Page 241 of 314
Mobiliteit
Om uw mobiliteit altijd te garanderen, krijgt u
hier belangrijke informatie over brandstoffen, wielen en banden, onderhoud en pechhulp.Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 242 of 314

TankenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Aanwijzingen Voor het tanken eerst aanwijzingen over
brandstofkwaliteit, zie pagina 244, lezen.
ATTENTIE
Bij een actieradius onder 50 km kan de
brandstoftoevoer naar de motor in gevaar ko‐
men. Het functioneren van de motor is niet ge‐
waarborgd. Er bestaat gevaar voor schade. Op
tijd tanken.◀
Bij dieselmotoren De vulhals is alleen geschikt voor tanken aan
een dieselpomp.Tankdop
Openen1.Tankdopklep bij de achterste rand aanra‐
ken.2.Tankdop tegen de wijzers van de klok in
draaien.3.Tankdop in de houder op de klep aanbren‐
gen.Seite 242MobiliteitTanken242
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 243 of 314

Sluiten1.Tankdop aanbrengen en rechtsom vast‐
draaien tot duidelijk een klik hoorbaar is.2.Tankdopklep sluiten.
WAARSCHUWING
De bevestigingsband van de tankdop kan
bij het vastdraaien worden ingeklemd en plat‐
gedrukt. De dop kan dan niet correct worden
gesloten en er kunnen brandstofdamp of
brandstof ontsnappen. Er bestaat kans op let‐
sel of schade. Erop letten dat de bevestigings‐
band bij het sluiten van de dop niet word inge‐
klemd of platgedrukt.◀
Bij het tanken op letten ATTENTIE
Brandstoffen zijn giftig en agressief. Als
de brandstoftank te ver wordt gevuld, kan het
brandstofsysteem worden beschadigd. Bij
contact met gespoten oppervlakken kunnen
deze worden beschadigd. Schadelijk voor het
milieu. Er bestaat gevaar voor schade. Te ver
vullen vermijden.◀
Bij het tanken het vulpistool in de vulhals plaat‐
sen. Het optillen van het vulpistool tijdens het
tanken leidt tot:
▷Voortijdig afslaan.▷Verminderde terugvoer van brandstofdam‐
pen.
De brandstoftank is vol wanneer het vulpistool
voor de eerste keer afslaat.
De bij tankstations geldende veiligheidsregels
in acht nemen.
Seite 243TankenMobiliteit243
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 244 of 314

BrandstofUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Brandstofkwaliteit Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tank‐
stations brandstof verkocht die is aangepast
aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die
in de winter wordt aangeboden vereenvoudigt
bijv. de koude start.
Opmerking ATTENTIE
Ook brandstoffen die voldoen aan de
specificaties kunnen een lagere kwaliteit heb‐
ben. Dit kan motorproblemen tot gevolg heb‐
ben, zoals slecht starten, verslechterde rij-ei‐
genschappen of verminderde rijprestaties. Er
bestaat gevaar voor schade. Bij motorproble‐
men een ander tankstation kiezen of merk‐
brandstof met een hoger octaangetal tanken.◀
Benzine
Algemeen
De benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.Brandstoffen die bij de brandstofpomp als me‐
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet wor‐
den gebruikt.
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolgehalte van 10 %, dus E10, worden ge‐
tankt.
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.
Aanwijzingen ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Bovendien wordt de katalysator blijvend beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij benzinemotoren het volgende niet
tanken of aan de brandstof toevoegen:▷Loodhoudende benzine.▷Metaalachtige toevoegingen, bijv. man‐
gaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
ATTENTIE
Verkeerde brandstoffen kunnen het
brandstofsysteem en de motor beschadigen.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen brand‐
stoffen met een hoger dan aanbevolen etha‐
nolgehalte tanken en geen methanolhoudende
brandstoffen tanken, bijv. M5 tot M100.◀
ATTENTIE
Brandstof onder de aangegeven mini‐
mumkwaliteit kan de werking van de motor na‐
delig beïnvloeden of tot motorschade leiden.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen benzine
Seite 244MobiliteitBrandstof244
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 245 of 314

