Functies van de klimaatregeling
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan
de gebruiker het aircosysteem handmatig in-
of uitschakelen. Als het aircosysteem is inge-
schakeld, stroomt via de luchtroosters koele,
droge lucht in het interieur. Druk voor een
lager brandstofverbruik op knop A/C om de
airconditioning uit te schakelen en stel met
de hand de aanjager en luchtverdeling in.
Zorg ook dat u alleen de stand Instrumenten-
paneel, Ventilatie op twee niveaus of Vloer
kiest.
OPMERKING:
• Wanneer zich wasem of condens vormt op
de voorruit of zijramen, kiest u de ontdooi-
stand en verhoogt u indien nodig het aan-
jagertoerental.
• Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan
of de voorzijde van de airco-condensor
(vóór in de radiateur) is verstopt door vuil
of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van
de radiateur en door de condensor heen.MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen
MAX A/C en de voorgaande instellingen. De
toets gaat branden wanneer MAX A/C is inge-
schakeld.
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het
gewenste aanjagertoerental en de gewenste
stand kiezen. Door op andere instellingen te
drukken, schakelt de MAX A/C-werking over
naar de geselecteerde instelling en wordt
MAX A/C verlaten.
Recirculatie
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is
ingedrukt, brandt de het indicatielampje voor
recirculatie. Druk nogmaals op de knop om
de recirculatiestand uit te schakelen en bui-
tenlucht in het interieur te laten stromen.OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschik-
baar (schermtoets grijs weergegeven) bij om-
standigheden waarin de voorruit aan de bin-
nenkant kan beslaan. Bij systemen met
handmatige klimaatregeling kan de
recirculatiestand niet worden gebruikt in
combinatie met de ontdooistand. Hierdoor
verloopt het ontdooiproces sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitgeschakeld als
deze stand wordt gekozen. Als u de recircu-
latie probeert in te schakelen terwijl deze
stand actief is, gaat het lampje in de bedie-
ningsknop knipperen en vervolgens uit.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
— Indien aanwezig
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies
de schermtoets AUTO in het bedienings-
paneel van de automatische temperatuur-
regeling (ATC).
61
Stalling
Voordat u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet gebruikt (bijv. bij vakantie),
laat u het aircosysteem bij stationair toeren-
tal ca. vijf minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid. Zo wordt
het systeem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompressor tot
een minimum beperkt wanneer u het systeem
weer start.
Ontwasemen
Bij zacht maar regenachtig of vochtig weer
kunnen de autoruiten aan de binnenzijde
gemakkelijk beslaan. Om de autoruiten
schoon te maken, kiest u de stand Ontwase-
ming of Gemengd en verhoogt de snelheid
van de aanjager voorin. Gebruik de
recirculatiestand niet langdurig zonder inge-
schakelde airconditioning, omdat dan de rui-
ten kunnen beslaan.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de voor-
ruit, niet wordt verstopt door achtergebleven
bladeren e.d. Wanneer bladeren achterblij-
ven in de luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer te-
rechtkomen kunnen de waterafvoeren ver-
stopt raken. Zorg in de wintermaanden dat de
luchtinlaat niet wordt afgedekt door ijs of
sneeuw.
Interieurluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert het stof en
pollen uit de lucht. Neem contact op met uw
erkende dealer voor het onderhoud van het
interieurluchtfilter en laat deze vervangen
wanneer nodig.
63
Locatie Patroonzekering Microzekering Omschrijving
F62 – 10 A rood Koppeling airconditioning
F63 – 20 A geel Bobines (benzine), ureumverwarming (diesel)
F64 – 25 A transparant Brandstofverstuivers/aandrijflijn
F66 – 10 A rood Zonnedak/schakelaars voor passagiersramen/regensensor
F67 – 15 A blauw CD/DVD/Bluetooth handsfree-module — indien aanwezig
F68 – 20 A geel Motor achterruitwisser
F69 – 15 A blauw Voeding bermlicht — indien aanwezig
F70 – 20 A geel Brandstofpomp van de motor
F71 – 30 A groen Audioversterker
F72 – 10 A rood PCM — indien aanwezig
F73 – 15 A blauw HID-koplampen rechts — indien aanwezig
F75 – 10 A rood Dubbele accuregeling — indien aanwezig
F76 – 10 A rood Antiblokkeerremmen / elektronisch
stabiliteitsregelsysteem
F77 – 10 A rood Regelmodule aandrijflijn / voorasontkoppelingsmodule
F78 – 10 A rood Motorregelmodule/elektrische stuurbekrachtiging
F80 – 10 A rood Universele garagedeuropener/kompas/
anti-inbraakmodule
F81 – 20 A geel Richtingaanwijzer rechts / remlichten aanhanger
F82 – 10 A rood Regelmodule stuurkolom/cruisecontrol/DTV
F83 – 10 A rood Brandstofvulklep
F84 – 15 A blauw Rij schakelaars / instrumentengroep
F85 – 10 A rood Airbagmodule
235
SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD......258
Gepland onderhoud — niet-SRT.....258
Gepland onderhoud — SRT........263
Gepland onderhoud — dieselmotor . . .268
MOTORCOMPARTIMENT......273
3.6-liter motor...............273
5,7-liter motor................274
6.4-liter motor................275
3.0-liter dieselmotor............276
Oliepeil controleren — Benzinemotor . .277
Oliepeil controleren — dieselmotor . . .277
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.....278
Remsysteem.................278
Automatische versnellingsbak.......279
Onderhoudsvrije accu...........280
DEALERSERVICE...........280
Onderhoud van de airconditioning. . . .281
Ruitenwisserbladen............283
Koelsysteem.................287
HET VOERTUIG OMHOOG TE
BRENGEN.................288
BANDEN..................288
Banden — Algemene informatie.....288
Type banden.................293
Reservewielen — indien aanwezig. . . .294
Onderhoud van velgen en wieldoppen. .296
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
niet-SRT...................298
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT ......................298
Rouleren van banden...........299
HET VOERTUIG STALLEN.....300
CAROSSERIE...............301
Behoud van de carosserie.........301
INTERIEUR................302
Stoelen en bekleding............302
Kunststof- en gelakte onderdelen. . . .302
Lederen onderdelen.............303
SERVICE EN ONDERHOUD
257
Afstand of verstreken tijd (wat het eerst komt):12.500
25.000
37.500
50.000
62.500
75.000
87.500
100.000
112.500
125.000
137.500
150.000
Of maanden: 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144
Kilometers
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
180.000
200.000
220.000
240.000
Vloeistof in de voor- en achteras controleren; ver-
versen wanneer de auto wordt gebruikt als politie-
wagen, taxi, bedrijfswagen, voor terreinrijden of
het veelvuldig trekken van aanhangers.XXX X X X
Brandstoffilter vervangen. Het interval voor het vervangen van het brandstoffilter: dit moet bij elke tweede olieverversing gebeuren
Handrem afstellen op voertuigen met schijfrem-
men op alle vier de wielen.XXX X X X
Luchtfilter van motor vervangen. X X X X X X
Airconditioning-/interieurluchtfilter vervangen. X X X X X X XXXXXX
Hulpaandrijfriem(en) vervangen.X
Koelsysteem doorspoelen en koelvloeistof verver-
sen na 10 jaar of 240.000 km (150.000 mijl),
afhankelijk van wat eerst komt.XX
De tussenbakolie controleren of verversen als u de
auto gebruikt voor één van de volgende doelein-
den: als politiewagen, taxi, bedrijfswagen of voor
veelvuldig trekken van aanhangers.XX X
Tussenbakolie verversen. X X X
271
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige monteur.
Onderhoud van de airconditioning
Voor optimale prestaties kunt u het aircosys-
teem het best laten controleren door een
erkende dealer aan het begin van het zomer-
seizoen. Bij deze onderhoudsbeurt moeten
ook de condensorribben worden gereinigd en
moet een werkingstest worden uitgevoerd.
Laat ook de spanning van de aandrijfriem
controleren.
WAARSCHUWING!
•Gebruik voor uw airco uitsluitend door de
fabrikant goedgekeurde compressor-
smeermiddelen en koudemiddelen. Som-
WAARSCHUWING!
mige niet-goedgekeurde koudemiddelen
zijn brandbaar en explosief en kunnen
daardoor ernstig letsel veroorzaken. An-
dere niet-goedgekeurde koudemiddelen of
smeermiddelen kunnen het systeem be-
schadigen, wat hoge reparatiekosten met
zich meebrengt. Raadpleeg de service- en
garantiehandleiding voor meer informatie.
• Het aircosysteem bevat een koudemid-
del onder hoge druk. Om persoonlijk
letsel of schade aan het systeem te voor-
komen mag het bijvullen van koudemid-
del, of andere reparaties waarbij leidin-
gen moeten worden losgekoppeld,
alleen worden uitgevoerd door een vak-
bekwame monteur.
LET OP!
Spoel het systeem van de airconditioning
niet met chemicaliën, omdat daardoor de
onderdelen van de airconditioning bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade wordt
niet gedekt door de standaardgarantie.
Vervanging van het aircofilter (luchtfilter
van de airco)
Raadpleeg "Gepland onderhoud" in dit hoofd-
stuk voor de juiste onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Verwijder het interieurluchtfilter niet ter-
wijl de motor loopt, of wanneer de contact-
schakelaar in de stand ACC of ON/RUN
staat. Als het interieurluchtfilter is verwij-
derd en de aanjager in werking is, kan de
aanjager in contact komen met uw handen
en vuil en deeltjes in uw ogen blazen, wat
kan leiden tot letsel.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt
zich in de luchtinlaat achter het handschoe-
nenkastje. Volg de onderstaande procedure
om het filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem
alle voorwerpen eruit.
281
De voorgestelde roulatiemethode is kruis-
lings naar achteren, zoals in de volgende
afbeelding is weergegeven.
