Page 169 of 414

WAARSCHUWING!
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet in of bij de
auto achter (of op een plaats die bereik-
baar is voor kinderen) en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of ON/
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
• Schakel alleen naar of uit PARK of RE-
VERSE als de auto volledig stilstaat.
• Schakel niet tussen PARK, REVERSE,
NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
• Als u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig ingetrapt
houden.OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt houden wan-
neer u uit PARK schakelt.
Sleutelblokkering
Dit voertuig is uitgerust met sleutelblokke-
ring waardoor de transmissie in de stand
PARK moet worden gezet voordat het contact
in de stand OFF kan worden gezet. Hiermee
wordt voorkomen dat de bestuurder per onge-
luk uit de auto stapt zonder de schakelhendel
in de stand PARK te zetten. Daarnaast ver-
grendelt het systeem ook de transmissie in de
stand PARK wanneer het contact in de stand
OFF staat.
Blokkeersysteem rem/transmissie
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor zorgt dat
de schakelknop in de stand PARK blijft tenzij
het rempedaal wordt ingetrapt. Om de scha-
kelhendel uit de stand PARK te kunnen zet-
ten, moet de motor draaien en het rempedaal
moet worden ingetrapt. Het rempedaal moetook worden ingetrapt om van de neutraal-
stand naar de rij- of achteruitrijstand te scha-
kelen wanneer het voertuig stilstaat of met
lage snelheid rijdt.
ECO-modus
De ECO-modus kan het totale brandstofver-
bruik van de auto verbeteren tijdens normale
rijomstandigheden. Druk op de ECO-
schakelaar in het midden van het instrumen-
tenpaneel om de ECO-modus in of uit te
schakelen. Een lampje op de schakelaar
geeft aan wanneer de ECO-modus is uitge-
schakeld (voor standaard modellen) of inge-
schakeld (voor SRT-modellen).
167
Page 170 of 414

Wanneer de ECO-modus is ingeschakeld, ver-
anderen de voertuigregelsystemen als volgt:
• De transmissie schakelt eerder op en later
terug.
• Het algehele rijgedrag is meer conserva-
tief.
• Voertuigen met Quadra-Lift-luchtvering
werken in de stand "Aero" over een breder
snelheidsbereik. Raadpleeg het hoofdstuk
over Quadra-Lift voor meer informatie.• Bij SRT-modellen, zal de transmissie (van-
uit stilstand) wegrijden in de tweede ver-
snelling, en de koppelomvormerkoppeling
kan inschakelen bij lagere motortoerental-
len en langer ingeschakeld blijven.
• Sommige functies van de ECO-modus
kunnen tijdelijk worden uitgeschakeld
vanwege de temperatuur en andere
factoren.
Actieve ruisonderdrukking — indien aanwe-
zig
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
actieve ruisonderdrukking. Dit systeem
maakt gebruik van vier microfoons inge-
bouwd in de hemelbekleding om ongewenste
uitlaatgeluiden te detecteren die soms optre-
den in de ECO-modus. Een ingebouwde fre-
quentiegenerator wekt via de geluidsinstalla-
tie neutraliserende geluidsgolven op in de
auto het geluid te onderdrukken.
Achttraps automatische transmissie
Uw voertuig is uitgerust met een brandstof-
zuinige versnellingsbak met 8 versnellingen.
De versnellingshendel bevindt zich in de
middenconsole.De schakelhendel heeft de standen PARK,
REVERSE, NEUTRAL, DRIVE en MANUAL
(AutoStick). U kunt handmatig schakelen
met behulp van het AutoStick schakelsys-
teem (raadpleeg de paragraaf "AutoStick" in
dit hoofdstuk voor meer informatie). Door de
schakelhendel naar voren (-) of achteren (+)
te bewegen terwijl deze in de stand MANUAL
ECO-schakelaarVersnellingshendel
1 — Vergrendeltoets
2 — Versnellingshendel
STARTEN EN RIJDEN
168
Page 171 of 414

