Page 193 of 414

• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display van de instrumentengroep
wordt de snelheidsafname weergegeven.
Hervatten
Als er een ingestelde snelheid in het geheu-
gen is, drukt u op de knop RES (hervatten) en
haalt u daarna uw voet van het gaspedaal af.
Op het display in de instrumentengroep wordt
de laatst ingestelde snelheid weergegeven.
OPMERKING:
• Als uw auto gedurende langer dan twee
seconden blijft stilstaan, zal het systeem
worden uitgeschakeld en valt de rem-
kracht weg. De bestuurder zal het rempe-
daal moeten intrappen om het voertuig in
stilstand te houden.
• ACC kan niet worden hervat als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig
bevindt.
WAARSCHUWING!
U dient de Resume-functie alleen te ge-
bruiken als de verkeers- en wegomstandig-
heden dat toestaan. Terugkeren naar een
ingestelde snelheid die te hoog of te laag is
voor de verkeers- of wegomstandigheden
kan tot gevaarlijke situaties leiden doordat
de auto teveel versnelt of afremt. Het ne-
geren van deze waarschuwingen kan een
aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk letsel
tot gevolg hebben.
Uitschakelen
Druk kort op de aan/uit-knop van de Adaptive
Cruise Control (ACC) om het systeem uit te
schakelen.
“Adaptive Cruise Control (ACC) Off” [“Adap-
tive Cruise Control (ACC) Uit] wordt weerge-
geven in het display van de instrumenten-
groep om aan te geven dat de ACC is
uitgeschakeld.
Volgafstand instellen
De volgafstand voor de ACC kan worden inge-
steld door de instelling van de volgafstand te
variëren tussen vier balken (grootst), drie
balken (groot), twee balken (normaal) en één
balk (klein). Aan de hand van deze instel-
waarde voor de volgafstand en de rijsnelheid
berekent ACC de afstand tot uw voorligger.
Deze afstand wordt ingesteld. Deze afstands-
instelling verschijnt op het display in de in-
strumentengroep.
• Om de instelling van de volgafstand te
verhogen, drukt u kort op de knop Afstand
Instellen—Verhogen. Telkens wanneer de
knop wordt ingedrukt, wordt de instelling
van de volgafstand verhoogd met één balk
(groter).
• Om de instelling van de volgafstand te
verlagen, drukt u kort op de knop Afstand
Instellen—Verlagen. Telkens wanneer de
knop wordt ingedrukt, wordt de instelling
van de volgafstand verlaagd met één balk
(kleiner).
191
Page 194 of 414

Modus wijzigen
De Adaptive Cruise Control-modus kan des-
gewenst worden uitgeschakeld, zodat het
systeem werkt als een normale cruisecontrol
(vaste snelheid). In de modus Normale
cruisecontrol (vaste snelheid) is de functie
voor het instellen van de volgafstand uitge-
schakeld en handhaaft het systeem de door u
ingestelde snelheid.
• Om tussen de verschillende modi van de
cruisecontrol te wisselen, drukt u op de
aan/uit-knop van de Adaptive Cruise Con-
trol (ACC). Hiermee schakelt u de ACC en
de normale cruisecontrol (vaste snelheid)
uit.
• Het indrukken van de aan/uit-knop voor de
normale cruisecontrol (vaste snelheid) re-
sulteert in het inschakelen (of overgaan
naar) de modus Normale cruisecontrol
(vaste snelheid).
Raadpleeg de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) is een sys-
teem voor meer gebruiksgemak. Het is
geen systeem dat de taken en verantwoor-
delijkheden van de bestuurder overneemt.
De bestuurder blijft te allen tijde verant-
woordelijk voor het aanpassen van zijn of
haar rijstijl aan de weg-, verkeers- en
weersomstandigheden, rijsnelheid, af-
stand tot de voorligger en - als belangrijk-
ste - het bedienen van de remmen voor
veilig gebruik van de auto onder alle om-
standigheden. Veilig autorijden vereist al-
tijd uw volle aandacht. Het negeren van
deze waarschuwingen kan een aanrijding
en ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
Het ACC-systeem:
• Reageert niet op voetgangers, tegemoet-
komend verkeer, en stilstaande objecten
(bijv. stilstaande voertuigen in een file).
• Houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandigheden en
kent soms beperkingen als gevolg van
slecht zicht.
WAARSCHUWING!
• Herkent niet altijd complexe rijomstan-
digheden, wat kan leiden tot onjuiste of
ontbrekende afstandswaarschuwingen.
• Brengt het voertuig volledig tot stilstand
bij het volgen van een doelvoertuig en
houdt gedurende 2 seconden de rem-
men vast. Als het doelvoertuig niet bin-
nen twee seconden optrekt, geeft het
ACC-systeem een bericht weer dat de
remmen gelost zullen worden en dat ze
handmatig moeten worden bediend. Een
geluidssignaal klinkt wanneer het rem-
pedaal wordt losgelaten.
U dient het ACC-systeem uit te schakelen:
• Tijdens het rijden bij mist, zware regen-
val, zware sneeuwval, natte sneeuw,
druk verkeer en complexe rijomstandig-
heden (bijv. bij wegwerkzaamheden).
• Tijdens het oprijden van op- en afritten
van snelwegen, het rijden op bochtige,
beijzelde, besneeuwde, anderszins
gladde wegen, of op steile hellingen of
afdalingen.
• Tijdens het rijden met een aanhanger op
steile hellingen of afdalingen.
STARTEN EN RIJDEN
192
Page 195 of 414

