Page 249 of 414

STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de
motor met behulp van een set startkabels en
een accu in een andere auto, of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startkabels te
starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten de door de fabrikant geleverde bedie-
ningsvoorschriften en vereiste voorzorgmaat-
regelen worden uitgevoerd.
Voorbereiding voor starten met
startkabels
De accu van uw auto bevindt zich onder de
voorstoel aan passagierszijde. Om de auto te
starten met startkabels, bevinden zich onder
de motorkap externe accupolen.
Externe accupolen
1 — Externe pluspool(+)
2 — Externe minpool(–)
247
Page 250 of 414

WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de niet aangesloten uiteinden
van de kabels elkaar niet raken wanneer ze
nog zijn aangesloten op een van de voertui-
gen.1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK en
zet de contactschakelaar in de stand
LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Verwijder de beschermkap van de posi-
tieve(+)accupool. Trek de afdekking om-
hoog om deze te verwijderen.
4. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer de auto dan zo, dat de accu met
de startkabels bereikbaar is, trek de hand-
rem aan en zorg ervoor dat de contact-
schakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure voor starten met
startkabels niet volgt, kan dit persoonlijk
letsel en schade aan eigendommen tot
gevolg hebben door het exploderen van de
accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
OPMERKING:
Zorg er altijd voor dat ongebruikte uiteinden
van startkabels tijdens het aansluiten elkaar
of een van de voertuigen niet raken.
Wanneer uw auto vaak met behulp van start-
kabels moet worden gestart, dient u de accu
en het laadsysteem door een erkende dealer
te laten testen.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
248
Page 251 of 414

LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
Kabels aansluiten
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de startkabel aan op de externe pluspool
(+)van de auto met de lege accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel(-)van de
startkabel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel(-)
aan op de externe minpool(-)van de auto
met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-)van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van de auto met de lege accu.
LET OP!
Laat de motor van het voertuig met de hulp-
accu niet boven 2000 tpm draaien. Dit
heeft namelijk geen voordelen voor het op-
laden, verspilt brandstof en kan de motor
van het voertuig met de hulpaccu beschadi-
gen.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Kabels loskoppelen
1. Koppel het einde van de minkabel(-)van
de startkabel los van de externe minpool(
-)van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
249
Page 252 of 414

TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De trechter voor het doploze brandstofsys-
teem bevindt zich in de opbergruimte voor
het reservewiel. Als uw voertuig zonder
brandstof staat en moet worden bijgevuld
vanuit een jerrycan, plaatst u de trechter in
de vulhals om brandstof te kunnen bijvullen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
doploze brandstofsysteem de paragraaf
"Brandstof tanken" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" in deze handleiding.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
de stand NEUTRAL wanneer u stilstaat,
maar verhoog het stationair toerental niet
terwijl u door te remmen voorkomt dat het
voertuig gaat rollen.OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschake-
laar in een hoge stand zetten. Zo onder-
steunt het verwarmingssysteem de wer-
king van de radiateur bij het afvoeren van
warmte uit het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur of het koelvloeistofreservoir heet is.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Als de meternaald in de zone HOT
("H") staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald in de zone HOT
("H") blijft staan en u voortdurend gongsig-
nalen hoort, zet de motor dan direct af en
waarschuw de wegenwacht.
HANDMATIGE
PARKEERONTGRENDELING
WAARSCHUWING!
Zorg altijd dat de auto niet weg kan rollen,
door de handrem stevig aan te trekken
voordat u de handmatige parkeerontgren-
deling inschakelt. Wanneer u de handma-
tige parkeerontgrendeling inschakelt, kan
de auto wegrollen als u de handrem niet
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
250
Page 253 of 414

WAARSCHUWING!
hebt aangetrokken of als de auto niet cor-
rect aan een sleepvoertuig is gekoppeld.
Wanneer de auto niet op zijn plaats wordt
gehouden als de handmatige parkeeront-
grendeling wordt ingeschakeld, kan dit lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel van
personen in of nabij de auto.
Om het voertuig te verplaatsen in gevallen
waarbij de versnellingsbak niet uit de stand
PARK kan worden geschakeld (bijvoorbeeld
door een lege accu), kunt u de handmatige
parkeerontgrendeling gebruiken.
Volg deze stappen voor het gebruik van de
handmatige parkeerontgrendeling:
1. Trek de handrem stevig aan.
2. Open de middenconsole en lokaliseer het
deksel van de handmatige parkeeront-
grendeling, verwijder het door het deksel
weg te breken uit de scharnieren van de
console.3. Druk met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de metalen ontgrende-
ling in de richting van de trekband.
4. Terwijl de metalen ontgrendeling in de
geopende stand staat, trekt u tegelijker-
tijd de trekband omhoog tot de hendel
klikt en in de ontgrendelstand grijpt. De
versnellingsbak is nu uit de stand PARK
en het voertuig kan worden verplaatst.
LET OP!
Als de armsteun wordt gesloten terwijl de
handmatige parkeerontgrendeling is inge-
schakeld, kunnen het mechanisme van de
handmatige parkeerontgrendeling, de ver-
snellingsbak en/of de armsteun bescha-
digd raken.
Deksel van de handmatige
parkeerontgrendeling verwijderdOntgrendelde stand
251
Page 254 of 414