(AutoStick) staat (naast de stand DRIVE) of
door kort op de schakelflippers (+/-) te druk-
ken, kunt u handmatig de versnelling selec-
teren en wordt de huidige versnelling in de
instrumentengroep weergegeven.
OPMERKING:
Als de schakelhendel niet in de stand PARK,
REVERSE of NEUTRAL kan worden gezet
(indien naar voren gedrukt), dan bevindt deze
zich waarschijnlijk in de stand AutoStick (+/-)
(naast de stand DRIVE). In de AutoStick-
modus wordt de versnelling (1, 2, 3 enz.)
weergegeven in de instrumentengroep. Zet de
schakelhendel naar rechts (in de stand
DRIVE [D]) voor toegang tot PARK, REVERSE
en NEUTRAL.
AutoStick
AutoStick is een interactieve functie, die
handmatig schakelen mogelijk maakt waar-
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick kunt u maximaal remmen op de
motor, ongewenst op- of terugschakelen voor-
komen en de prestaties van de auto verbete-
ren. Met dit systeem heeft u ook meer con-
trole over de auto bij het inhalen, bij hetrijden in de stad, bij glad wegdek, in de
bergen, het trekken van een aanhangwagen
en vele andere situaties.
Bediening
Om de AutoStick-modus te activeren, zet u
de schakelhendel in de stand MANUAL (M)
(naast de stand DRIVE), of drukt u kort op
een van de schakelflippers op het stuur. Als u
kort op de schakelflipper (-) drukt om de
AutoStick-modus te activeren, schakelt de
versnellingsbak terug naar een versnelling
lager, terwijl bij kort drukken op (+) om de
AutoStick-modus te activeren de huidige ver-
snelling behouden blijft. De huidige versnel-
ling wordt weergegeven in de instrumenten-
groep. In de modus AutoStick kunt u de
schakelhendel (in de stand MANUAL) of de
schakelflippers gebruiken om handmatig teschakelen. Als u de schakelhendel naar voren
(-) tikt terwijl deze in de MANUAL (M) staat,
of als u kort op de schakelflipper (-) op het
stuur drukt, schakelt de transmissie naar de
eerstvolgende lagere versnelling. Als u de
hendel naar achteren (+) tikt (of als u kort op
de schakelflipper (+) drukt), wordt opgescha-
keld.
OPMERKING:
De schakelhendels kunnen worden uitge-
schakeld (of naar wens opnieuw worden inge-
schakeld) met de persoonlijke instellingen
van Uconnect, of, bij SRT-modellen, met be-
hulp van rijmodi.
In de modus AutoStick schakelt de versnel-
lingsbak op of terug als de bestuurder hand-
matig (+/-) kiest (met de schakelhendel of de
schakelflippers), tenzij dit leidt tot stotteren
of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
Schakelflippers
169
Page 172 of 414

• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aan-
gegeven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer
de auto tot stilstand komt. Na stilstand
moet de bestuurder handmatig opschake-
len (+) tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
eerste of tweede versnelling (of de derde
versnelling in de groep 4LO, de stand
sneeuw of de stand zand). Als u kort op (+)
drukt (bij stilstand) kunt u wegrijden in de
tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede of derde versnelling kan zinvol zijn
als het wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum
motortoerental wordt overschreden, vindt
het terugschakelen niet plaats.• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Als u de schakelflipper (-) ingedrukt houdt
of de schakelhendel in de stand (-) houdt,
wordt voortdurend teruggeschakeld naar
de laagst mogelijke versnelling bij de hui-
dige snelheid.
• Het schakelen van de transmissie valt
meer op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsregeling
(HDC) is ingeschakeld, is de AutoStick niet
actief.U kunt de AutoStick uitschakelen door de
schakelhendel terug te zetten in de stand
DRIVE of door de schakelflipper (+) inge-
drukt te houden (als de schakelhendel al in
de stand DRIVE staat) totdat opnieuw de
indicatie "D" wordt weergegeven in de instru-
mentengroep. U kunt AutoStick op elk mo-
ment in- of uitschakelen zonder dat u uw voet
van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
STARTEN EN RIJDEN
170
Page 173 of 414

