Page 201 of 314

InterieuruitrustingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Geïntegreerde universele
afstandsbediening
PrincipeMet de geïntegreerde universele afstandsbe‐
diening kunnen maximaal 3 functies van op af‐
stand bestuurbare installaties, bijv. garage‐
poortaandrijvingen of verlichtingssystemen,
bediend worden. De geïntegreerde universele
afstandsbediening vervangt daarbij maximaal 3
verschillende handzenders. Voor de bediening
moeten de toetsen op de binnenspiegel met
de gewenste functies geprogrammeerd wor‐
den. Voor het programmeren is de handzender
van de betreffende installatie nodig.
Voor verkoop van de auto voor de veiligheid de
opgeslagen functies wissen.
Opmerking WAARSCHUWING
Bij de bediening van radiografisch be‐
diende installaties met de geïntegreerde uni‐
versele afstandsbediening, bijv. een garage‐
poort, kunnen lichaamsdelen worden
ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of schade.
Bij het programmeren en bedienen erop letten
dat het bewegingsgebied van de betreffendeinstallatie vrij is. Ook de veiligheidsvoorschrif‐
ten voor de handzender in acht nemen.◀
Compatibiliteit Bij afbeelding van het symbool op de
verpakking of in de handleiding van de
te bedienen installatie is deze normaal
gesproken compatibel met de geïntegreerde
universele afstandsbediening.
Een lijst met compatibele handzenders is be‐
schikbaar op internet: www.homelink.com.
HomeLink is een geregistreerd handelsmerk
van Gentex Corporation.
Bedieningselementen op de
binnenspiegel▷LED, pijl 1.▷Toetsen, pijl 2.▷Handzender, pijl 3, is nodig voor de pro‐
grammering.
Programmeren
Algemeen
1.Contact inschakelen.2.Eerste ingebruikneming:
De rechter- en de linkertoets op de binnen‐
spiegel tegelijkertijd ca. 20 seconden lang
ingedrukt houden, tot de LED op de bin‐
nenspiegel knippert. Alle programmerin‐Seite 201InterieuruitrustingBediening201
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 202 of 314

gen van de toetsen op de binnenspiegel
worden gewist.3.De handzender van de te bedienen installa‐
tie op een afstand van ca. 5 tot 30 cm bij de
toetsen op de binnenspiegel houden. De
noodzakelijke afstand is afhankelijk van de
handzender.4.De toets van de gewenste functie op de
handzender en de te programmeren toets
op de binnenspiegel tegelijkertijd indruk‐
ken en ingedrukt houden. De LED op de
binnenspiegel knippert eerst langzaam.5.Zodra de LED sneller knippert beide toet‐
sen loslaten. Het snellere knipperen geeft
aan, dat de toets op de binnenspiegel ge‐
programmeerd werd.
Knippert de LED na uiterlijk 60 seconden
niet sneller, de afstand tussen binnenspie‐
gel en handzender veranderen en de stap
herhalen. Evt. zijn meerdere pogingen met
verschillende afstanden nodig. Tussen de
pogingen minimaal 15 seconden wachten.6.Voor het programmeren van verdere func‐
ties op andere toetsen de stappen 3 t/m 5
herhalen.
De installaties kunnen met de toetsen op de
binnenspiegel bediend worden.
Bijzonderheid bij wisselcode-
radiosystemen
Als de installatie na herhaald programmeren
niet bediend kan worden, controleer dan of de
te bedienen installatie met een wisselcode-
systeem is uitgerust.
Daarvoor de handleiding van de installatie na‐
lezen of de geprogrammeerde toets op de bin‐
nenspiegel langer indrukken. Als de LED op de
binnenspiegel eerst snel knippert en dan 2 se‐
conden constant brandt, is de installatie met
een wisselcode-systeem uitgerust. Het knip‐
peren en branden van de LED wordt ca. 20 se‐
conden lang herhaald.
Bij installaties met een wisselcode-systeem
moeten de geïntegreerde universele afstands‐
bediening en de installatie aanvullend gesyn‐
chroniseerd worden.
Informatie over het synchroniseren doorlezen
in de handleiding van de in te stellen installatie.
De synchronisatie wordt vergemakkelijk door
de hulp van een tweede persoon.
