Page 185 of 414

•TRACK– Kalibratie voor wegracen op on-
dergronden met veel tractie. De aandrijf-
lijn is geoptimaliseerd voor maximale trac-
tie. Enig slippen kan voelbaar zijn op
moeilijke ondergronden. Deze functie
wordt gereset naar AUTO aan als het con-
tact wordt ingeschakeld.
•TOW- Gebruik deze modus voor het trek-
ken en vervoeren van zware lasten. De
vering van de auto gaat in de sportstand.
Trailer Sway Control wordt ingeschakeld in
het ESC-systeem. Deze functie wordt ge-
reset naar AUTO aan als het contact wordt
ingeschakeld.
Custom
In deze modus kan de bestuurder een aange-
paste autoconfiguratie maken, die wordt op-
geslagen voor een snelle keuze van de favo-
riete instellingen. Het systeem keert terug
naar de modus AUTO (automatisch) wanneer
de contactsleutel van RUN naar OFF wordt
gedraaid als deze modus is geselecteerd. In
de aangepaste modus kunnen de instellingen
voor stabiliteit, transmissie, stuurinrichting,ophanging, aandrijving op alle wielen en
schakelflippers worden geconfigureerd via de
instellingen voor de aangepaste modus.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
Actief dempingssysteem
Deze auto is uitgerust met een elektronisch
geregeld dempingssysteem. Dit systeem ver-
mindert het overhellen en de hellingshoek
van de carrosserie in veel rijomstandigheden
waaronder bochten, accelereren en remmen.
Er zijn 3 modi:
•Street Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, SNOW en CUSTOM.) -
wordt gebruikt bij hoge snelheden waarbij
een gevoel van comfortabel rijden gewenst
is.
•Sport Mode(Beschikbaar in de terreinstan-
den AUTO, SPORT, CUSTOM en TOW.) -
biedt een stevige vering voor betere rijei-
genschappen.•Track Mode(Beschikbaar in de terrein-
standen AUTO, TRACK en CUSTOM.) -
biedt een zeer stevige vering voor een
agressieve race-ervaring.
Raadpleeg de paragraaf "SRT-rijmodi" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal los te laten of het gaspedaal in te
trappen, wordt de motor automatisch weer
gestart.
183
Page 186 of 414

Automatische modus
De Stop/Start-functie wordt
ingeschakeld na elke nor-
male motorstart. Op dat
moment activeert het sys-
teem de modus STOP/
START READY (Stop/Start-
systeem gereed) en,
wanneer aan alle overige voorwaarden is vol-
daan, activeert het vervolgens de modus STOP/
START AUTOSTOP ACTIVE (Autostop Stop/
Start-systeem actief).
Om de autostop-modus te activeren, doet u het
volgende:
•
Het systeem moet in modus STOP/START
READY (Stop/Start-systeem gereed) staan.
De melding STOP/START READY (Stop/
Start-systeem gereed) wordt weergegeven
op het display in de instrumentengroep in
het gedeelte Stop/Start. Raadpleeg de para-
graaf "Display in de instrumentengroep" in
het hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel le-
ren kennen" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner.• Het voertuig moet volledig tot stilstand
zijn gebracht.
• De schakelhendel moet in een vooruitver-
snelling staan en het rempedaal moet zijn
ingetrapt.
De motor wordt uitgeschakeld, de toerentel-
ler gaat naar de nulstand en het controle-
lampje Stop/Start gaat branden om aan te
geven dat autostop is ingeschakeld. De in-
stellingen van de klant blijven gehandhaafd
wanneer de motor weer wordt gestart.
Raadpleeg de paragraaf "Stop/Start-systeem" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" in uw gebrui-
kershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
Mogelijke oorzaken waarom de motor niet
automatisch stopt
Voor het uitschakelen van de motor, contro-
leert het systeem vele veiligheids- en com-
fortvoorwaarden om te controleren of hieraan
is voldaan. Op het Stop/Start-scherm van het
display in de instrumentengroep kan gede-
tailleerde informatie worden weergegeven
over de werking van het Stop/Start-systeem.
In de volgende situaties zal de motor niet
stoppen:• De veiligheidsgordel van de bestuurder is
niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is niet gesloten.
• De accutemperatuur is te hoog of te laag.
• De accu is bijna leeg.
• Het voertuig bevindt zich op een steile
helling.
• De interieurverwarming of -koeling is inge-
schakeld en er is geen acceptabele tem-
peratuur in het interieur bereikt.
• De klimaatregeling is ingesteld op volledig
ontwasemen bij een hoge aanjagersnel-
heid.
• De klimaatregeling is ingesteld op MAX
A/C.
• De motor heeft de normale bedrijfstempe-
ratuur nog niet bereikt.
• De transmissie staat niet in een vooruitver-
snelling.
STARTEN EN RIJDEN
184
Page 187 of 414

