Page 105 of 314

Overzicht van de informatie
Door herhaald op de toets op de richtingsaan‐
wijzerhendel te drukken worden de volgende
gegevens op het informatiedisplay getoond:▷Actieradius.▷Gemiddeld verbruik, brandstof.▷Momenteel verbruik, brandstof.▷Gemiddelde snelheid.▷Datum.▷Speed Limit Info.▷Aankomsttijd.
Bij actieve routebegeleiding in het naviga‐
tiesysteem.▷Afstand tot reisdoel.
Bij actieve routebegeleiding in het naviga‐
tiesysteem.▷Kompasweergave bij navigatiesysteem.▷ECO PRO-bonusactieradius.
Informatie selecteren
Afhankelijk van de uitrusting kan worden inge‐
steld, welke informatie van de boordcomputer
op het Info Display van het instrumentenpa‐
neel kan worden opgeroepen.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Info-display"3.Gewenste informatie selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Informatie in detail
Actieradius
De verwachte actieradius met de aanwezige
hoeveelheid brandstof in de tank wordt weer‐
gegeven.
Deze wordt berekend over de laatste 30 km
waarbij rekening wordt gehouden met de rijst‐
ijl.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddeld brandstofverbruik wordt bere‐
kend gedurende de tijd dat de motor draait.
Het gemiddelde verbruik wordt berekend voor
het afgelegde traject sinds de laatste reset in
de boordcomputer.
Gemiddelde snelheid
Bij het berekenen van de gemiddelde snelheid
wordt de tijd dat de auto stilstaat met handma‐
tig afgezette motor buiten beschouwing gela‐
ten.
Gemiddelde waarden resetten
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar inge‐
drukt houden.
Afstand tot reisdoel
De nog resterende afstand tot het reisdoel
wordt weergegeven als er voor het begin van
de rit een bestemming in het navigatiesysteem
is ingevoerd.
De afstand tot het reisdoel wordt automatisch
overgenomen.
Aankomsttijd De verwachte aankomsttijd
wordt weergegeven als voor be‐
gin van de rit een bestemming in
het navigatiesysteem is inge‐
voerd.
Voorwaarde is een correct ingestelde tijd.
Seite 105WeergavenBediening105
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 106 of 314

Speed Limit Info
Zie voor meer informatie het hoofdstuk Speed
Limit Info.
Kompas Met navigatiesysteem: kompas‐
weergave t.o.v. de rijrichting.
Reis-boordcomputer Er staan twee verschillende boordcomputers
ter beschikking.▷"Boordcomputer": waarden kunnen naar
believen worden gereset.▷"Reiscomputer": waarden leveren een
overzicht van de actuele rit.
Reis-boordcomputer resetten
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Reiscomputer"3."Terugzetten": alle waarden worden terug‐
gezet.
"Automatisch terugzetten": alle waarden
worden na ca. 4 uur dat de auto stilstaat,
teruggezet.
Weergave op het Control Display
Boordcomputer of reis-boordcomputer op het
Control Display weergeven.
1."Auto-info"2."Boordcomputer" of "Reiscomputer"
Verbruik of snelheid terugzetten
Op het Control Display:
1."Auto-info"2."Boordcomputer"3."Verbruik" of "Snelheid"4."Ja"Sportmeldingen
Principe In het Control Display kunnen bij overeenkom‐
stige uitrusting de actuele waarden voor ver‐
mogen en koppel worden weergegeven.
Sportaanduidingen op het Control
Display weergeven1."Auto-info"2."Sportweergave"
Snelheidswaarschuwing
Principe
Weergave van een snelheid, waarbij een waar‐ schuwing gegeven moet worden.
Herhaalde waarschuwing wanneer de inge‐
stelde snelheid met ten minste 5 km/h wordt
overschreden.
Snelheidswaarschuwing weergeven,
instellen of wijzigen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Snelheid"3."Waarsch. bij:"4.Controller draaien tot de gewenste snel‐
heid wordt weergegeven.5.Controller indrukken.
Snelheidswaarschuwing wordt opgeslagen.
Snelheidswaarschuwing activeren/
deactiveren
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Snelheid"3."Waarschuwing"4.Controller indrukken.Seite 106BedieningWeergaven106
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 107 of 314

Actuele snelheid overnemen als
snelheidswaarschuwing
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Snelheid"3."Huid. snelheid overnemen"4.Controller indrukken.
De momenteel gereden snelheid wordt op‐
geslagen als snelheidswaarschuwing.
Instellingen op het Control
Display
Tijd
Tijdzone instellen
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Tijdzone:"4.Selecteer de gewenste tijdzone.
De tijdzone wordt opgeslagen.
Tijd instellen
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Tijd:"4.Controller draaien tot de gewenste uren
worden weergegeven.5.Controller indrukken.6.Controller draaien tot de gewenste minu‐
ten worden weergegeven.7.Controller indrukken.
De tijd wordt opgeslagen.
Weergavevorm van de tijd instellen
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Formaat:"4.Gewenste vorm selecteren.
Weergavevorm van de tijd wordt opgeslagen.
Automatische tijdinstelling
Afhankelijk van de uitrusting worden de tijd,
datum en evt. de tijdzone automatisch geac‐
tualiseerd.
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Klok autom. zetten"
Datum
Datum instellen
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Datum:"4.Controller draaien tot de gewenste dag
wordt weergegeven.5.Controller indrukken.6.Instelling voor maand en jaar overeenkom‐
stig uitvoeren.
Datum wordt opgeslagen.
Weergavevorm van de datum instellen
1."Instellingen"2."Tijd/datum"3."Formaat:"4.Gewenste vorm selecteren.
Datumvorm wordt opgeslagen.
Taal
Taal instellen Taal op het Control Display instellen:
1."Instellingen"2."Taal/eenheden"3."Taal:"4.Gewenste taal selecteren.Seite 107WeergavenBediening107
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 108 of 314

