Page 57 of 314

UitschakelenToets ingedrukt houden, tot de LED's
doven.
Derde zitrij
Algemeen
De derde zitrij bestaat uit twee gedeelde zit‐
plaatsen.
Voor het omhoogklappen van de leuning1.De bagageruimteafdekking verwijderen, zie
pagina 209.2.Zo nodig de tweede zitrij iets naar voren
schuiven.
Rugleuning omhoogklappen
WAARSCHUWING
Door een onvergrendelde rugleuning kan
niet-vastgezette bagage bijv. bij een ongeval,
rem- of uitwijkmanoeuvre door het interieur
worden geslingerd. Er bestaat kans op letsel.
Erop letten dat de rugleuning bij het terugklap‐
pen in de vergrendeling valt.◀
1.Aan de hendel trekken om de rugleuning te
ontgrendelen.2.Rugleuning omhoogklappen en vergrende‐
len.3.Eventueel de hoofdsteun correct instellen.4.De slotlippen uit de houder in het dak trek‐
ken.5.De kleine slotlip in het gordelslot steken.
Het gordelslot moet hoorbaar vastklikken.
Leuningen omlaagklappen
1.De hoofdsteunen omlaagschuiven.2.Aan de hendels trekken om de rugleunin‐
gen te ontgrendelen.3.De leuningen omlaagklappen.Seite 57InstellenBediening57
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 58 of 314

Veiligheidsgordels
Aantal veiligheidsgordels Voor de veiligheid van de inzittenden is de auto
uitgerust met vijf of zeven veiligheidsgordels.
Deze kunnen hun beschermende werking ech‐
ter pas vervullen, als zij correct zijn omgegespt.
De beide buitenste gordelsloten die in de 2e
zitrij zijn geïntegreerd, zijn bedoeld voor passa‐
giers links en rechts.
Het binnenste gordelslot van de 2e zitrij is uit‐
sluitend bedoeld voor de passagier in het mid‐
den.
Algemeen
Veiligheidsgordels voor elke rit op alle bezette
plaatsen omdoen.
Om de inzittenden te beschermen, wordt de
gordelblokkering vroegtijdig geactiveerd. De
gordel bij het omdoen langzaam uit de houder
halen.
Airbags vormen een aanvullende veiligheids‐
voorziening op de veiligheidsgordels, maar
vervangen deze niet.
Het punt van de gordelbevestiging past voor
volwassenen van elke lichaamslengte bij een
correcte stoelinstelling.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Als meer dan een persoon van dezelfde
gordel gebruikmaakt, is de beschermende
werking van de veiligheidsgordel niet meer ge‐
waarborgd. Er bestaat kans op letsel of levens‐
gevaar. Eén veiligheidsgordel slechts voor
één persoon gebruiken. Baby's en kinderen
niet op schoot nemen, maar in de daarvoor be‐
stemde kinderveiligheidssystemen zetten en
overeenkomstig beveiligen.◀
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan beperkt zijn of wegvallen als
deze verkeerd worden gedragen. Een verkeerdgedragen veiligheidsgordel kan extra letsel
veroorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Erop letten dat de veiligheids‐
gordels bij alle inzittenden correct zijn omge‐
daan.◀
WAARSCHUWING
Als de achterbankleuning niet is vergren‐
deld, is de beschermende werking van de mid‐
delste veiligheidsgordel niet gewaarborgd. Er
bestaat kans op letsel of levensgevaar. Bij ge‐
bruik van de middelste veiligheidsgordel de
breedste achterbankleuning vergrendelen.◀
Correct gebruik van
veiligheidsgordels▷De gordel niet verdraaid en zo strak moge‐
lijk over het bekken en de schouder aan‐
brengen.▷De gordel in de bekkenzone laag over de
heup aanbrengen. De gordel mag niet te‐
gen het onderlichaam drukken.▷De veiligheidsgordel mag niet tegen de
hals aanliggen, langs scherpe randen
schuren, over harde of breekbare voorwer‐
pen in de kleding lopen of worden inge‐
klemd.▷Dikke kleding vermijden.▷De gordel ter hoogte van het bovenlichaam
meerdere keren naar boven toe straktrek‐
ken.Seite 58BedieningInstellen58
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 59 of 314

Veiligheidsgordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Veiligheidsgordel automatisch strak
trekken
Bij gesloten gordel wordt na het wegrijden de
gordelband eenmalig automatisch strak aan‐
getrokken.
Veiligheidsgordel openen
1.Veiligheidsgordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Veiligheidsgordel naar het oprolmecha‐
nisme geleiden.
Gordelherinnering voor bestuurders-
en passagiersstoel
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven. Controleren of de veilig‐
heidsgordel correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt geactiveerd als de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is
omgegespt.
Bij enkele landuitvoeringen wordt de gordel‐
herinnering vanaf ca. 10 km/h ook geactiveerd
als de passagiersgordel niet is omgegespt en
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelwaarschuwing voor de
achterbank
Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Veiligheidsfunctie In kritieke rij-omstandigheden, bijv. een nood‐
stop, worden de voorste gordels automatisch
voorgespannen.
Wordt de rijsituatie afgesloten zonder ongeluk‐
ken, dan ontspant de gordel weer.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:
▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
Seite 59InstellenBediening59
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 60 of 314

heidsgordels bij een Service Partner van de fa‐
brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist laten controleren.◀
Hoofdsteunen voorin
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel.
Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.▷Geen voorwerpen, zoals kleerhangers, di‐
rect aan de hoofdsteunen hangen.▷Alleen accessoires gebruiken die als veilig
zijn beoordeeld om aan de hoofdsteun te
kunnen worden bevestigd.▷Tijdens het rijden geen accessoires, bijv.
een kussen, gebruiken.◀
Correct ingestelde hoofdsteunen
Algemeen
Een correct ingestelde hoofdsteun verkleint bij
een aanrijding de kans op beschadiging van de
nekwervels.
Hoogte Hoofdsteun zodanig instellen, dat het midden
ongeveer op oorhoogte zit.
Afstand
De afstand zodanig instellen dat de hoofdsteu‐
nen zo dicht mogelijk tegen het achterhoofd
aanliggen.
Actieve hoofdsteun
Bij een aanrijding van achteren met een be‐
paalde zwaarte wordt door de actieve hoofd‐
steun de afstand tot het hoofd automatisch
verkleind.
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
De actieve hoofdsteun controleren en zo nodig
laten vervangen.
Hoogte instellen: handmatige
hoofdsteunen▷Omhoog: schuiven.▷Omlaag: toets indrukken, pijl 1, en hoofd‐
steun omlaagschuiven.
Hoogte instellen: elektrische
hoofdsteunen
Elektrisch instellen.
Seite 60BedieningInstellen60
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 61 of 314

Afstand tot achterhoofd: handmatige
hoofdsteunen▷Naar voren: trekken.▷Naar achteren: toets indrukken en hoofd‐
steun naar achteren schuiven.
Afstand tot achterhoofd: elektrische
hoofdsteunen
Hoofdsteun wordt bij het instellen van de
schoudersteun automatisch verplaatst.
Zij-elementen instellen
Naar voren klappen, om de zijdelingse steun in
de ruststand te vergroten.
Verwijderen
De hoofdsteunen kunnen niet verwijderd wor‐
den.
Hoofdsteunen achterin
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel.
Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.▷Geen voorwerpen, zoals kleerhangers, di‐
rect aan de hoofdsteunen hangen.▷Alleen accessoires gebruiken die als veilig
zijn beoordeeld om aan de hoofdsteun te
kunnen worden bevestigd.▷Tijdens het rijden geen accessoires, bijv.
een kussen, gebruiken.◀
Correct ingestelde hoofdsteunen
Algemeen
Een correct ingestelde hoofdsteun verkleint bij
een aanrijding de kans op beschadiging van de
nekwervels.
Hoogte Hoofdsteun zodanig instellen, dat het midden
ongeveer op oorhoogte zit.
Seite 61InstellenBediening61
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 62 of 314

Hoogte instellen▷Omhoog: schuiven.▷Omlaag: toets indrukken, pijl 1, en hoofd‐
steun omlaagschuiven.
De middelste hoofdsteun kan niet in hoogte
worden ingesteld.
Verwijderen
Hoofdsteun alleen verwijderen als op de be‐
treffende zitplaats niemand zit.
1.Hoofdsteun tot de weerstand naar boven
schuiven.2.Toets indrukken, pijl 1, en hoofdsteun vol‐
ledig verwijderen.
De middelste hoofdsteun kan niet worden uit‐
gebouwd.
Stoel-, spiegel- en
stuurkolomgeheugen
Principe Twee bestuurdersstoel- en spiegelpositieskunnen per profiel worden opgeslagen en op‐
geroepen. De instellingen van de rugleuning‐
breedte en lendensteunen worden niet opge‐
slagen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Door het gebruik van de geheugenfunc‐
tie tijdens het rijden kunnen onverwachte
stoel- of stuurbewegingen optreden. U kunt de
controle over de auto verliezen. Er bestaat ge‐
vaar voor ongevallen. De geheugenfunctie al‐
leen oproepen als de auto stilstaat.◀
WAARSCHUWING
Bij het bewegen van de stoelen bestaat
inklemgevaar. Er bestaat kans op letsel of
schade. Voor het instellen erop letten dat het
bewegingsgebied van de stoel vrij is.◀
Overzicht
Opslaan
1.Contact inschakelen.2.Gewenste stand instellen.3. Toets indrukken. LED in de toets
brandt.4.Gewenste toets 1 of 2 indrukken, zolang
de LED brandt. LED dooft.
Toets is per ongeluk ingedrukt:
Toets opnieuw indrukken.
LED dooft.
Seite 62BedieningInstellen62
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 63 of 314

