controlelampje voor storingen van het ban-
denspanningcontrolesysteem nadat een of
meer banden of wielen van het voertuig zijn
vervangen om er zeker van te zijn dat de
vervangende of alternatieve banden en wie-
len de juiste werking van het bandenspan-
ningcontrolesysteem niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele banden
en wielen. De bandenspanning en waar-
schuwing van het bandenspanningscon-
trolesysteem zijn ingesteld voor de ban-
denmaat van uw auto. Het gebruik van
vervangende onderdelen met een andere
maat, type en/of stijl kan leiden tot een
ongewenste werking van het systeem of
schade aan de sensoren. Door het gebruik
van niet-originele wielen kunnen de senso-
ren beschadigd raken. Gebruik van niet-
originele bandenafdichtingsmiddelen kan
ertoe leiden dat de sensor van het banden-
spanningscontrolesysteem (TPMS) niet
meer werkt. Na gebruik van een niet-
origineel bandenafdichtingsmiddel wordt
LET OP!
geadviseerd dat u uw voertuig naar een
erkende dealer brengt om de werking van
de sensor te laten controleren.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
9,1 liter (2,4 gal), gaat dit lampje aan en
blijft het branden tot er brandstof wordt bij-
gevuld.
Een enkel waarschuwingssignaal klinkt bij
een laag brandstofpeil.
— Controlelampje onderhoud Stop/
Start-systeem — indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om aan te geven
dat het Stop/Start-systeem niet correct werkt
en moet worden nagekeken.
— Waarschuwingslampje Forward Col-
lision Warning (FCW) uit
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat For-
ward Collision Warning is uitgeschakeld.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW)
Dit lampje wijst op een mogelijke systeemsto-
ring met het FCW-systeem. Raadpleeg de
paragraaf "Forward Collision Warning" in het
hoofdstuk "Veiligheid" voor meer informatie.
— Controlelampje laag niveau ruiten-
sproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden als het peil van de
ruitensproeiervloeistof laag is.
— Controlelampje Onderhoud adaptive
cruisecontrol (ACC)
Dit lampje gaat branden wanneer de ACC niet
werkt en onderhoud nodig heeft. Raadpleeg
de paragraaf "Adaptieve cruisecontrol (ACC)
— indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten
en rijden" voor meer informatie.
— Controlelampje 4WD LOW — indien
aanwezig
Dit lampje waarschuwt de bestuurder dat het
voertuig in de modus LOW staat van de vier-
wielaandrijving. De aandrijfassen vóór en
achter zijn samen mechanisch vergrendeld
91
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN . .98
Antiblokkeersysteem (ABS).........98
Elektronisch remregelsysteem.......99
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTE-
MEN......................110
Dodehoekbewaking.............110
Forward Collision Warning (FCW). . . .112
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)....................114
VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN..............120
Beveiligingssystemen voor inzittenden. .120
Belangrijke veiligheidsmaatregelen . . .120
Veiligheidsgordelsystemen.........121
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) . .131
Kinderzitjes — Kinderen veilig
vervoeren...................141
Vervoer van huisdieren...........155
VEILIGHEIDSTIPS...........155
Passagiers vervoeren............155
Uitlaatgas...................155
Aanbevolen veiligheidscontroles
in de auto..................156
Veiligheidscontroles buiten de auto . . .158
VEILIGHEID
97
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie be-
drijfsmodi worden geselecteerd. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in de gebruikers-
handleiding op www.mopar.eu/owner voor
meer informatie.
Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal zo-
wel een visuele als geluidswaarschuwing wor-
den gegeven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidssignaal moet
worden gegeven, wordt de radio gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de do-
dehoekbewaking een visuele waarschuwing
in de desbetreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als vervol-
gens de richtingaanwijzer wordt ingescha-keld aan de zijde van de auto waarvoor een
waarschuwing geldt, zal ook een geluidssig-
naal klinken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele waarschuwing
als geluidssignaal (weer)gegeven. Tegelijker-
tijd met de weergave van het geluidssignaal
wordt het geluid van de radio (indien inge-
schakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbewa-
king wordt het geluid van de radio gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een object
wordt gedetecteerd. Wanneer een geluidssig-
naal moet worden gegeven, wordt ook de radio
gedempt. Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
auto wordt de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Forward Collision Warning (FCW)
Met het systeem Forward Collision Warning
(FCW) ontvangt de bestuurder geluidssigna-
len en visuele waarschuwingen op het display
in de instrumentengroep om hem te waar-
schuwen wanneer het een mogelijke frontale
botsing detecteert. De waarschuwingen zijn
bedoeld om de bestuurder voldoende tijd te
geven om te reageren, een mogelijke botsing
te voorkomen of te beperken.