tanken die niet aan de minimumkwaliteitsver‐
eisten voldoet.◀
Benzinekwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Minimumkwaliteit
Loodvrije benzine met RON 91.
Diesel
Opmerking ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Bij dieselmotoren het volgende in acht nemen:▷Geen raapoliemethylester RME tanken.▷Geen biodiesel tanken.▷Geen benzine tanken.▷Geen dieseltoevoegingen.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Kwaliteit van de dieselbrandstof De motor is geschikt voor dieselbrandstof DIN
EN 590.
BMW Diesel met
BluePerformance
Principe
BMW Diesel met BluePerformance verminde‐
ren de stikstofoxide in de dieseluitlaatgassen,
door het reductiemiddel AdBlue in het uitlaat‐
systeem te spuiten. In de katalysator vindt een
chemische reactie plaats die de stikstofoxide
minimaliseert.
De auto heeft een tank die in de motorruimte
bijgevuld kan worden.
Om de motor zoals gewoonlijk te kunnen star‐
ten, moet voldoende reductiemiddel voorhan‐
den zijn.
AdBlue is een geregistreerd handelsmerk van
Verband der Automobilindustrie e. V. (VDA).
Opwarmen van het systeem Om het systeem na een koude start van de
motor op bedrijfstemperatuur te brengen,
schakelt de Steptronic versnellingsbak zo no‐
dig later naar de volgende hogere versnelling.
Weergaven op het Control Display
Actieradius en bijvulhoeveelheid De actieradius tot het uiterste tijdstip van bij‐
vulling wordt weergegeven op het Control Dis‐
play.
Reductiemiddel kan op ieder moment bijge‐
vuld worden. De bij te vullen hoeveelheid wordt
weergegeven op het Control Display.1."Auto-info"2."Autostatus"3."AdBlue"Seite 245BrandstofMobiliteit245
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 246 of 314

Weergaven op het
instrumentenpaneel
Reserve-weergave Het controlelampje op het instrumentenpaneel
informeert over het resterende traject dat nog
afgelegd kan worden met het huidige vulpeil.
Het aangegeven traject niet volledig afleggen.
De motor kan na het afzetten niet opnieuw
worden gestart.▷Wit lampje: bij de volgende
gelegenheid reductiemiddel
bijvullen.▷Geel lampje: te weinig re‐
ductiemiddel aanwezig. De
resterend actieradius wordt
weergegeven op het instru‐
mentenpaneel. Dadelijk re‐
ductiemiddel bijvullen.
AdBlue op minimum
▷De resterend actiera‐
dius wordt weergegeven in
het instrumentenpaneel: re‐
ductiemiddel bijvullen. De
motor draait, zolang hij niet
wordt afgezet en aan alle
verdere bedrijfsvoorwaarden
is voldaan, bijv. voldoende
brandstof.
Systeemdefect
Bij een systeemdefect wordt een Check-Con‐
trol-melding weergegeven.
AdBlue laten bijvullen
BMW adviseert het reductiemiddel te laten bij‐
vullen door een Service Partner in het kader
van het regelmatige onderhoud.
Wanneer dit onderhoud wordt uitgevoerd, is in
principe een eenmalige bijvulling vereist tus‐
sen de onderhoudstermijnen.
In bepaalde omstandigheden, bijv. door zeer
sportief rijgedrag of bij het rijden op grote
hoogte, kan het wel nodig zijn om meermaals
bij te vullen tussen de onderhoudstermijnen.
Zodra de reserve-weergave op het instrumen‐
tenpaneel getoond wordt, reductiemiddel laten
bijvullen om te voorkomen dat de motor niet
meer gestart kan worden.
AdBlue bij lage temperaturen Door de fysische eigenschappen is het moge‐
lijk om het reductiemiddel bij te vullen bij tem‐
peraturen onder - 5 ℃ ook tussen de reguliere
onderhoudstermijnen. In dat geval het reduc‐
tiemiddel bijvullen vóór dat u gaat rijden.
Bij temperaturen onder - 11 ℃ kan het vulpeil
mogelijk niet gemeten worden.
AdBlue zelf bijvullen
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij het openen van het reductiemiddelre‐
servoir kunnen kleine hoeveelheden ammoni‐
akdampen vrijkomen. Ammoniakdampen heb‐
ben een prikkelende geur en irriteren huid,
slijmvliezen en ogen. Er bestaat kans op letsel.
Vrijkomende ammoniakdampen niet inade‐
men. Kleding, huid of ogen mogen niet met re‐
ductiemiddel in aanraking komen en dit mag
niet worden ingeslikt. Kinderen uit de buurt van
reductiemiddelen houden.◀
WAARSCHUWING
Bedrijfsstoffen, bijv. olie, vet, koelvloei‐
stof en brandstof, kunnen stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de gezondheid. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Aanwijzingen
op de verpakkingen in acht nemen. Ervoor zor‐
gen dat kleding, huid of ogen niet met bedrijfs‐
stoffen in contact komen. Bedrijfsstoffen niet
in andere flessen overgieten. Bedrijfsstoffen
buiten het bereik van kinderen bewaren.◀Seite 246MobiliteitBrandstof246
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 247 of 314