WAARSCHUWING!
• Als veilig rijden met een constante snel-
heid door de omstandigheden niet mo-
gelijk is.
Het cruisecontrolsysteem biedt twee be-
drijfsmodi:
• De modus Adaptieve cruisecontrol, die
zorgt dat een veilige afstand tussen voer-
tuigen wordt aangehouden.
•
De modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid) voor rijden met een constante,
vooraf ingestelde snelheid. Raadpleeg de
paragraaf "Modus Normale cruisecontrol
(vaste snelheid)" in uw gebruikershandlei-
ding op
www.mopar.eu/owner voor meer
informatie.
De normale cruisecontrol (vaste snelheid)
reageert in deze modus niet op voorliggers.
Zorg dat u zich tijdens het rijden bewust
bent van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de knoppen
voor de cruisecontrol. De twee bedrijfs-
modi werken op verschillende manieren.
Controleer altijd welke modus u hebt ge-
kozen.
PARKSENSE
PARKEERHULPSYSTEEM
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewa-
ken het gebied achter de auto dat binnen het
zichtveld van de sensoren valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op
een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm
(12 tot 79 inch) van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obsta-
kel.
ParkSense in-/uitschakelen
ParkSense kan worden in- en uitgeschakeld
met de ParkSense-schakelaar.
Wanneer de ParkSense schakelaar wordt in-
gedrukt om het systeem uit te schakelen,
wordt op het display van de instrumenten-
groep gedurende ongeveer vijf seconden de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneelleren kennen" voor meer informatie hierover.
Als de schakelhendel in de stand REVERSE
wordt gezet en het systeem is uitgeschakeld,
wordt op het display van de instrumenten-
groep de melding "PARKSENSE OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) weergegeven zolang
de schakelhendel in REVERSE staat.
De LED in de ParkSense schakelaar gaat aan
als ParkSense is uitgeschakeld of service
vereist. De LED in de ParkSense schakelaar
gaat uit als het systeem is ingeschakeld. Als
de ParkSense schakelaar wordt ingedrukt, en
het systeem service vereist, knippert de LED
in de ParkSense schakelaar kort en blijft de
LED vervolgens branden.
Display in de instrumentengroep
Het ParkSense waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer "Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselec-
teerd in het deel met door de klant te pro-
grammeren functies van het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellin-
gen van Uconnect" in het hoofdstuk "Multi-
media" in de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
193
Page 196 of 414