SPORTMODUS — INDIEN
AANWEZIG
Uw auto is uitgerust met een Sportmodus-
functie. Deze modus is een instelling van de
configuratie voor sportief rijgedrag. De motor,
transmissie en stuurinrichting worden alle-
maal insteld op SPORT. De Sportmodus zorgt
voor betere gaspedaalrespons en aangepast
schakelen voor een betere rijbeleving enmaximaal stuurgevoel. Deze modus kan wor-
den in- en uitgeschakeld door op de knop
Sport op de rij schakelaars op het instrumen-
tenpaneel te drukken.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I —
indien aanwezig
De Quadra-Trac I is een tussenbak met één
groep (alleen hoge gearing), die zorgt voor
handige permanente vierwielaandrijving. Ver-
eist geen handelingen van de bestuurder. Het
Brake Traction Control (BTC) systeem, dat
een combinatie is van het standaard ABS en
traction control, biedt weerstand aan een wiel
dat doorslipt waardoor extra koppel wordt
gestuurd naar de wielen met tractie.
OPMERKING:
Het Quadra-Trac I systeem niet geschikt is voor
omstandigheden waarin de groep 4WD LOW
wordt aanbevolen. Raadpleeg de paragraaf
"Tips voor terreinrijden" in het hoofdstuk "Star-
ten en rijden" voor meer informatie hierover.
Bedieningsaanwijzingen/
voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II —
indien aanwezig
De Quadra-Trac II tussenbak is volautoma-
tisch in de 4WD AUTO-modus voor normaal
rijden. De Quadra-Trac II tussenbak heeft
drie standen:
• 4WD HI
• NEUTRAL
• 4WD LOW
Deze tussenbak is volautomatisch in de 4WD
HI-modus.
Als extra tractie is vereist dan kan de 4WD
LOW-stand worden gebruikt om de aandrijf-
assen vóór en achter samen te vergrendelen
en de voor- en achterwielen te dwingen om
met dezelfde snelheid te draaien. De stand
4WD LOW is uitsluitend bedoeld voor een
onverhard of glad wegdek. Rijden in de stand
4WD LOW op droge, verharde wegen kan
leiden tot overmatige slijtage van de banden
en schade aan de onderdelen van de aandrijf-
lijn.
Toets Sportmodus
171
Page 174 of 414

Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in
4WD LOW rijdt, is het motortoerental circa
driemaal zo hoog als het motortoerental in de
stand 4WD HI. Laat de motor niet met te
hoge toerentallen draaien en rijd niet sneller
dan 40 km/u (25 mph).
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de tussenbak beschadigen.
Aangezien vierwielaandrijving de tractie verbe-
tert, heeft men de neiging de veilige snelheden
voor bochten en stoppen te overschrijden. Rij
niet harder dan de verkeersomstandigheden
toelaten.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
de tussenbak wordt het contact met de
WAARSCHUWING!
aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto kan
rollen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
Schakelstanden
Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand van het 4WD-systeem, zie onder-
staande informatie:
4WD AUTO
Deze stand wordt gebruikt op oppervlakten
zoals ijs, sneeuw, grint, zand en op een droog
wegdek.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over de verschillende instellingen
en het bedoelde gebruik.
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekop-
peld van de aandrijving. Hij wordt gebruikt
om achter een andere auto te slepen met alle
wielen aan de grond. Raadpleeg de paragraaf
"Slepen achter een camper" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor meer informatie
hierover.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
staat en de handrem niet helemaal is aan-
getrokken, kunnen u of anderen (dodelijk)
gewond raken. In de stand NEUTRAL van
de tussenbak wordt het contact met de
aandrijflijn van zowel de aandrijfas voor
als achter verbroken, zodat de auto kan
rollen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
STARTEN EN RIJDEN
172
Page 175 of 414