• De motorkap is geopend.
• De tussenbak van het voertuig staat in
stand 4LO.
• Het rempedaal is niet ingedrukt met vol-
doende druk.
Andere factoren die het gebruik van Autostop
verhinderen:
• Bediening van het gaspedaal.
• Motortemperatuur te hoog.
• 5 MPH drempelwaarde niet bereikt bij
vorige AUTOSTOP.
• Stuurhoek boven drempelwaarde.
• ACC is ingeschakeld en snelheid is
ingesteld.
Het is mogelijk dat meerdere malen met het
voertuig wordt gereden, zonder dat het STOP/
START-systeem de status STOP/START
READY (Stop/Start gereed) aanneemt, wan-
neer de omstandigheden extremer zijn dan
hierboven genoemd.
De motor starten in de stand autostop
In de vooruitversnelling start de motor wan-
neer het rempedaal niet is ingetrapt of het
gaspedaal wordt ingetrapt. De transmissiewordt automatisch opnieuw ingeschakeld als
de motor opnieuw wordt gestart.
Omstandigheden waarin de motor automatisch
opnieuw start in de stand autostop:
• De schakelhendel wordt uit DRIVE gezet.
• De comfortstand van de temperatuur in
het interieur wordt gehandhaafd.
• Het klimaatsysteem in volle ontwase-
mingsmodus is.
• De temperatuur van het klimaatsysteem of
de aanjagersnelheid wordt handmatig ver-
steld.
• De accuspanning daalt naar een te lage
waarde.
• Lage vacuümwaarde van remsysteem
(bijv. na meerdere keren na elkaar rem-
men).
• De schakelaar STOP/START OFF is inge-
drukt.
• Er doet zich een storing voor in het STOP/
START-systeem.
• De vierwielaandrijving is in de stand 4LO
gezet.
Het Stop/Start-systeem handmatig
uitschakelen
1. Druk op de schakelaar STOP/START OFF
(in de rij schakelaars). Het lampje in de
schakelaar dooft.
2. De melding "STOP/START OFF" (stop/
start uit) verschijnt op het display in de
instrumentengroep. Raadpleeg de para-
graaf "Display Instrumentengroep" in het
Schakelaar STOP/START OFF
185
Page 188 of 414

hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in uw gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
3. Bij de volgende stop van het voertuig
(nadat het STOP/START-systeem is uitge-
schakeld) zal de motor niet worden
uitgeschakeld.
4. Het STOP/START-systeem schakelt elke
keer zelfstandig weer in wanneer het con-
tact uit- en weer ingeschakeld wordt.
Het Stop/Start-systeem handmatig
inschakelen
Druk op de schakelaar STOP/START OFF (in
de rij schakelaars). Het lampje in de schake-
laar dooft.
Raadpleeg voor meer informatie over het Stop/
Start-systeem de paragraaf "Stop/Start-systeem"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" in uw gebrui-
kershandleiding op
www.mopar.eu/owner.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
aan/uit-knop van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te stel-
len.
Activering
Druk op de toets aan/uit om de cruisecontrol
in te schakelen. CRUISE CONTROL READY
(Cruisecontrol gereed) wordt weergegeven op
het display in de instrumentengroep om aan
te geven dat de cruisecontrol is ingeschakeld.
Druk nogmaals op de toets aan/uit om het
systeem uit te schakelen. CRUISE CONTROL
OFF (Cruisecontrol uit) wordt weergegeven op
het display in de instrumentengroep om aan
te geven dat de cruisecontrol is uitgescha-
keld. Het systeem moet worden uitgescha-
keld wanneer het niet wordt gebruikt.
Cruisecontrol-schakelaars
1 — Druk op Cancel
2 — Druk op Set+/Accel
3 — Druk op Resume
4 — Druk op On/Off
5 — Druk op Set-/Decel
STARTEN EN RIJDEN
186
Page 189 of 414

WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet
gebruikt. U kunt het systeem dan per on-
geluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als u het
niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de knop SET (+) of SET (-). Laat het
gaspedaal los. De auto zal nu automatisch de
gekozen snelheid handhaven. Nadat een
snelheid is ingesteld, wordt een melding
CRUISE CONTROL SET TO MPH (km/u)
(cruisecontrol ingesteld op MPH/km/u) weer-
gegeven waarin wordt aangegeven welke
snelheid is ingesteld. Een cruise-
controlelampje wordt samen met de inge-
stelde snelheid weergegeven en blijft bran-
den in de instrumentengroep wanneer de
snelheid is ingesteld.
De snelheid aanpassen
Zodra de cruisecontrol is geactiveerd, kan de
snelheid worden verhoogd of verlaagd.
De snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verhogen door op de knop SET
(+)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk “Uw instrumentenpaneel leren
kennen” in de Gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
De verhoging van de snelheid wordt, afhan-
kelijk van de gekozen eenheid, in Ameri-
kaanse (mph) of metrische (km/u) eenheden
weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd
met 1 mph. Telkens wanneer u opnieuw
kort op de knop drukt, wordt de snelheid
met 1 mph verhoogd.• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd
met 1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw
kort op de knop drukt, wordt de snelheid
met 1 km/u verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verlagen door op de knop SET(-)
te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk “Uw instrumentenpaneel leren
kennen” in de Gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
187
Page 190 of 414