OPMERKING:
Zorg ervoor dat de auto niet onbedoeld weg
kan rollen, door de handrem stevig aan te
trekken.
De handmatige parkeerontgrendeling ophef-
fen:
1. Om de handmatige parkeerontgrendeling
op te heffen, trekt u de trekband omhoog
terwijl u de metalen ontgrendeling naar de
trekband duwt om de hendel te
ontgrendelen.
2. Nadat de spanning is afgenomen en de
hendel is ontgrendeld, zorgt u ervoor dat
deze goed opgeborgen wordt en op zijn
plaats wordt vergrendeld.
OPMERKING:
Plaats het deksel altijd terug door hem op zijn
plaats vast te klemmen.EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJKRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom
om de voorwielen vrij te maken. Houd de
vergrendelknop op de schakelhendel inge-
drukt. Schakel vervolgens tussen DRIVE en
REVERSE en trap tegelijkertijd het gaspedaal
licht in.
OPMERKING:
Schakelen tussen DRIVE en REVERSE kan
alleen bij wielsnelheden van 8 km/u (5 mph)
of minder. Wanneer de transmissie langer
dan twee seconden in de stand NEUTRAL
blijft, moet u het rempedaal ingetrapt hou-
den om DRIVE of REVERSE in te schakelen.
Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto op
gang te houden, zonder dat de wielen doorslip-
pen of het toerental overmatig oploopt.
OPMERKING:
Druk, indien nodig, voordat u de auto heen en
weer beweegt eerst op de toets "ESC Off" om
het elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESC) in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk
uit) te zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronische remregeling" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
Als de auto is losgekomen, drukt u nogmaals
op de schakelaar "ESC Off" om de stand "ESC
On" te herstellen.
LET OP!
•Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het laten doorslip-
pen van de wielen kan leiden tot overver-
hitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten minste
één minuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL tel-
kens nadat de auto vijf keer heen en weer
is bewogen. Zo voorkomt u oververhitting
en vermindert u het risico op schade aan
de versnellingsbak bij langdurige pogin-
gen om de auto vrij te krijgen.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
252
Page 255 of 414

LET OP!
• Wanneer u een vastzittende auto heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en REVERSE, mogen de
wielen nooit sneller doorslippen dan
24 km/u (15 mph), omdat anders
schade kan ontstaan aan de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
len niet met meer dan 48 km/u
(30 mph) doorslippen (de transmissie
schakelt niet op).
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
WAARSCHUWING!
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-
missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
auto's met pech ook worden weggesleept zo-
als beschreven bij "De auto slepen achter een
camper" in "Starten en rijden".OPMERKING:
Auto's uitgerust met Quadra-Lift moeten in
de Transportstand worden gezet voordat de
auto wordt vastgemaakt (aan de carrosserie)
op een aanhanger op autoambulance. Raad-
pleeg voor meer informatie de paragraaf
"Quadra-Lift" in het hoofdstuk "Starten en
rijden". Als de auto niet in de transportmodus
kan worden gezet (bijvoorbeeld omdat de
motor niet kan draaien), moeten de sjorban-
den worden vastgemaakt aan de assen (niet
aan de carrosserie). Als u deze aanwijzingen
niet opvolgt, kunnen er storingscodes worden
aangemaakt en/of worden de sjorhaken mo-
gelijk niet strak genoeg bevestigd.
253
Page 256 of 414

Sleepmethode Wielen LOS van de grondUitvoeringen met tweewiel-
aandrijvingUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving zonder de groep
4WD LOWUitvoeringen met vierwiel-
aandrijving met de groep
4WD LOW
Slepen met alle wielen op
de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAANZie de instructies in "Slepen
achter een camper"
• Versnellingsbak in PARK
• Tussenbak in NEUTRAL
(N)
• Slepen in voorwaartse
richting
• Contactschakelaar in de
stand ACC of ON/RUN
(of negatieve accukabel
loskoppelen).
Slepen met behulp van een
wiellift of dollyVoorNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Achter OKNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Op aanhanger ALLE OK OK OK
OPMERKING:
SRT-voertuigen en 4WD modellen zonder de
groep 4WD LOW moeten worden gesleept
met alle vier wielenVANde grond.Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraanbevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
254