Het ParkSense waarschuwingsscherm be-
vindt zich in het display in de instrumenten-
groep. Het zorgt voor visuele waarschuwingen
om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te
geven. Raadpleeg de paragraaf "Display In-
strumentengroep" in het hoofdstuk "Uw In-
strumentenpaneel leren kennen" voor meer
informatie hierover.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
OPMERKING:
• Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van
sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen
dat het ParkSense systeem correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van ParkSense nadelig beïnvloeden.
• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt
in de instrumentengroep de melding
"PARKSENSE OFF" (parkeerhulp uitge-
schakeld) weergegeven. Zodra u Park-Sense uitschakelt, blijft het systeem bo-
vendien uitgeschakeld totdat u het weer
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
inschakelt.
• Als u de schakelhendel in REVERSE zet
en ParkSense is uitgeschakeld, wordt op
het display in de instrumentengroep de
melding "PARKSENSE OFF" (ParkSense
uitgeschakeld) weergegeven zolang de
schakelhendel in REVERSE staat.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het sys-
teem niet goed werkt. Het ParkSense sys-
teem kan obstakels achter de auto/bumper
over het hoofd zien of abusievelijk aange-
ven dat er een obstakel achter de auto/
bumper aanwezig is.•
Gebruik de ParkSense schakelaar om het
ParkSense systeem uit te schakelen wan-
neer voorwerpen, zoals fietsendragers, trek-
haken, enz., op minder dan 30 cm (12 inch)
vanaf de achterkant/achterbumper worden
geplaatst. Als dit wel het geval is, zal het
systeem een nabijgelegen object mogelijk
interpreteren als een sensorprobleem en
verschijnt de melding "PARKSENSE UNA-
VAILABLE SERVICE REQUIRED" (parkeer-
hulp niet beschikbaar, onderhoud noodza-
kelijk) op het display in de
instrumentengroep.
• ParkSense moet worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep in de open stand
staat en de achteruitversnelling is inge-
schakeld. Een open achterklep zou ten
onrechte kunnen worden aangezien voor
een obstakel achter de auto.
STARTEN EN RIJDEN
194
Page 197 of 414

WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
• Het wordt sterk aanbevolen de afneem-
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel zich veel dichter bij het obsta-
kel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen en vorm van de trekhaak is
het ook mogelijk dat de sensoren de
WAARSCHUWING!
trekhaak detecteren en abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
PARKSENSE
PARKEERSENSOREN VOOR
EN ACHTER
ParkSense sensoren
De vier ParkSense sensoren die zich in de
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken
het gebied achter het voertuig dat binnen het
zichtveld van de sensoren valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op een
afstand van ongeveer 30 tot 200 cm (12 tot
79 inch) van het achterpaneel/de achterbum-
per detecteren, afhankelijk van de plaats, het
type en de richting van het obstakel.
De zes ParkSense sensoren die zich in de
voorkant/voorbumper bevinden, bewaken het
gebied vóór de auto dat binnen het zichtveld
van de sensoren valt. De sensoren kunnen in
horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 120 cm (12 tot 47 inch)
van het voorpaneel/de voorbumper detecte-
ren, afhankelijk van de plaats, het type en de
richting van het obstakel.
195
Page 198 of 414

Als een obstakel binnen 200 cm (79 inch)
achter de achterbumper wordt gedetecteerd
terwijl het voertuig in REVERSE staat, wordt
een waarschuwing weergegeven op het dis-
play in de instrumentengroep. Bovendien
klinkt er een geluidssignaal (wanneer Sound
and Display (Geluid en weergave) wordt ge-
selecteerd in het deel met door de klant te
programmeren functies van het Uconnect
systeem). Als het voertuig het object nadert,
verandert de frequentie van het signaal van
een enkele toon per 1/2 seconde (alleen voor
achterzijde) naar langzaam (alleen voor ach-
terzijde), snel en uiteindelijk continu.
In-/uitschakelen
Het ParkSense parkeerhulpsysteem geeft tij-
dens het achter- of vooruit rijden, bijvoor-
beeld bij het inparkeren, met visuele en ge-
luidssignalen de afstand tussen de achter-
en/of voorkant van de auto en een gedetec-
teerd obstakel aan. Als uw auto is uitgerust
met een automatische versnellingsbak, wordt
de auto mogelijk automatisch geremd wan-
neer achteruit wordt ingeparkeerd en het sys-
teem een mogelijke botsing met een obstakel
detecteert.ParkSense kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE of DRIVE staat. Wanneer Park-
Sense bij een van deze standen van de scha-
kelhendel wordt ingeschakeld, blijft het sys-
teem actief totdat de rijsnelheid is
toegenomen tot ongeveer 11 km/u (7 mph) of
hoger. Er verschijnt een waarschuwing op het
display in de instrumentengroep die aangeeft
dat de rijsnelheid van het voertuig te hoog is
voor gebruik van ParkSense. Het systeem
wordt weer actief als de rijsnelheid is gedaald
tot minder dan ongeveer 9 km/u (6 mph).
In- en uitschakelen
Om het systeem in te schakelen, drukt u op
de ParkSense schakelaar op het schakelpa-
neel onder het Uconnect display.
Wanneer het systeem overgaat van ingescha-
keld naar uitgeschakeld en omgekeerd, gaat
dit altijd vergezeld van een specifiek bericht
in het display van de instrumentengroep.Systeem ingeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar uit.
Systeem uitgeschakeld:LED van ParkSense
schakelaar brandt continu.
De LED van de ParkSense schakelaar gaat
ook branden in het geval van een storing van
het ParkSense systeem. Als de knop wordt
ingedrukt bij een systeemstoring, knippert de
LED van de ParkSense schakelaar ongeveer
vijf seconden en blijft deze daarna constant
branden.
Nadat ParkSense is uitgeschakeld, blijft het
systeem in deze staat tot de volgende inscha-
keling, zelfs als het contact van ON/RUN
naar OFF en vervolgens terug naar ON/RUN
wordt gezet.
Rijden met aanhanger
De werking van de sensoren wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer de elektrici-
teitsstekker van de aanhanger in de contact-
doos van de trekhaak van de auto wordt
gestoken. De sensoren worden automatisch
weer ingeschakeld wanneer de stekker van de
aanhangerkabel uit de contactdoos wordt ge-
haald.
STARTEN EN RIJDEN
196
Page 199 of 414