HET VOERTUIG STALLEN
Als het voertuig langer dan een maand stil
moet blijven staan, neem dan de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht:
• Parkeer uw voertuig op een bedekte, droge
en zo mogelijk geventileerde plaats met de
ramen een klein stukje open.
• Controleer of de elektrische parkeerrem
niet is ingeschakeld.• Koppel de negatieve (-) aansluiting los van
de accupool en zorg ervoor dat de accu
volledig is opgeladen. Tijdens de stalling
controleert u de acculading eens per kwar-
taal.
• Indien u niet de accu loskoppelt van het
elektrische systeem, controleert u de ac-
culading iedere 30 dagen.
• Reinig en bescherm de gelakte delen door
het aanbrengen van beschermende was.
• Reinig en bescherm glimmende metalen
onderdelen door het aanbrengen van be-
schermende was.
• Doe talkpoeder op de ruitenwisserbladen
voor en achter en laat ze omhoog staan.
• Bedek het voertuig met een juiste afdek-
king. Zorg ervoor dat u de lak niet bescha-
digt door het slepen van de afdekking over
vuile oppervlakken. Gebruik geen kunst-
stof afdekfolie die de verdamping van het
op het voertuigoppervlak aanwezige vocht
verhindert.
• Pomp de banden op tot een druk die
+0,5 bar (+7,25 PSI) hoger is dan aanbe-
volen op de bandensticker en controleer
de bandenspanning regelmatig.• Tap het motorkoelsysteem niet af.
• Wanneer het voertuig gedurende twee we-
ken of langer stilstaat, laat de motor gedu-
rende ongeveer vijf minuten stationair
draaien, met de airconditioning aan en
hoge ventilatorsnelheid. Dit zorgt voor een
juiste smering van het systeem, waardoor
er minder kans op schade aan de compres-
sor is wanneer het voertuig weer in gebruik
wordt genomen.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig niet is gestart en niet
met het voertuig is gereden voor ten minste
30 dagen, is een procedure Starten na lang-
durig parkeren vereist voor het starten van het
voertuig. Raadpleeg de paragraaf "Startpro-
cedures" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.
LET OP!
Voorafgaand aan het verwijderen van de
positieve en negatieve aansluitingen op de
accu, wacht u ten minste een minuut met
de contactschakelaar in de stand OFF en
sluit u het bestuurdersportier. Bij het op-
Banden rouleren
SERVICE EN ONDERHOUD
300
Koolstofmonoxide, waarschuwing. .155, 310
Koplampen,
lichtsignaal................49
sproeiers..................53
Koplampsproeiers...............53
Krik, gebruik.............239, 288
Lampen....................158
Lampen, verlichting.............158
Lampen vervangen.............226
Lampje cruisecontrol.............93
Lampje open portier.............87
Lane Change Assist..............50
LaneSense..................198
Lekke band vervangen...........288
Lekken, vloeistof..............158
Levensduur van banden..........292
Lichtsignaal..................49
Lights (Verlichting).............158
Loodvrije benzine..............308
Mediacentrum................368
Methanol...................309
Methanolbrandstof.............309
Mistlampen................50, 88
Mopar.....................317
Mopar-accessoires..............317Motor..............273, 275, 276
Motor,
brandstofvereisten........308, 312
chassisnummer..........273, 274
identificatie...............276
keuze van de motorolie.....312, 313
koeling..................287
motorruimte.....273, 274, 275, 276
olie.................312, 313
oliepeil controleren...........277
olievuldop................273
oververhitting..............250
starten..................161
starten met startkabels........247
waarschuwing uitlaatgassen . .155, 310
Motorkapontgrendeling............70
Motorolie,
aanbevelingen..........312, 313
controleren...............277
peilstok.................277
viscositeit.............312, 313
vulhoeveelheid..........312, 313
waarschuwingslampje oliedruk.....86
Multifunctionele bedieningshendel....47
Navigatie................349, 371
Neerklapbare achterbank..........34Noodgevallen,
opkrikken.................288
starten met startkabels.........247
vastgelopen voertuig vrijmaken . . .252
waarschuwingsknipperlichten. . . .222
Octaangetal, benzine (brandstof).....308
Onderhoudsschema......258, 263, 268
Onderhoudsvrije accu...........280
Onderhoud van de airconditioning. . . .281
Onderhoud van wielen en velgen.....296
Ontwarringsprocedure, autogordel. . . .125
Ontwasemen..................63
Opslag van het voertuig...........63
Oververhitting van de motor........250
ParkSense, parkeersensoren.......197
ParkSense-systeem, achter........193
ParkSense-systeem achter.........193
ParkSense-systeem, achter........195
ParkSense-systeem achter.....195, 201
ParkSense-systeem vóór..........195
ParkSense-systeem, vóór en achter . . .195
ParkSense-systeem vóór en achter. . . .195
Peilstokken,
(motor)olie................277
Poort voor SD-kaart.............344
INDEX
398