Oproepen
Algemeen
Er zijn twee mogelijkheden om de geheugen‐
functie op te roepen:▷Comfortfunctie.▷Veiligheidsfunctie.
Comfortfunctie
1.Bestuurdersportier openen.2.Evt. contact uitschakelen.3.Gewenste toets 1 of 2 kort indrukken.
De overeenkomstige stoelinstelling wordt au‐
tomatisch uitgevoerd.
Het proces wordt afgebroken als een schake‐
laar van de stoelverstelling of een van de toet‐
sen wordt ingedrukt.
Veiligheidsfunctie
1.Bestuurdersportier sluiten of contact in‐
schakelen.2.Gewenste toets 1 of 2 ingedrukt houden
tot de afstelprocedure is afgesloten.
Oproepen wordt gedeactiveerd
Na korte tijd wordt het oproepen van opgesla‐
gen stoelposities gedeactiveerd om leeglopen
van de accu te voorkomen.
Oproepen opnieuw activeren:
▷Portier of achterklep openen of sluiten.▷Een toets van de afstandsbediening in‐
drukken.▷Start/stop-knop indrukken.
Spiegels
Buitenspiegels
Algemeen
De spiegelinstelling wordt, afhankelijk van de
uitvoering, voor het momenteel gebruikte pro‐
fiel opgeslagen. Bij het ontgrendelen van de
auto via de afstandsbediening wordt de positie
automatisch opgeroepen, als de instelling hier‐
voor is geactiveerd.
Opmerking WAARSCHUWING
In de spiegel zichtbare objecten zijn dich‐
terbij dan het lijkt. De afstand tot achteropko‐
mende verkeersdeelnemers zou verkeerd kun‐
nen worden ingeschat, bijv. bij het veranderen van rijstrook. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De afstand tot het achteropkomende ver‐
keer met een blik over de schouder inschat‐
ten.◀
Overzicht1Instellen 632Links/rechts, parkeerfunctie3In- en uitklappen 64
Spiegel selecteren
Omschakelen op andere spiegel:
Schakelaar schuiven.
Elektrisch instellen Analoog aan toetsbeweging.
Seite 63InstellenBediening63
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 64 of 314

Posities opslaanDe actuele buitenspiegelpositie kan via het
stoel-, spiegel- en stuurkolomgeheugen wor‐
den opgeslagen.
Handmatig instellen Bij o.a. een defect van de elektrische installatie
tegen de randen van het spiegelglas drukken.
ParkeerfunctiePrincipe
Het spiegelglas aan de bijrijderskant wordt bij
ingeschakelde achteruitversnelling schuin naar
beneden gezet. Daardoor wordt het zicht bijv.
bij het inparkeren op de stoeprand of op an‐
dere obstakels dichtbij de grond verbeterd.
Activeren1. Schakelaar in positie buitenspiegel
bestuurderskant schuiven.2.Keuzehendelstand R inschakelen.
Bij trekken van een aanhanger is de stoeprand‐
automaat uitgeschakeld.
Uitschakelen
Schakelaar in positie buitenspiegel bijrijders‐
kant schuiven.
In- en uitklappen ATTENTIE
Vanwege de breedte van de auto kan
deze in wasstraten worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het wassen de
spiegels met de hand of met de toets inklap‐
pen.◀
Toets indrukken.
Mogelijk tot ca. 20 km/h.
Het in- en uitklappen van de spiegels is in de
volgende situaties handig:
▷In wasstraten.▷In nauwe straten.▷Om handmatig ingeklapte spiegels weer
terug te klappen.
Ingeklapte spiegels klappen bij ca. 40 km/h au‐
tomatisch uit.
Automatische verwarming
Beide buitenspiegels worden automatisch ver‐
warmd als de motor draait.
Automatisch dimmend
De buitenspiegel aan bestuurderszijde wordt
automatisch gedimd. Voor de regeling worden
fotocellen in de binnenspiegel gebruikt.
Binnenspiegel, automatisch dimmend
Overzicht
Voor de dimfunctie zitten er fotocellen:
▷In het spiegelglas.▷Aan de achterzijde van de spiegel.
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷Fotocellen schoonhouden.▷Gebied tussen binnenspiegel en voorruit
niet bedekken.Seite 64BedieningInstellen64
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16