Page 225 of 314

BeladingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Door een hoog totaalgewicht kan de
band oververhit raken, inwendig beschadigd
raken en plotseling spanningsverlies veroorza‐
ken. Er bestaat gevaar voor ongevallen. De
toegestane belastbaarheid van de band in acht
nemen en het toegestane totaalgewicht niet
overschrijden.◀
WAARSCHUWING
Bij overschrijding van het toegestane to‐
taalgewicht en de toegestane asbelastingen is
de bedrijfsveiligheid van de auto niet meer ge‐
waarborgd. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Het toegestane totaalgewicht en de toege‐
stane asbelastingen niet overschrijden.◀
ATTENTIE
Vloeistoffen in de bagageruimte kunnen
schade veroorzaken. Er bestaat gevaar voor
schade. Erop letten dat geen vloeistoffen in de
bagageruimte lekken.◀WAARSCHUWING
Losse voorwerpen of apparaten met een
stekkerverbinding naar de auto, bijv. mobiele
telefoons, kunnen tijdens het rijden door het
interieur worden geslingerd bij bijv. een onge‐
val of bij rem- en uitwijkmanoeuvres. Er be‐
staat kans op letsel. Losse voorwerpen of ap‐
paraten met een stekkerverbinding naar de
auto in het interieur vastzetten.◀
Bagage opbergen▷Scherpe randen en hoeken aan de bagage
afdekken.▷Zware bagage: zo veel mogelijk naar voren
opbergen, direct achter de rugleuningen
en op de vloer.▷Heel zware bagage: bij onbezette achter‐
bank de buitenste veiligheidsgordels in de
bijbehorende sluitingen steken.▷Rugleuningen helemaal inklappen als dat
voor het plaatsen van de bagage nodig is.▷Bagage niet hoger dan de bovenkant van
de rugleuningen opstapelen.▷Als bescherming voor de inzittenden baga‐
geruimteafscheidingsnet, zie pagina 210,
gebruiken. Erop letten dat er geen voor‐
werpen door het bagageruimteafschei‐
dingsnet heen kunnen dringen.Seite 225BeladingRijtips225
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 226 of 314

Bagage vastzettenBevestigingsogen in de bagageruimte
Voor het vastzetten van de bagage zijn vier be‐
vestigingsogen aangebracht in de bagage‐
ruimte.
Sjorogen in de bagageruimte met rails
Voor het vastzetten van de bagage zijn vier
verschuifbare bevestigingsogen aangebracht
in de bagageruimte.
Om de sjorogen te verschuiven, knop indruk‐
ken, zie pijl 1. Erop letten dat de sjorogen
vastklikken in de nieuwe positie.
De sjorogen kunnen bij de uitsparingen uit de
rails worden genomen.
Bagageruimtenet, FlexNet
Het flexibele bagageruimtenet wordt aan ogen
vastgehaakt en biedt in de bagageruimte een
opbergmogelijkheid. Het bagagenet kan aan
de volgende ogen worden bevestigd:▷Sjorogen aan de rails.▷Ogen aan de bagageruimtezijde.
De ogen bevinden zich aan beide zijden van de
bagageruimte.
Bagage vastzetten WAARSCHUWING
Verkeerd opgeborgen voorwerpen kun‐
nen verschuiven of door het interieur worden
geslingerd, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Inzittenden kunnen daar‐
door worden geraakt en letsel oplopen. Er be‐
staat kans op letsel. Voorwerpen en bagage
correct opbergen en vastzetten.◀
▷Kleine en lichte bagage: met bagagespan‐
riemen of met een bagagenet of trekban‐
den vastzetten.▷Grotere en zware bagage: met bagage‐
spanriemen vastzetten.
Bevestigingsmateriaal, bagageruimtenet,
spanbanden of bevestigingsbanden vast‐
maken in de bagageruimte.Seite 226RijtipsBelading226
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 227 of 314
Dakdrager
Opmerking Montage alleen mogelijk bij dakreling.
Dakdragers zijn beschikbaar als speciale ac‐
cessoires.
Bevestiging
De montagehandleiding van de dakdrager in
acht nemen.
Belading Beladen dakdragers veranderen het rij- en
stuurgedrag van de auto omdat het zwaarte‐
punt wordt verplaatst.
Daarom bij het beladen en rijden het volgende
in acht nemen:▷Toegestane dak-/aslast en toegestane to‐
taalgewicht niet overschrijden.▷Erop letten dat voldoende vrije ruimte
overblijft voor het kantelen en openen van
het glazen dak.▷Dakbelading gelijkmatig verdelen.▷Dakbelading mag geen groot vlak beslaan.▷De zwaarste bagagestukken onderop leg‐
gen.▷Dakbagage veilig bevestigen, bijv. met
spanbanden vastsjorren.▷Geen voorwerpen in het zwenkbereik van
de achterklep laten uitsteken.▷Defensief rijden en fel accelereren en rem‐
men of snel rijden in de bochten vermijden.Seite 227BeladingRijtips227
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 228 of 314