4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrij-
ving met lage snelheid. Hij zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding waardoor er
meer koppel aan zowel de voor- als achterwie-
len kan worden geleverd en daarmee extra
tractie en maximale trekkracht, uitsluitend
op onverharde, gladde wegen. Rijd niet snel-
ler dan 40 km/u (25 mph).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" voor meer informatie over de
verschillende instellingen en het bedoelde
gebruik.
Schakelprocedures
Vierwielaandrijving HI (HOOG) naar Vier-
wielaandrijving LOW (LAAG)
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschake-
laar in de stand ON staat of als de motor
loopt, schakelt u de transmissie naar "N" en
drukt u één keer op de knop “4WD LOW” op
de tussenbakschakelaar. Het controlelampje“4WD LOW” in de instrumentengroep gaat
knipperen en blijft branden wanneer het
schakelen is voltooid.
OPMERKING:
Als schakelcondities/blokkeringen niet wor-
den bereikt, of er een beschermingsconditie
voor de motortemperatuur van de tussenbak
aanwezig is, gaat het bericht "For 4x4 Low
Slow Below 3 mph (5 km/h) Put Trans in N
Press 4 Low" (voor 4x4 laag langzaam onder
5 km/u (3 mph), zet versnelling in N, druk op
4 Low) knipperen in het display in de instru-
mentengroep. Raadpleeg de paragraaf "Dis-play in de instrumentengroep" in het hoofd-
stuk "Uw Instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie hierover.
4WD LOW naar 4WD HI
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), als de contactschake-
laar in de stand ON staat of als de motor
loopt, schakelt u de transmissie naar NEU-
TRAL en drukt u één keer op de knop “4WD
LOW” op de tussenbakschakelaar. Het con-
trolelampje “4WD LOW” op de instrumenten-
groep gaat knipperen en dooft nadat het
schakelen is voltooid.
OPMERKING:
• Als schakelcondities/blokkeringen niet
worden bereikt, of er een beschermings-
conditie voor de motortemperatuur van de
tussenbak aanwezig is, gaat het bericht
"For 4x4 High Slow Below 3 mph (5 km/h)
Put Trans in N push 4 Low" (Voor 4x4 hoog
langzaam onder 5 km/u (3 mph), zet ver-
snelling in N, druk op 4 Low) knipperen in
het display in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
Tussenbakschakelaar
173
Page 176 of 414

instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
• Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW
te schakelen als de auto helemaal stil-
staat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan
mogelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en de
overschakeling te voltooien. De beste me-
thode is tijdens het rollen van de auto
tussen de 0 en de 5 km/u (0 tot 3 mph).
Als de auto sneller rijdt dan 5 km/u dan
verhindert de tussenbak het schakelen.
Naar de stand NEUTRAL (N) schakelen
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de tussenbak in de stand NEUTRAL
(N) staat en de handrem niet helemaal is
aangetrokken, kunnen u of anderen (dode-
lijk) gewond raken. In de NEUTRAL-stand
(N) wordt het contact met de aandrijflijn
van zowel de aandrijfas voor als achter
WAARSCHUWING!
verbroken, zodat de auto in beweging kan
komen, zelfs als de versnellingsbak in de
stand PARK is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
1. Breng het voertuig volledig tot stilstand,
terwijl de motor draait.
2. Houd het rempedaal ingetrapt.
3. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
4. Als het voertuig is uitgerust met Quadra-
Lift luchtvering, controleert u of het voer-
tuig op de normale rijhoogte is ingesteld.
5. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken knop NEUTRAL
(N) van de tussenbak (deze bevindt zich
bij de modusschakelaar) ingedrukt. Het
lampje achter het NEUTRAL (N)-symbool
gaat knipperen om aan te geven dat wordt
geschakeld. Het lampje stopt met knippe-
ren (en blijft branden) nadat het schake-
len naar NEUTRAAL (N) voltooid is. De
melding "NEUTRAL" (neutraal) verschijntop het display in de instrumentengroep.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de
instrumentengroep" in het hoofdstuk "Uw
Instrumentenpaneel leren kennen" voor
meer informatie hierover.
6. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
7. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
8. Laat het rempedaal gedurende vijf secon-
den los en zorg ervoor dat de auto niet
gaat rollen.
NEUTRAAL (N)-schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
174