Geïntegreerde universele afstandsbediening
met systeem synchroniseren:1.Auto binnen de actieradius van de op af‐
stand bestuurbare installatie parkeren.2.De overeenkomstige toets op de binnen‐
spiegel zoals beschreven programmeren.3.Toets voor het synchroniseren op de in te
stellen installatie richten en indrukken. Er is
ca. 30 seconden tijd voor de volgende
stap.4.De geprogrammeerde toets op de binnen‐
spiegel ca. 3 seconden lang ingedrukt hou‐
den en dan loslaten. Deze werkstap herha‐
len, evt. tot drie keer toe, om het
synchroniseren te voltooien. Bij voltooid
synchroniseren wordt de geprogram‐
meerde functie uitgevoerd.
Afzonderlijke toetsen opnieuw
programmeren
1.Contact inschakelen.2.De te programmeren toets op de binnen‐
spiegel indrukken en ingedrukt houden.3.Zodra de LED op de binnenspiegel lang‐
zaam knippert, de handzender van de te
bedienen installatie op een afstand van ca.
5 tot 30 cm bij de toetsen op de binnen‐
spiegel houden. De noodzakelijke afstand
is afhankelijk van de handzender.4.De toets van de gewenste functie op de
handzender indrukken en eveneens inge‐
drukt houden.5.Zodra de LED op de binnenspiegel sneller
knippert beide toetsen loslaten. Het snel‐
lere knipperen geeft aan, dat de toets op
de binnenspiegel geprogrammeerd werd.Seite 202BedieningInterieuruitrusting202
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 203 of 314

Vervolgens kan de installatie met de toets
op de binnenspiegel bediend worden.
Knippert de LED na uiterlijk 60 seconden
niet sneller, de afstand veranderen en de
handeling herhalen. Evt. zijn meerdere po‐
gingen met verschillende afstanden nodig.
Tussen de pogingen minimaal 15 secon‐
den wachten.
Bediening
WAARSCHUWING
Bij de bediening van radiografisch be‐
diende installaties met de geïntegreerde uni‐ versele afstandsbediening, bijv. een garage‐
poort, kunnen lichaamsdelen worden
ingeklemd. Er bestaat kans op letsel of schade.
Bij het programmeren en bedienen erop letten
dat het bewegingsgebied van de betreffende
installatie vrij is. Ook de veiligheidsvoorschrif‐
ten voor de handzender in acht nemen.◀
De installatie, bijv. de garagepoort, kan bij
draaiende motor of ingeschakeld contact met
de toets op de binnenspiegel bediend worden.
Daarvoor binnen het ontvangsbereik van de in‐
stallatie de toets zolang indrukken, tot de func‐
tie geactiveerd wordt. De LED op de binnen‐
spiegel brandt constant tijdens de overdracht
van het radiosignaal.
Opgeslagen functies wissen De rechter- en de linkertoets op de binnen‐
spiegel tegelijkertijd ca. 20 seconden lang in‐
gedrukt houden, tot de LED snel knippert. Alle
opgeslagen functies worden gewist. De func‐
ties kunnen niet afzonderlijk worden gewist.
Zonneklep
Bescherming tegen verblinding
Zonneklep naar beneden of naar boven klap‐
pen.
Zijscherm tegen verblinding
Openklappen1.Zonneklep naar beneden klappen.2.Uit de houder hangen en zijwaarts naar de
zijruit draaien.3.Naar achteren verschuiven tot in de ge‐
wenste positie.
Inklappen
Voor het sluiten van de zonneklep in omge‐
keerde volgorde te werk gaan.
Make-upspiegel Een make-upspiegel bevindt zich in de zonne‐
klep achter een afdekking. De spiegelverlich‐
ting springt automatisch aan bij het openen
van de afdekking.
Asbak Openen
De afdekking naar voren schuiven.
Legen
Asbak verwijderen.
Seite 203InterieuruitrustingBediening203
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 204 of 314

Aansteker
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het aanraken van het hete verwarmings‐
element of de hete fitting van de aansteker kan
verbrandingen veroorzaken. Ontvlambare ma‐
terialen kunnen ontbranden als de aansteker
valt of tegen overeenkomstige voorwerpen
wordt gehouden. Er bestaat brandgevaar en
kans op letsel. Aansteker aan de greep vast‐
pakken. Afstandsbediening bij het verlaten van
de auto meenemen, zodat bijv. kinderen de
aansteker niet kunnen gebruiken en zich kun‐
nen branden.◀
ATTENTIE
Als metalen voorwerpen in de contact‐
doos kunnen vallen, kunnen deze kortsluiting
veroorzaken. Er bestaat gevaar voor schade.