Rijden met een aanhangwagenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het toegestane aanhangergewicht, de asbe‐
lastingen, kogeldruk en het toegestane totaal‐
gewicht zijn aangegeven in de technische ge‐
gevens.
De auto is uitgerust met een versterkte vering
aan de achteras en afhankelijk van het type
met een koelsysteem met verhoogde capaci‐
teit.
Voor het rijden Kogeldruk
De minimale kogeldruk van 25 kg indien moge‐
lijk niet onderschrijden en de maximale kogeld‐
ruk zo veel mogelijk benutten.
De maximale belading van de trekkende auto
wordt door het gewicht van de trekhaak en de
kogeldruk verminderd. De kogeldruk verhoogt
het gewicht van de auto. Het maximaal toelaat‐
baar totaalgewicht van het trekkend voertuig mag daardoor niet worden overschreden.Belading
De bagage zo gelijkmatig mogelijk over het
laadvlak verdelen.
De belading zo laag mogelijk en in de nabijheid
van de aanhangerassen opbergen. Een lager
aanhangerzwaartepunt verhoogt de veiligheid
van de totale combinatie.
Het toegestane totaalgewicht van de aanhan‐
ger en de toegestane aanhangerlast van de
auto mogen niet overschreden worden. De
laagste waarde is altijd beslissend.
Bandenspanning
Let op de bandenspanning van de auto en de
aanhanger.
Voor de auto geldt de bandenspanning, zie pa‐
gina 249, voor hogere belading.
Bij de aanhanger zijn de voorschriften van de
fabrikant maatgevend.
Bandenpechwaarschuwing
Na correctie van de bandenspanning en aan- of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
pechwaarschuwing opnieuw initialiseren.
Bandenspanningscontrole
Na correctie van de bandenspanning en aan-
of afkoppelen van een aanhanger de banden‐
spanningscontrole opnieuw initialiseren.
Buitenspiegels
De wetgever schrijft twee buitenspiegels voor
die de beide achterkanten van de aanhanger
laten zien. Dergelijke spiegels zijn als acces‐
soires bij een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist verkrijgbaar.Seite 228RijtipsRijden met een aanhangwagen228
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 229 of 314

StroomverbruikVoor het begin van de rit de werking van de
achterlichten van de aanhangwagen controle‐
ren.
Het vermogen van de aanhangerachterlichten
mag de volgende waarden niet overschrijden:▷Richtingaanwijzers: per zijde 42 watt.▷Achterlichtlampen: per zijde 50 watt.▷Remlichten: samen 84 watt.▷Mistachterlichten: samen 42 watt.▷Achteruitrijlamp: samen 42 watt.
Inschakeltijden van de stroomverbruikers bij
het rijden met een caravan kort houden om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Rijden met een aanhanger
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Vanaf ca. 80 km/h kan de aanhangwagen,
afhankelijk van de constructie en voertuigbela‐
ding, in slingerbewegingen raken. Er bestaat
kans op een ongeval of schade.
Bij het rijden met een aanhanger snelheid aan‐
passen. Bij slingerbewegingen direct remmen
en de nodige stuurcorrecties zo voorzichtig
mogelijk uitvoeren.◀
WAARSCHUWING
Door de grotere asbelasting bij het rijden
met een aanhangwagen moet de bandenspan‐
ning worden aangepast. Bij het rijden met een
te lage bandenspanning kunnen de banden
beschadigd raken. Er bestaat kans op een on‐
geval of schade. Snelheid van 100 km/h niet
overschrijden. De bandenspanning van het
trekkende voertuig met 0,2 bar verhogen.
Daarbij de maximum bandenspanning die op
de banden worden aangegeven in acht ne‐
men.◀
Klimvermogen
In verband met de veiligheid en de verkeers‐
doorstroming is trekken van een aanhanger
toegestaan tot hellingen van 12 %.
Als hogere aanhangergewichten zijn toege‐
staan, geldt een grens van 8 %.
Hellingopwaarts wegrijden
De parkeerrem wordt bij het bedienen van het
gaspedaal automatisch vrijgezet.
Om terugrollen bij wegrijden te voorkomen,
parkeerrem gebruiken.1. Kort voor het wegrijden aan de scha‐
kelaar trekken en loslaten.
De parkeerrem is vastgezet.2.Voor het wegrijden voldoende gas geven.
Afdalingen Op afdalingen vertoont een combinatie eerder
de neiging te gaan slingeren.
Voor de helling handmatig terugschakelen in
de volgende lagere versnelling en langzaam naar beneden rijden.
Grote belastingen en hoge
buitentemperatuur
ATTENTIE
Bij lange ritten met een hoog aanhang‐
wagengewicht, een hoge buitentemperatuur
en geringe tankinhoud kan het brandstofsys‐
teem oververhit raken en het motorvermogen
afnemen. Er bestaat gevaar voor schade. Op
tijd tanken. Bij lange ritten met een hoog aan‐
hangwagengewicht en een hoge buitentempe‐
ratuur moet de brandstoftank voor meer dan
1/4 gevuld zijn.◀
Seite 229Rijden met een aanhangwagenRijtips229
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 230 of 314

