Page 57 of 414
Automatische klimaatregeling Uconnect 8.4 /8.4 NAV
55
Page 58 of 414
Bedieningselementen automatische klimaatregeling op het front
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
56
Page 59 of 414

Omschrijving van bedieningselementen
Pictogram Omschrijving
Knop MAX A/C
Druk deze knop kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingescha-
keld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indica-
tielampje MAX A/C uit.
A/C-knop
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje gaat branden wanneer A/C is ingescha-
keld.
Recirculatieknop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om te wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus.
Recirculatie kan worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen.
OPMERKING:
•
Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de interieurlucht benauwd en daardoor kunnen de ruiten gaan be-
slaan. Langdurig gebruik van deze stand is niet verstandig.
• Door het gebruik van de recirculatiestand kunnen bij koud of vochtig weer de ruiten aan de binnenzijde beslaan, om-
dat zich in het voertuig te veel vocht verzamelt. Selecteer toevoer van buitenlucht voor maximale ontwaseming.
• Recirculatie kan worden gebruikt in alle modi, behalve voor ontdooien.
• De airco kan handmatig worden afgezet zonder dat de functiekeuze wordt verstoord.
Toets AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het
inschakelen van deze functie, wordt tussen de automatische werking en de handmatige modus geschakeld. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Automatische werking" voor meer informatie hierover.
57
Page 60 of 414

Pictogram Omschrijving
Knop Ontdooien vóór
Met de toets Ontdooien vóór wordt de huidige ingestelde luchtstroom gewijzigd in de modus Ontdooien. Het indicatie-
lampje brandt wanneer deze functie is ingeschakeld. De lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit
en zijramen. Wanneer de toets Ontdooien wordt geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooi-
stand in combinatie met de hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien.
Als de ontdooistand vóór wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de klimaatregeling opnieuw actief.
Knop Ontdooien achter
Met de toets Ontdooien achter worden de achterruitverwarming en de verwarmde buitenspiegels (indien aanwezig) inge-
schakeld. Een indicatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt
na ongeveer tien minuten automatisch uitgeschakeld.
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Kies de schermtoets SYNC (synchroniseren) om de stand SYNC in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchro-
niseren met die aan bestuurderszijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie
SYNC actief is, zal deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
58
Page 61 of 414

Pictogram Omschrijving
Toets front
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of
met de schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
59
Page 62 of 414

Pictogram Omschrijving
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Met deze toets wordt de klimaatregeling uitgeschakeld.
LET OP!
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de ver-
warmingselementen:
• Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen
om de binnenzijde van de ruit te reini-
gen. Gebruik een zachte doek en een
LET OP!
mild schoonmaakmiddel en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingselementen.
U kunt stickers verwijderen met warm
water.
• Gebruik geen schrapers, scherpe voor-
werpen of schurende schoonmaakmid-
delen om de binnenzijde van de ruit te
reinigen.
LET OP!
• Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
60
Page 63 of 414

Functies van de klimaatregeling
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan
de gebruiker het aircosysteem handmatig in-
of uitschakelen. Als het aircosysteem is inge-
schakeld, stroomt via de luchtroosters koele,
droge lucht in het interieur. Druk voor een
lager brandstofverbruik op knop A/C om de
airconditioning uit te schakelen en stel met
de hand de aanjager en luchtverdeling in.
Zorg ook dat u alleen de stand Instrumenten-
paneel, Ventilatie op twee niveaus of Vloer
kiest.
OPMERKING:
• Wanneer zich wasem of condens vormt op
de voorruit of zijramen, kiest u de ontdooi-
stand en verhoogt u indien nodig het aan-
jagertoerental.
• Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan
of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór in de radiateur) is verstopt door vuil
of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van
de radiateur en door de condensor heen.MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen
MAX A/C en de voorgaande instellingen. De
toets gaat branden wanneer MAX A/C is inge-
schakeld.
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het
gewenste aanjagertoerental en de gewenste
stand kiezen. Door op andere instellingen te
drukken, schakelt de MAX A/C-werking over
naar de geselecteerde instelling en wordt
MAX A/C verlaten.
Recirculatie
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is
ingedrukt, brandt de het indicatielampje voor
recirculatie. Druk nogmaals op de knop om
de recirculatiestand uit te schakelen en bui-
tenlucht in het interieur te laten stromen.OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschik-
baar (schermtoets grijs weergegeven) bij om-
standigheden waarin de voorruit aan de bin-
nenkant kan beslaan. Bij systemen met
handmatige klimaatregeling kan de
recirculatiestand niet worden gebruikt in
combinatie met de ontdooistand. Hierdoor
verloopt het ontdooiproces sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitgeschakeld als
deze stand wordt gekozen. Als u de recircu-
latie probeert in te schakelen terwijl deze
stand actief is, gaat het lampje in de bedie-
ningsknop knipperen en vervolgens uit.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
— Indien aanwezig
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies
de schermtoets AUTO in het bedienings-
paneel van de automatische temperatuur-
regeling (ATC).
61
Page 64 of 414

2. Vervolgens stelt u de gewenste tempera-
tuur in met behulp van de toetsen voor het
regelen van de temperatuur aan de be-
stuurderszijde en de passagierszijde. Zo-
dra de gewenste temperatuur wordt weer-
gegeven, zorgt het systeem dat deze
temperatuur wordt bereikt en automa-
tisch wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is inge-
steld, hoeft u de instellingen niet meer te
wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks-
gemak wanneer u het systeem automa-
tisch laat werken.
OPMERKING:
• U hoeft de temperatuurinstelling niet te
wijzigen wanneer de auto warm of koud is.
Het systeem past automatisch de tempe-
ratuur, de luchtverdeling en het aanjager-
toerental aan om zo snel mogelijk de door
u gewenste instelling te bereiken.
• De temperatuur kan worden weergegeven
in Amerikaanse of metrische maateenhe-
den, door de programmeerbare optie US of
Metric (metrisch) te kiezen. Raadpleeg de
paragraaf "Instellingen van Uconnect" inhet hoofdstuk "Multimedia" in de gebrui-
kershandleiding op www.mopar.eu/owner
voor meer informatie.
Om u te voorzien van maximaal comfort in de
automatische modus tijdens een koude start,
blijft de aanjager op een lage stand draaien
totdat de motor is opgewarmd. De aanjager
gaat steeds sneller draaier en gaat over naar
de automatische modus.
Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk
maken. Het symbool AUTO op het ATC-
scherm voorin gaat uit als u het systeem
handmatig bedient.
OPMERKING:
Het systeem detecteert niet automatisch de
aanwezigheid van mist, nevel of ijs op de
voorruit. De stand Ontdooien/ontwasemen
moet handmatig worden geselecteerd om de
voorruit en zijramen te ontdooien.
Aanwijzingen voor de bediening
OPMERKING:
Zie de tabel aan het eind van dit hoofdstuk
voor de juiste instellingen voor de verschil-
lende weersomstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met antivries
van uitstekende kwaliteit om een goede be-
scherming te bieden tegen roestvorming en
oververhitting van de motor. OAT-
koelvloeistof (conform MS.90032) wordt
aanbevolen.
Rijden in de winter
Voor de best mogelijke verwarming en ontwa-
seming moet u zorgen dat het koelsysteem
van de motor naar behoren werkt en de juiste
hoeveelheid, soort en concentratie koelvloei-
stof wordt gebruikt. Het gebruik van de
recirculatiestand in de wintermaanden wordt
afgeraden, omdat daardoor de ruiten kunnen
beslaan.UW VOERTUIG LEREN KENNEN
62