De verhoging van de snelheid wordt, afhan-
kelijk van de gekozen eenheid, in Ameri-
kaanse (mph) of metrische (km/u) eenheden
weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd tot-
dat u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd tot-
dat u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelhe-
den hoger dan 32 km/u (20 mph).
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Uitschakelen
Als u het rempedaal licht intrapt, op de toets
CANC drukt of normale remdruk uitoefent
tijdens het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de ingestelde snel-
heid uit het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de toets on/off (aan/uit) drukt
of de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) zet, wordt de ingestelde snelheid uit
het geheugen gewist.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Als uw voertuig is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, werken de bedieningselementen
precies hetzelfde als bij de cruisecontrol, met
slechts enkele uitzonderingen. Met deze optie
kunt u een bepaalde afstand instellen die u wilt
handhaven tussen u en de voorligger.
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1—Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/uit
2 — Ingestelde afstand verkleinen
3 — Ingestelde afstand vergroten
STARTEN EN RIJDEN
188
Page 191 of 414

Wanneer de ACC-sensor een voorligger detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto automatisch
gematigd afremt of versnelt om een vooraf
ingestelde volgafstand aan te houden, waar-
bij de snelheid van de voorligger wordt over-
genomen.
Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert, houdt ACC een vaste ingestelde
snelheid aan.
Activering
Druk kort op de toets aan/uit van de adaptieve
cruise control (ACC).
ACC READY wordt weergegeven in het display
van de instrumentengroep om aan te geven
dat de ACC is ingeschakeld.
Gewenste snelheid instellen
Wanneer het voertuig de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET(+)of op
knop de SET(-). Op het display in de instru-
mentengroep wordt de ingestelde snelheid
weergegeven.
Als het systeem wordt ingesteld op een rij-
snelheid lager dan 30 km/u (19 mph), zal de
ingestelde snelheid automatisch veranderenin 30 km/u (19 mph). Als het systeem wordt
ingesteld op een rijsnelheid hoger dan
30 km/u (19 mph), zal de ingestelde snelheid
overeenkomen met de huidige snelheid van
het voertuig.
OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig be-
vindt.
Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat ge-
beurt:
• Het bericht "DRIVER OVERRIDE" (ingreep
door de bestuurder) verschijnt in het dis-
play in de instrumentengroep.
• Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
De snelheid aanpassen
Zodra de ACC is geactiveerd, kan de snelheid
worden verhoogd of verlaagd.OPMERKING:
• Als u harder rijdt dan de ingestelde snel-
heid en op de toets SET(+)of SET(-)
drukt, wordt de huidige snelheid van het
voertuig de ingestelde snelheid van het
systeem.
• Wanneer u de toets SET(-)gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar het voertuig
door het afremmen op de motor onvol-
doende vertraagt om de ingestelde snel-
heid te bereiken, zal het voertuig automa-
tisch worden afgeremd door remsysteem.
• Het ACC-systeem remt de auto af tot vol-
ledige stilstand bij het volgen van een
doelvoertuig. Als een auto met ACC een
doelvoertuig tot stilstand volgt, worden de
remmen van de auto twee seconden na
volledige stilstand gelost.
• Het ACC-systeem handhaaft de ingestelde
rijsnelheid als u op een helling of afdaling
rijdt. Een kleine snelheidsverandering op
lichte hellingen is echter normaal. Tijdens
het rijden op een helling of afdaling kan de
transmissie terugschakelen. Dit is nor-
maal en noodzakelijk om de ingestelde
rijsnelheid aan te houden. Bij het rijden
189
Page 192 of 414

bergopwaarts en bergafwaarts zal het ACC-
systeem worden uitgeschakeld als de tem-
peratuur van de remmen hoger wordt dan
het normale bereik (oververhit).
De snelheid verhogen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verhogen door op de knop
SET(+)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk “Uw instrumentenpaneel leren
kennen” in de Gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
De verhoging van de snelheid wordt, afhan-
kelijk van de gekozen eenheid, in Ameri-
kaanse (mph) of metrische (km/u) eenheden
weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd
met 1 mph. Telkens wanneer u opnieuw
kort op de knop drukt, wordt de snelheid
met 1 mph verhoogd.• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display in de instrumentengroep wordt de
snelheidstoename weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd
met 1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw
kort op de knop drukt, wordt de snelheid
met 1 km/u verhoogd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 10 km/u totdat u de knop loslaat. Op
het display in de instrumentengroep wordt
de snelheidstoename weergegeven.
Snelheid verlagen
Wanneer ACC is ingesteld, kunt u de inge-
stelde snelheid verlagen door op de knop SET
(-)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk “Uw instrumentenpaneel leren
kennen” in de Gebruikershandleiding opwww.mopar.eu/owner voor meer informatie.
De verhoging van de snelheid wordt, afhan-
kelijk van de gekozen eenheid, in Ameri-
kaanse (mph) of metrische (km/u) eenheden
weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft de
ingestelde snelheid afnemen in stappen
van 5 mph totdat u de knop loslaat. Op het
display van de instrumentengroep wordt
de snelheidsafname weergegeven.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
STARTEN EN RIJDEN
190