VEILIGHEID
112
OPMERKING:
Door de status van actief remmen te veran-
deren in "Off" (uit) voorkomt u dat het sys-
teem autonoom remt, of extra remondersteu-
ning als de bestuurder niet voldoende hard
remt in het geval van een potentiële frontale
botsing. Actief remmen kan worden uitge-
schakeld in de instellingen van Uconnect.
Raadpleeg de gebruikershandleiding op
www.mopar.eu/owner voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort mo-
gelijke aanrijding herkennen. De bestuur-
der blijft verantwoordelijk voor de bestu-
ring van de auto en het voorkomen van een
aanrijding. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS)
OPMERKING:
Voor voertuigen met run-flat-banden — wan-
neer het bandenspanningscontrolesysteem
een bandenspanning aangeeft van 14 psi
(96 kPa) of lager, dient u altijd de banden-
spanning te controleren en de band zo snel
mogelijk te vervangen. Bij een spanning van
14 psi (96 kPa) of lager verkeert de band in
de run-flat-modus. In dat geval is het raad-
zaam een maximale rijsnelheid van 50 mph
(80 km/u) aan te houden en maximaal
50 mijl (80 km) af te leggen. De fabrikant
raadt af de run-flat-modus te gebruiken bij
het rijden van een volledig beladen auto of bij
het trekken van een aanhanger.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor te lage banden-
spanning op basis van de op de sticker ver-
melde bandenspanning (koud).
De bandenspanning varieert met de tempera-
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke 6,5
°C (12 °F). Dat betekent dat de bandenspan-
ning afneemt wanneer de buitentemperatuur
daalt. De bandenspanning moet altijd wor-den gemeten en ingesteld wanneer de ban-
den "koud" zijn. De banden zijn "koud" als ten
minste 3 uur niet met de auto is gereden, of
minder dan 1,6 km (1 mijl) is gereden na een
periode van 3 uur stilstand.Raadpleeg de
paragraaf "Banden" in het hoofdstuk "Service en
onderhoud" voor informatie over hoe de auto-
banden correct op spanning moeten worden
gebracht.De bandenspanning neemt ook toe
tijdens het rijden. Dit is normaal en betekent
niet dat de spanning moet worden verlaagd.
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan-
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook tot onder de waarschuwingsgrens
daalt, ook als gevolg van lage temperaturen of
natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de toe-
stand onveranderd blijft, en schakelt pas uit
wanneer de bandenspanning gelijk is aan of
hoger is dan de aanbevolen waarden (koud)
op het bandenspanningsplaatje. Zodra het
bandenspanningslampje gaat branden, dient
VEILIGHEID
114
Aanhangergewicht..........210, 211
Aanhangwagen trekken...........210
Aanvullend veiligheidssysteem -
Airbag...................133
ABS, waarschuwingslampje.........89
Accessoires..................317
Mopar...................317
Accu...................87, 280
Accu,
laadsysteemlampje............87
Achterklep................71, 72
Achterligger.................110
Achterruitwisser/-sproeier..........53
Achteruitrijcamera.............201
Activeringssysteem (alarmsysteem)....21
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
Aan .................189, 191
Uit .................189, 191
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
(cruisecontrol)..............188
Additieven, brandstof............310
Afstandsbediening,
startsysteem................17
Airbag.....................133
Als een airbag wordt opgeblazen . . .139Event Data Recorder (EDR)......256
Frontairbag...............133
Knie-airbag aan bestuurderszijde . .135
Kniebescherming............135
Onderhoud van het airbagsysteem .140
Redundant waarschuwingslampje
airbag..................133
Versnelde ongevalreactie. . . .140, 256
Vervoer van huisdieren........155
Waarschuwingslampje
airbagsysteem..............132
Werking airbag..............134
Zijairbags.................135
Airbag Lampje..........85, 132, 156
Airbagonderhoud..............140
Airco, filter...............63, 281
Airco, koelmiddel..............281
Aircosysteem..............61, 281
Airco, tips voor gebruik...........62
Alarm
Het systeem inschakelen
........22
Het systeem uitschakelen........22
Alarm (beveiliging)......21, 86, 92, 94
Alarmknipperlichten............222
Alarmsysteem............21, 23, 86Alarm inschakelen............22
Alarm uitschakelen............22
Alarmsysteem (beveiliging).......21, 23
Antiblokkeersysteem (ABS).........98
Anti-ongevalsysteem FCW
(Forward Collision Warning)......112
Antivries (motorkoelvloeistof) . . .312, 313
Assmering..................316
Audio-aansluiting..............344
Automatische portiervergrendelingen . . .31
Automatische temperatuurregeling
(ATC).....................61
Automatische versnellingsbak.......168
Automatische versnellingsbak,
soort vloeistof..............316
vloeistof bijvullen............316
vloeistofpeil controleren........279
Automatisch grootlicht............49
Autowasserijen................301
Bagageruimte.................74
Bagageruimte,
lamp....................74
Bagageruimte, voorzieningen........74
Bagageverlichting...............74
INDEX
395