Algemene waarschuwingen
Als de melding “PARKSENSE UNAVAILABLE
WIPE REAR SENSORS" (Parkeerhulp niet
beschikbaar, achtersensoren reinigen) of
"PARKSENSE UNAVAILABLE WIPE FRONT
SENSORS” (Parkeerhulp niet beschikbaar,
voorsensoren reinigen) verschijnt in het dis-
play van het instrumentenpaneel, reinigt u de
ParkSense-sensoren met water, een schoon-
maakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet hard druk-
ken of borstelen). Anders kunnen de senso-
ren beschadigd raken.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren en insteekparkeren door een ge-
schikte parkeerplaats aan te wijzen,
hoorbare/visuele instructies te geven en het
stuurwiel te bedienen. Het actieve parkeer-hulpsysteem ParkSense is een semi-
automatisch systeem, omdat de bestuurder
het gaspedaal, de schakelhendel en de rem-
men zelf moet bedienen. Afhankelijk van de
door de bestuurder gekozen parkeermanoeu-
vre, kan het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense insteekparkeren en fileparkeren
aan beide zijden (bestuurders- of passagiers-
zijde).
OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele ob-
jecten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder, niet als vervanging van
de bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te
voltooien.• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met
oppervlakken die de ultrasone sensorgol-
ven absorberen).
• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gere-
den voordat het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense volledig is gekalibreerd
en nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan
dynamische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie
uit om rekening te houden met verschil-
len, zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense in-
en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de Park-
Sense schakelaar, die zich op het schakelpa-
neel onder het Uconnect scherm bevindt.
197
Page 200 of 414

Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense in te schakelen, drukt u eenmaal op de
schakelaar voor het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense (LED gaat branden).
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Als het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense is ingeschakeld, verschijnt de melding
"Active ParkSense Searching - Push OK to
Switch to Perpendicular" (actief parkeerhulp-
systeem bezig met zoeken - Druk op OK voorinsteekparkeren)" op het display in de instru-
mentengroep. Naar wens kunt u terugschake-
len naar insteekparkeren. Druk op de knop
OK op de linker stuurschakelaar om de instel-
ling van de parkeerplaats te wijzigen. Naar
wens kunt u terugschakelen naar fileparke-
ren.
Gebruik bij het zoeken naar een parkeer-
plaats de richtingaanwijzer om aan te geven
aan welke kant van de auto u de parkeerma-
noeuvre wilt uitvoeren.
OPMERKING:
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
zoekt automatisch naar een parkeerplaats
aan de passagierszijde van het voertuig als de
richtingaanwijzer niet is ingeschakeld.
Raadpleeg de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
RIJSTROOKDETECTIE
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het rijstrook-
detectiesysteem maakt gebruik van een voor-uitkijkcamera om rijstrookmarkeringen te de-
tecteren en meet de positie van het voertuig
binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn ge-
detecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel
om de bestuurder erop te wijzen binnen de
rijstrookmarkeringen te blijven. Als de be-
stuurder buiten de rijstrook blijft rijden, geeft
het rijstrookdetectiesysteem een visuele
waarschuwing weer in het display in de in-
strumentengroep om de bestuurder erop te
wijzen binnen de rijstrookmarkeringen te blij-
ven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.
Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een visuele waarschuwing via het display in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
Locatie van schakelaar van het actieve
parkeerhulpsysteem ParkSenseSTARTEN EN RIJDEN
198