Na gebruik van de contactdoos de aansteker of
de contactdoosafdekking weer aanbrengen.◀
Voorin
Overzicht
De aansteker bevindt zich naast de asbak.
Bediening Aansteker indrukken.
Zodra de aansteker terugspringt
kan hij worden uitgenomen.
Achterin
Overzicht
De aansteker bevindt zich in de middencon‐
sole achterin.
Bediening Aansteker indrukken.
Zodra de aansteker terugspringt
kan hij worden uitgenomen.
Aansluiting van elektrische
apparaten
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij acculaders voor de voertuigaccu kun‐
nen hoge spanningen en stromen optreden,
waardoor het 12V-boordnet overbelast of be‐
schadigd kan raken. Er bestaat gevaar voor
schade. Acculaders voor de voertuigaccu al‐
leen op de starthulp-aanklempunten in de mo‐
torruimte aansluiten.◀
ATTENTIE
Als metalen voorwerpen in de contact‐
doos kunnen vallen, kunnen deze kortsluiting
veroorzaken. Er bestaat gevaar voor schade.
Na gebruik van de contactdoos de aansteker of
de contactdoosafdekking weer aanbrengen.◀
Seite 204BedieningInterieuruitrusting204
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 205 of 314
Contactdozen
Algemeen
De aanstekeringang kan bij lopende motor of
ingeschakeld contact als contactdoos voor
elektrische apparaten gebruikt worden.
Opmerking Het totale vermogen van alle contactdozen
mag 140 watt bij 12 volt niet overschrijden.
Fitting niet met ongeschikte stekker beschadi‐
gen.
Middenconsole voorin
De afdekking naar voren schuiven.
Afdekking of aansteker verwijderen.
Middenarmsteun
Afdekking verwijderen.
Middenconsole achterin
Afdekking of aansteker verwijderen.In de bagageruimte
Afdekking openklappen.
USB-aansluiting/AUX-In-
aansluiting
Principe Op de USB-aansluiting kunnen mobiele appa‐
raten met USB‐aansluiting aangesloten wor‐
den.
Via de AUX-In-aansluiting kan een mobiel au‐
dio-apparaat aangesloten worden, bijv. een
MP3-speler.
Algemeen
De volgende apparaten kunnen aangesloten
worden:
▷Mobiele telefoons die door de USB-aan‐
sluiting worden ondersteund.Seite 205InterieuruitrustingBediening205
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 206 of 314

De snap-in-adapter beschikt over een ei‐
gen USB‐aansluiting, die bij het aanbren‐
gen van een geschikte mobiele telefoon
automatisch verbonden is.▷Audio-apparatuur met USB‐aansluiting,
bijv. MP3-speler.▷USB-opslagapparatuur.
De gangbare bestandssystemen worden
ondersteund. Aanbevolen worden de
FAT32- en exFAT-formaten.
Informatie over compatibele USB-apparaten
vindt u op www.bmw.com/bluetooth.
De volgende toepassingen zijn mogelijk:
▷Exporteren en importeren van bestuurder‐
sprofielen, zie pagina 34.▷Audiobestanden beluisteren via USB-au‐
dio.▷Muziekbestanden aan de muziekcollectie
toevoegen en de muziekcollectie opslaan.▷Videofilms bekijken via USB-video.▷Installeren van software-updates.▷Importeren van reisroutes.
Aanwijzingen
Bij het aansluiten het volgende in acht nemen:
▷De stekker niet geforceerd in de USB-aan‐
sluiting steken.▷Flexibele adapterkabel gebruiken.▷USB-apparaat tegen mechanische be‐
schadigingen beschermen.▷In verband met de grote keuze aan ver‐
krijgbare USB-apparaten kan niet elk appa‐
raat via de auto worden bediend.▷USB-apparaten niet blootstellen aan ex‐
treme omgevingsomstandigheden, bijv.
zeer hoge temperaturen, zie handleiding
van het apparaat.▷In verband met het grote aantal comprime‐
ringstechnieken kunnen mogelijk niet alle
op het USB-apparaat opgeslagen media
correct worden weergegeven.▷Een aangesloten USB-apparaat wordt via
de USB-aansluiting van laadstroom voor‐
zien, als het apparaat dit ondersteunt.▷Om de probleemloze overdracht van de
opgeslagen gegevens te waarborgen, een
USB-apparaat niet via de boordcontact‐
doos opladen, wanneer het op de USB-
aansluiting aangesloten is.▷Afhankelijk van hoe het USB-apparaat
moet worden gebruikt, zijn evt. instellingen
aan het USB-apparaat nodig, zie de hand‐
leiding van het apparaat.