De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Spraakdialoog instellen
Spraakdialoog voor het spraakgestuurd sys‐
teem, zie pagina 26.
Maateenheden
Maateenheden instellen Maateenheden voor verbruik, weg/afstanden
en temperatuur instellen:1."Instellingen"2."Taal/eenheden"3.Gewenst menupunt selecteren.4.Gewenste eenheid selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Helderheid
Helderheid instellen
Helderheid van het Control Display instellen:
1."Instellingen"2."Control-display"3."Helderheid"4.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Naargelang de lichtverhoudingen kan de rege‐
ling van de lichtsterkte eventueel niet direct
worden herkend.
Weergave van de huidige
voertuigpositie activeren/deactiveren
Is de GPS-plaatsbepaling geactiveerd, dan kan
de actuele voertuigpositie op de BMW i Con‐
nectedDrive app of op het ConnectedDrive-
klantenportaal worden weergegeven.1."Instellingen"2."GPS-tracking"3."GPS-tracking"
Head-Up Display
Principe
Het systeem projecteert belangrijke informatie
in het gezichtsveld van de bestuurder, bijv. de
snelheid.
De bestuurder kan deze informatie zo in zich
opnemen zonder de blik van de weg af te wen‐
den.
Aanwijzingen Aanwijzingen voor het reinigen van het Head-
Up Display in acht nemen, zie pagina 288.
Overzicht
Zichtbaarheid van het display
De zichtbaarheid van de weergaven in het
Head-Up Display wordt beïnvloed door de vol‐
gende factoren:
▷Bepaalde stoelposities.▷Voorwerpen op de afdekking van het
Head-Up Display.▷Zonnebrillen met bepaalde polarisatiefil‐
ters.▷Nat wegdek.Seite 108BedieningWeergaven108
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 109 of 314

▷Ongunstige lichtverhoudingen.
Als het beeld vervormd wordt weergegeven,
de basisinstellingen door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
In-/uitschakelen
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Head-Up-display"
Weergave
Overzicht
Op het Head-Up Display wordt de volgende in‐
formatie weergegeven:
▷Snelheid.▷Navigatiesysteem.▷Check-Control-meldingen.▷Keuzelijst uit het instrumentenpaneel.▷Rijhulpsystemen.
Een deel van deze informatie wordt alleen in‐
dien nodig kortstondig weergegeven.
Weergaven in het Head-Up-Displayselecteren
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Weergegeven informatie"4.De gewenste weergaven in het Head-Up-
Display selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Helderheid instellen
De helderheid wordt automatisch aan het om‐
gevingslicht aangepast.
De basisinstelling kan handmatig worden inge‐
steld.
Op het Control Display:1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Helderheid"4.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.5.Controller indrukken.
Bij ingeschakeld dimlicht kan de helderheid
van het Head-Up Display ook met behulp van
de instrumentenverlichting worden aangepast.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Hoogte instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Hoogte"4.Controller draaien tot de gewenste hoogte
is bereikt.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Rotatie instellen
Het beeld van het Head-Up Display kan om zijn
eigen as worden gedraaid.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Head-Up-display"3."Rotatie"4.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.5.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Speciale voorruit
De voorruit is een onderdeel van het systeem.
Seite 109WeergavenBediening109
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 110 of 314
De vorm van de voorruit laat een nauwkeurige
projectie toe.
Een folie in de voorruit voorkomt dat het beeld
dubbel wordt weergegeven.
Daarom wordt dringend geadviseerd, de speci‐
ale voorruit door een Service Partner van de fa‐
brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist te laten vervangen.Seite 110BedieningWeergaven110
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 111 of 314

VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingSymboolFunctieLicht uit
DagrijlichtStadslichtDimlichtKoplampverstelling bij halogeen‐
koplampenInstrumentenverlichting
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakeld contact het be‐
stuurdersportier wordt geopend, wordt de bui‐
tenverlichting bij deze schakelaarstanden au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor evt. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 112, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Het dimlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Seite 111VerlichtingBediening111
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 112 of 314

Parkeerlicht
Principe De stadslichten kunnen aan één zijde als par‐
keerlicht worden ingeschakeld.
Inschakelen
Bij uitgeschakeld contact de hendel ca. 2 se‐
conden door het drukpunt heen naar boven of
naar beneden drukken.
Uitschakelen
Hendel in tegengestelde richting kort tot het
drukpunt drukken.
Begroetings- en
thuiskomverlichting
Begroetingsverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitrusting bij het parkeren
van de auto schakelaarstand
of .
Sommige verlichtingsfuncties worden bij het
ontgrendelen van de auto eventueel afhanke‐
lijk van de omgevingslichtsterkte kort inge‐
schakeld.
Inschakelen/uitschakelen Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Begroetingsverlichting"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Dimlicht brandt nog een bepaalde tijd, als bij
uitgeschakelde standby-modus van de radio
het lichtsignaal wordt geactiveerd.
Duur instellen
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Thuiskomv.:"4.Duur instellen.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Automatische
verlichtingsregeling
Principe
Het dimlicht wordt afhankelijk van de omge‐
vingslichtsterkte automatisch in- of uitgescha‐
keld, bijv. in een tunnel, bij schemering of neer‐
slag.
Algemeen
Een blauwe hemel met laagstaande zon kan tot
inschakelen van de verlichting leiden.
Bij tunneluitritten overdag wordt het dimlicht
niet direct, maar pas na ca. 2 min uitgescha‐
keld.
Dimlicht blijft altijd ingeschakeld, zolang het
mistlicht ingeschakeld is.
Activeren Schakelaarstand:
Seite 112BedieningVerlichting112
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16