Page 265 of 314
3.Dop van het koelvloeistofreservoir openen.4.Het koelvloeistofpeil is correct, als het tus‐
sen de min- en max-markering in de vul‐
buis staat.
Bijvullen
1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir tegen
de wijzers van de klok in een beetje open‐
draaien, zodat overdruk kan ontsnappen,
daarna openen.3.Zo nodig langzaam tot het correcte peil
vullen, niet te veel bijvullen.4.Dop tot hoorbare klik vastdraaien. De pijlen
op het koelvloeistofreservoir en het deksel
moeten naar elkaar wijzen.5.Oorzaak van het koelvloeistofverlies zo
snel mogelijk laten verhelpen.
Afvalverwerking
Bij het afvoeren van koelvloeistof met
toevoegingen voor koelvloeistoffen
moeten de betreffende milieuvoorschriften in
acht worden genomen.Seite 265KoelvloeistofMobiliteit265
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 266 of 314

OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van de auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan informatie over de
servicebehoefte worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
In de afstandsbediening wordt continu infor‐
matie opgeslagen over de onderhoudsbe‐
hoefte. De Service Partner kan deze gegevens
uitlezen en een onderhoudsbeurt voor het
voertuig voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhouds- en reparatiewerkzaamheden bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten uitvoeren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van het voertuig wordt op‐
geslagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in het voertuig, maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuweSeite 266MobiliteitOnderhoud266
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 267 of 314

autobezitter worden ingezien. Daarnaast kan
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist de in de elektronische onderhoudsge‐
schiedenis opgeslagen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist bezwaar maken
tegen de invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis met de daarmee gepaard
gaande opslag van de gegevens in de auto en
de gegevensoverdracht aan de autofabrikant
gedurende de tijd dat de auto in zijn bezit is. Er
vindt dan geen invoer in de elektronische on‐
derhoudsgeschiedenis van de auto plaats.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. Service- en onderhoudswerk‐
zaamheden via de contactdoos voor de On-
Board-Diagnose alleen door een Service Part‐
ner van de fabrikant, een andere
gekwalificeerde Service Partner, een gespecia‐
liseerde werkplaats of door andere geautori‐
seerde personen laten uitvoeren. Alleen appa‐
raten aansluiten, waarvan het gebruik aan de
contactdoos voor On-Board-Diagnose gecon‐
troleerd en geen problemen oplevert.◀Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden
▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is bij een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist verkrijgbaar.
Seite 267OnderhoudMobiliteit267
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 268 of 314

Vervangen van onderdelenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Boordgereedschap1.Bagageruimtebodem omhoogklappen.2.Boordgereedschap wegnemen.Vervangen van de
wisserbladen
Aanwijzingen ATTENTIE
Als de ruitenwisserarm zonder gemon‐
teerd wisserblad op de voorruit valt, kan deze
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Ruitenwisserarm bij het vervangen van
de wisserbladen vasthouden en de wissers
niet op de ruit klappen zolang er geen wisser‐
bladen zijn aangebracht.◀
ATTENTIE
Opgeklapte wissers kunnen bij het ope‐
nen van de motorkap worden ingeklemd. Er
bestaat gevaar voor schade. Voor het openen
van de motorkap erop letten dat de wissers
met gemonteerde wisserbladen op de voorruit
liggen.◀
Voorwisserbladen vervangen1.Voor het vervangen de wissers in uitge‐
klapte stand brengen, zie pagina 83.2.Wissers volledig optillen van de voorruit.Seite 268MobiliteitVervangen van onderdelen268
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 269 of 314

3.De houder openklappen.4.Wisserblad langs de wisserarm afnemen.5.Nieuwe wisser bevestigen en naar bene‐
den drukken totdat deze vastklikt in de
houder.6.Wissers inklappen.
Achterste wisserblad vervangen
1.Wisserarm uitklappen.2.Wisserblad tot de aanslag naar achteren
draaien.3.Wisserblad tegen de aanslag verder
draaien en daarmee uit de bevestiging
drukken.4.Nieuw wisserblad tot hoorbaar vastklikken
in de bevestiging drukken.5.Ruitenwisser inklappen.
Vervangen van lampen
Algemeen
Lampen en verlichting dragen in hoge mate bij
aan de verkeersveiligheid.
De fabrikant van de auto raadt aan om werk‐
zaamheden waarmee u niet vertrouwd bent of
die niet in deze handleiding beschreven staan,
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist te laten uitvoeren.
Een doos met reservelampen is verkrijgbaar bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist.
Aanwijzingen
Lampen en verlichtingen WAARSCHUWING
Ingeschakelde lampen kunnen heet wor‐
den. De lampen niet aanraken om verbrandin‐
gen te voorkomen. Er bestaat kans op letsel.
Lampen alleen vervangen als ze zijn afge‐
koeld.◀
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan ingeschakelde
verlichting kan er kortsluiting ontstaan. Er be‐
staat kans op letsel of schade. Bij werkzaam‐
heden aan de verlichting de betreffende lam‐
pen uitschakelen. De eventueel bijgevoegde gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de
lamp in acht nemen.◀
ATTENTIE
Verontreinigde lampen hebben een kor‐
tere levensduur. Er bestaat gevaar voor
schade. Het glas van nieuwe lampen niet met
Seite 269Vervangen van onderdelenMobiliteit269
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 270 of 314