Aanhangerstabilisatieregelin
g
Principe Dit systeem helpt bij het opvangen van de slin‐
gerbeweging van de aanhanger.
Het herkent de slingerbewegingen en remt de
auto automatisch snel af, teneinde het kritieke
snelheidsbereik te verlaten en de combinatie
te stabiliseren.
Als de aanhangercontactdoos in gebruik is
zonder dat er een aanhanger is aangekoppeld,
kan het systeem in extreme verkeerssituaties
eveneens in werking treden bijv. bij gebruik
van een fietsendrager met verlichting.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Het systeem werkt bij het trekken van een aan‐
hanger en gebruikte aanhangercontactdoos
vanaf ca. 65 km/h.
Grenzen van het systeem▷Het systeem kan niet ingrijpen als de aan‐
hanger meteen schaart, bijv. op bij glad‐
heid of op wegen met een losse onder‐
grond.▷Aanhangers met een hoog zwaartepunt
kunnen kantelen voordat een slingerbewe‐
ging wordt herkend.▷Het systeem is buiten bedrijf, wanneer de
dynamische stabiliteitscontrole DSC ge‐
deactiveerd of uitgevallen is.
trekhaak met elektrisch
draaibare kogelkop
Algemeen
De wegdraaibare kogelkop bevindt zich aan de
onderzijde van de auto.
LED brandt groen als het systeem bedrijfsklaar
is.
De toets voor het uit- en inzwenken van de ko‐
gelkop bevindt zich achter de rechterzijbekle‐
ding in de bagageruimte.
Kogelkop naar buiten draaien
1.Bagageruimte openen.2.Niet in het zwenkbereik van de kogelkop
achter de auto gaan staan.3. Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de
toets knippert groen.4.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
WAARSCHUWING
Bij een niet vergrendelde kogelkop kun‐
nen instabiele rijtoestanden of ongevallen op‐
treden. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Voordat met een aanhangwagen of
bagagedrager wordt gereden, controleren of
de kogelkop correct vergrendeld is.
LED in de toets brandt rood als de kogelkop
niet correct vergrendeld is.◀
Kogelkop naar binnen draaien
1.Aanhangwagen of bagagedrager afkoppe‐
len, eventuele componenten koersstabili‐
seringssysteem verwijderen en de stekker
voor de stroomvoorziening van de aan‐
hangwagen alsook evt. adapter uit de con‐
tactdoos verwijderen.2. Toets in de bagageruimte indrukken.
Seite 230RijtipsRijden met een aanhangwagen230
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 231 of 314

Kogelkop draait naar binnen. LED in de
toets knippert groen.3.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
Automatisch onderbreken of omkeren van de zwenkbeweging
Algemeen
Het naar buiten of binnen zwenken wordt auto‐
matisch onderbroken of omgekeerd of niet uit‐
gevoerd als de stroomlimietwaarde overschre‐
den wordt, bijv. bij zeer lage temperaturen of
bij mechanische weerstanden.
Zwenkprocedure bij draaiende motor
herhalen
1.Motor starten met de Start-/stopknop.2. Toets in de bagageruimte zo lang in‐
drukken, tot de kogelkop volledig in- resp.
uitgeklapt is.
Zo nodig zwenkprocedure bij ingedrukte toets
en draaiende motor herhalen.
De LED in de toets brandt groen als de kogel‐
kop een eindstand heeft bereikt.
Als het probleem zich herhaalt, contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.
Aanhangwagencontactdoos
De aanhangwagencontactdoos bevindt zich
aan de trekhaak.
Afdekking naar beneden klappen.
Oog voor borgkabel
Er bevindt zich een oog aan de trekhaak voor
het vergrendelen van de aanhanger-borgkabel.
Voor meer veiligheid de aanhanger-borgkabel
tijdens het rijden met aanhanger in het oog be‐
vestigen.
Seite 231Rijden met een aanhangwagenRijtips231
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 232 of 314

Brandstof besparenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Uw auto bevat geavanceerde technologieën
voor het reduceren van de verbruiks- en emis‐
siewaarden.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door enkele maatregelen, zoals bijv. een ge‐
matigde rijstijl en regelmatig onderhoud, kun‐
nen het brandstofverbruik en de milieubelas‐
ting positief worden beïnvloed.
Onnodige bagage
verwijderen
Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik
verwijderen
Extra buitenspiegels, dak- of achterdragers die
niet worden gebruikt, verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aerodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.Ruiten en glazen dak sluiten
Een geopend glazen dak of geopende ruiten
verhogen de luchtweerstand en verkleinen
daardoor de actieradius.
Banden
Algemeen
Banden kunnen op verschillende manieren im‐
pact hebben op de verbruikswaarde. Het ver‐
bruik kan bijv. worden beïnvloed door de band‐
grootte.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning ten minste tweemaal per
maand en voor een lange rit controleren en evt.
corrigeren.
Te lage bandenspanning vergroot de rolweer‐
stand en verhoogt daardoor het brandstofver‐
bruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden
Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met gematigd toerental wegrijden.
De koude motor wordt dan het snelste be‐
drijfswarm.
Anticiperend rijden Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.Seite 232RijtipsBrandstof besparen232
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16