecteert, gaat de voorruit
branden op het grafische overzicht van de
auto en wordt het bericht “WASHER FLUID
LOW” (RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJ-
VULLEN) weergegeven.
De sproeiers voor de voorruit en de sproeier
voor de achterruit maken gezamenlijk ge-
bruik van hetzelfde vloeistofreservoir. Het
vloeistofreservoir bevindt zich in het motor-
compartiment. Zorg dat u het vloeistofpeil
regelmatig controleert. Vul het reservoir uit-
sluitend met een ruitensproeieroplossing
(niet met radiateur-antivries). Breng, wan-
neer u het ruitensproeiervloeistofreservoir
bijvult, wat ruitensproeiervloeistof aan op
een doek en veeg hiermee de ruitenwisserbla-
den schoon. Hierdoor wordt de wiswerking
verbeterd. Om te voorkomen dat uw ruiten-
sproeiersysteem bij koud weer bevriest, dient
u een oplossing of mengsel te kiezen datgeschikt is voor het klimaat in uw omgeving.
Deze informatie treft u aan op de meeste
flessen met ruitensproeiervloeistof.
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistof is brandbaar. Deze kan ontbran-
den en brandwonden veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig als u het reservoir bij-
vult of in de buurt van het reservoir werkt.
Remsysteem
WAARSCHUWING!
Rijden met uw voet op het rempedaal is
gevaarlijk en kan leiden tot een aanrijding.
Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtempera-
turen, verhoogt de slijtage van de remvoe-
ring en kan leiden tot schade aan het
remsysteem. U beschikt dan in noodgeval-
len niet over het volledige remvermogen.
Vloeistofpeil controleren — hoofdremcilin-
der
Het vloeistofpeil van de hoofdremcilinder
moet worden gecontroleerd bij elke onder-
houdsbeurt, of direct zodra het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem aangeeft
dat er sprake is van een storing. Vul, indien
nodig, vloeistof bij om het peil op het niveau
te brengen binnen de markeringen die zijn
aangebracht op het reservoir van de hoofd-
remcilinder. Maak de bovenzijde van de
hoofdremcilinder schoon voordat u de dop
verwijdert. Het is bij schijfremmen een nor-
maal verschijnsel dat het vloeistofpeil daalt
naarmate de remblokken verder slijten. Con-
troleer het remvloeistofpeil wanneer de rem-
blokken worden vervangen. Wanneer het rem-
vloeistofpeil abnormaal laag is, dient het
systeem te worden gecontroleerd op lekkage.
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor meer informatie.
SERVICE EN ONDERHOUD
278