de blote hand vastpakken. Een schone doek of
iets dergelijke gebruiken of de lamp bij de fit‐
ting vastpakken.◀
Xenonlicht GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie,
inclusief het vervangen van lampjes, door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
laten uitvoeren.◀
LED-lampen
Sommige uitrustingsvarianten hebben achter
een afdekking LED-lampen als lichtbron.
Deze zijn verwant met de gewone lasers en
worden als lichtemitterende diode van klasse 1
gekenmerkt.
WAARSCHUWING
Te intensieve helderheid kan het netvlies
van de ogen irriteren of beschadigen. Er be‐
staat kans op letsel. Niet rechtstreeks in de
koplamp of andere lichtbronnen kijken. Afdek‐
kingen van LED's niet verwijderen.◀
Koplampglazen Bij koel of vochtig weer kunnen de voertuigver‐
lichtingsunits aan de binnenzijde beslaan. Bij
rijden met ingeschakeld licht verdwijnt de
wasem na korte tijd. Het koplampglas hoeft
niet te worden vervangen.
Als zich ondanks ingeschakelde koplampen in
toenemende mate vocht vormt, bijv. in de vorm
van waterdruppels in de lamp, adviseert de fa‐
brikant van uw auto de koplampen door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist te
laten controleren.Koplampinstelling
De instellingen van de koplampen kunnen wor‐
den beïnvloed door het vervangen van lampen.
Na het vervangen de koplampinstelling door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren en eventueel corrigeren.
Frontlampen, lamp vervangen
Halogeenkoplampen
Overzicht1Grootlicht/lichtsignaal2Dimlicht3Richtingaanwijzers4Dagrijlicht/Stadslicht
Dimlicht
Opmerking
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 269.
Seite 270MobiliteitVervangen van onderdelen270
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 271 of 314

Vervangen
Lamp 55 watt, H7.1.Motorkap openen, zie pagina 258.2.Draai de afdekking tegen de klok in en
neem hem weg.3.De stekker voorzichtig uittrekken.4.Trek de lamp uit de stekker en plaats een
nieuwe lamp.5.Voor het plaatsen van de nieuwe lamp en
het aanbrengen van de afdekking omge‐
keerd te werk gaan.
Grootlicht/lichtsignaal en stadslicht
Opmerking
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 269.
Vervangen
Grootlicht/lichtsignaal: gloeilampje 55 watt,
H7.
Stadslicht: gloeilamp 5 watt, W5W.1.Motorkap openen, zie pagina 258.2.Draai de afdekking tegen de klok in en
neem hem weg.3.Lampenhouder wegnemen.
De onderste lamp is het stadslicht, de bo‐
venste lamp is het grootlicht en het licht‐
signaal.4.Lamp verwijderen.5.Voor het plaatsen van de nieuwe lamp en
het aanbrengen van de afdekking omge‐
keerd te werk gaan.
Xenon-koplamp
Aanwijzingen GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie,
inclusief het vervangen van lampjes, door een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
laten uitvoeren.◀
Op grond van de hoge levensduur van de lam‐
pen is de waarschijnlijkheid van een uitval zeer
gering. Vaak in- en uitschakelen verkort de le‐
vensduur.
Als een lamp uitvalt, kan voorzichtig verder
worden gereden met gebruik van de mistlam‐
pen als verlichting. Neem de voor het land spe‐
cifieke wetten in acht.
Seite 271Vervangen van onderdelenMobiliteit271
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 272 of 314

Overzicht1Hoekverlichting2Stadslicht / Dagrijlicht3Dimlicht / Grootlicht / Lichtsignaal4Richtingaanwijzers
Xenonlicht
Dimlicht en grootlicht zijn uitgevoerd met xe‐
nontechnologie.
Stadslicht en dagrijlicht zijn uitgevoerd met
LED-technologie.
Bij een defect contact opnemen met de Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist.
Hoekverlichting op de Xenon-koplamp
Opmerking
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 269.
Vervangen
Lamp 55 watt, H7.1.Motorkap openen, zie pagina 258.2.Draai de afdekking tegen de klok in en
neem hem weg.3.Lampenhouder wegnemen.4.Lamp verwijderen.5.Voor het plaatsen van de nieuwe lamp en
het aanbrengen van de afdekking omge‐
keerd te werk gaan.
LED-koplampen
Bij LED-koplampen zijn alle lampen alsmede
de zijdelingse richtingaanwijzers met LED-lam‐
pen uitgerust.
Als er LED-lampen uitvallen, kan voorzichtig
verder worden gereden met gebruik van de
mistlampen als verlichting. Neem de voor het
land specifieke wetten in acht.
Bij een defect contact opnemen met de Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere ge‐
kwalificeerde Service Partner of specialist.
Richtingaanwijzers Opmerking
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 269.
Seite 272MobiliteitVervangen van onderdelen272
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16