Ongeschikte USB-apparaten:
▷USB harde schijf.▷USB hubs.▷USB-geheugenkaartlezers met meerdere
inschuifeenheden.▷HFS-geformatteerde USB-apparaten.▷MTP-apparaten.▷Apparaten zoals ventilatoren of lampen.
Overzicht
De USB-aansluiting en de AUX-In-aansluiting
bevinden zich in de middenarmsteun.
Koelbox achterin
Opmerking WAARSCHUWING
Het deksel van een geopende koelbox
steekt in het interieur. Bij een ongeval, rem- of
uitwijkmanoeuvre kan er lichamelijk letsel wor‐
Seite 206BedieningInterieuruitrusting206
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 207 of 314
den veroorzaakt. De inhoud van de koelbox kan
in het interieur worden geslingerd en de inzit‐
tenden verwonden. Er bestaat kans op letsel.
Koelbox tijdens het rijden na het gebruik weer
sluiten.◀
Middengedeelte omklappen
In de uitsparing grijpen en naar voren trekken.
Openen
Aan de opener trekken en koelbox naar voren
klappen.
Inschakelen
De koelbox kan in twee standen werken.
1.Contact inschakelen.2. Toets per koelstand één keer in‐
drukken.
Hoogste koelcapaciteit bij twee brandende
LED's.
Indien de koelbox ingeschakeld was wanneer
het contact het laatst werd uitgeschakeld,
wordt deze ingeschakeld zodra het contact op‐
nieuw wordt ingeschakeld.
Uitschakelen
Toets zo vaak indrukken tot de LED's doven.
Verwijderen1.Grepen op beide zijden lostrekken, pijlen.2.Beide ontgrendelhendels omhoog klappen.3.Koelbox naar achteren trekken en verwij‐
deren.Seite 207InterieuruitrustingBediening207
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 208 of 314

Aanbrengen1.De ontgrendelhendel met een hoek van ca.
45° omlaag klappen en de koelbox naar vo‐
ren tot de aanslag op het contact schuiven.2.Beide ontgrendelhendels omlaag klappen.3.Grepen lostrekken, pijlen 1, en de ontgren‐
delhendels, pijlen 2, in de rails duwen tot‐
dat deze vastklikken.
Storing
De koelbox kan niet worden ingeschakeld of
wordt uitgeschakeld, bijv. bij oververhitting van
het koelsysteem of lage accuspanning. Een
van de LED's knippert.
Storing verhelpen
1.Zo nodig het koelsysteem van de koelbox
laten afkoelen.2.Motor starten.3.Koelbox inschakelen.
Indien de LED ook nog na korte tijd knippert,
de koelbox laten controleren door een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist.
Bagageruimte
Bagageruimteafdekking
Aanwijzingen ATTENTIE
Een verkeerd bevestigde bagageruim‐
teafdekking kan tot beschadigingen leiden. Er
bestaat gevaar voor schade. De bagageruim‐
teafdekking aan beide zijden bevestigen.◀
WAARSCHUWING
Losse voorwerpen of apparaten met een
stekkerverbinding naar de auto, bijv. mobiele
telefoons, kunnen tijdens het rijden door het
interieur worden geslingerd bij bijv. een onge‐
val of bij rem- en uitwijkmanoeuvres. Er be‐
staat kans op letsel. Losse voorwerpen of ap‐
paraten met een stekkerverbinding naar de
auto in het interieur vastzetten.◀
WAARSCHUWING
Een terugschietende bagageruimteaf‐
dekking kan lichaamsdelen inklemmen of tot
beschadigingen leiden. Er bestaat kans op let‐
sel of schade. De bagageruimteafdekking niet
laten terugschieten.◀
Inhangen1.Bagageruimteafdekking eruit trekken,
pijl 1.2.Bagageruimteafdekking aan beide zijden in
de houders, pijlen 2, hangen.Seite 208BedieningInterieuruitrusting208
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16