ATTENTIE
Bestanddelen van het reductiemiddel zijn
zeer agressief. Er bestaat gevaar voor schade.
Contact van reductiemiddel met oppervlakken
van het voertuig vermijden.◀
Geschikte AdBlue▷AdBlue volgens de norm ISO 22241-1
AdBlue is in verschillende verpakkingen ver‐
krijgbaar. Bij voorkeur de door BMW aanbevo‐
len speciale fles gebruiken. Met deze fles en
de speciale adapter kan AdBlue eenvoudig bij‐
gevuld worden.
Bijvulhoeveelheid Bij de start van de reserve-weergave minstens
3 flessen reductiemiddel bijvullen.
Dat is ca. 6 liter.
Bijvulhoeveelheid weergeven
De exacte bijvulhoeveelheid wordt weergege‐
ven op het Control Display.
1."Auto-info"2."Autostatus"3."AdBlue"
Tank voor reductiemiddel
De tankdop van de tank voor het reductiemid‐
del bevindt zich in de motorruimte.
Reductiemiddel bijvullen
Reductiemiddel bij ingeschakelde ontsteking
bijvullen.1.Motorkap openen, zie pagina 258.2.Tankdop tegen de klok in draaien en ver‐
wijderen.3.Fles aanbrengen en tot de aanslag draaien,
zie pijl.4.Fles omlaag duwen, zie pijl.
De tank van de auto wordt gevuld.
De tank is gevuld als de vulstand zich niet
meer wijzigt. Het overmatig vullen is niet
mogelijk.5.Fles terugtrekken, zie pijl, en afschroeven.Seite 247BrandstofMobiliteit247
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 248 of 314

6.Tankdop opzetten en in de richting van de
klok draaien.7.Motorkap sluiten.
Na het bijvullen van AdBlue
Opmerking WAARSCHUWING
Na het bijvullen van een verkeerde vloei‐
stof kan het systeem oververhit raken en ont‐
branden. Er bestaat brandgevaar en kans op
letsel. Alleen vloeistoffen bijvullen die voor de
tank bedoeld zijn. Na het vullen met een ver‐
keerde vloeistof niet de motor starten.◀
Vullen met verkeerde vloeistof
Als er met een verkeerde vloeistof wordt ge‐
vuld, wordt een Check-Control-melding aan‐
gegeven.
Na het vullen met een verkeerde vloeistof con‐
tact opnemen met een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of een specialist.
Flessen verwijderen Flessen voor AdBlue kunnen bij een
Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist worden ingeleverd.
Lege flessen alleen bij het huisvuil gooien in‐
dien de plaatselijke voorschriften dit toestaan.
Reserve-weergave Na het bijvullen wordt de re‐
serve-weergave met de reste‐
rende actieradius nog steeds
getoond.
De motor kan gestart worden.
Na enkele minuten gaat de reserve-weergave
dan uit.
AdBlue op minimum
Na het bijvullen wordt de weer‐
gave nog steeds getoond.
De motor kan pas gestart wor‐
den nadat de weergave ver‐
dwijnt.1.Contact inschakelen.
Weergave verdwijnt ca. 1 minuut.2.De motor kan gestart worden.Seite 248MobiliteitBrandstof248
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16