Page 153 of 314

Controle- en waarschuwingslampjesControlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitge‐
vallen.
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren: DSC OFF
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabili‐
teit bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan ca. 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF op het instru‐
mentenpaneel gaat branden en DSC OFF
wordt weergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de besturing
en het onderstel sportief afgesteld.
Dynamische stabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weer‐
gegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeac‐
tiveerd.Dynamische tractiecontrole
DTC
Principe Het DTC-systeem is een op tractie geoptimali‐
seerde variant van DSC.
Het systeem waarborgt bij bijzondere rijbaan‐
situaties, bijv. niet sneeuwvrij gemaakte rij‐
baan, of op losse ondergrond een maximale
tractie bij beperkte koersstabiliteit.
Bij geactiveerde DTC wordt maximale tractie
geleverd. De koersstabiliteit is bij het accelere‐
ren en bij het rijden in bochten beperkt.
Daarom zeer behoedzaam rijden.
In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de DTC tijdelijk in te schake‐
len:▷Rijden dooiende sneeuw of op niet ge‐
ruimde, besneeuwde rijbanen.▷Auto vrij rijden of wegrijden uit diepe
sneeuw of op losse ondergrond.▷Rijden met sneeuwkettingen.
Dynamic Traction Control DTC
activeren/deactiveren
DTC activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRAC‐
TION weer en het controlelampje voor DSC
OFF gaat aan.
DTC deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij geactiveerde DTC wordt op het instrumen‐
tenpaneel TRACTION weergegeven.
Seite 153RijstabiliteitsregelsystemenBediening153
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 154 of 314

Controlelampje brandt: dynamische
tractiecontrole DTC is geactiveerd.
xDrive
xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
uw auto. Door het samenwerken van xDrive en
DSC worden tractie en rijdynamiek verder ver‐
beterd. Het vierwielaandrijvingssysteem xDrive
verdeelt de aandrijfkrachten afhankelijk van
rijsituatie en gesteldheid van de weg variabel
over voor- en achteras.
Weergave op het Control Display
xDrive aanzicht tonen1."Auto-info"2."xDrive-status"3. "xDrive-weergave"
De volgende gegevens worden weergegeven:
▷Met navigatiesysteem: kompasweergave
t.o.v. de rijrichting▷Hellingshoek in langsrichting, met vermel‐
ding van graden en procenten▷Hellingshoek in dwarsrichting, met vermel‐
ding van graden▷Grafische weergave van stuuruitslag
Verdeling van het aandrijfkoppel
weergeven
1."Auto-info"2."xDrive-status"3. "Aandrijfkoppelverd."
Hill Descent Control HDC
Principe HDC is een bergafrijhulp die de snelheid op
steile hellingen automatisch regelt. Zonder dat
er geremd wordt, beweegt de auto zich iets
sneller dan stapvoets. Als actief wordt geremd,
verdeelt het systeem de kracht overeenkom‐
stig de tractie.
Bij afdalingen worden rijstabiliteit en bestuur‐
baarheid verbeterd.
HDC kan onder ca. 35 km/h worden geacti‐
veerd. Bij bergafwaarts rijden reduceert de
auto de snelheid en houdt deze constant.
Gebruik HDC alleen bij lage versnellingen of in
de keuzehendelstanden D of R.
Snelheid verhogen of verlagen Snelheidsregeling in het bereik van ca. 6 km/h
tot ca. 25 km/h kunt u met de tuimelschakelaar
van de snelheidsregeling op het stuurwiel in‐
stellen. De snelheid van de auto kan door licht
gas geven worden gewijzigd.▷Tuimelschakelaar tot het drukpunt naar
boven drukken: snelheid stapsgewijs ver‐
hogen.▷Tuimelschakelaar tot door het drukpunt
heen naar boven drukken: snelheid neemt
toe zolang op de tuimelschakelaar wordt
gedrukt.▷Tuimelschakelaar tot het drukpunt naar
beneden drukken: snelheid stapsgewijs
verlagen.▷Tuimelschakelaar tot door het drukpunt
heen naar beneden drukken: snelheid
wordt bij het vooruitrijden tot ca. 10 km/h
verlaagd, bij het achteruitrijden tot ca.
6 km/h.Seite 154BedieningRijstabiliteitsregelsystemen154
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 155 of 314

HDC activeren
Toets indrukken, LED boven de toets
brandt.
HDC deactiveren Toets opnieuw indrukken. De LED dooft.
HDC wordt automatisch gedeactiveerd
boven ca. 60 km/h.
Het controlelampje op het
instrumentenpaneel
Op de snelheidsmeter wordt de
gekozen snelheid weergegeven.
▷Groen: systeem remt de
auto af.▷Oranje: systeem in stand-by.
Storing
Op het instrumentenpaneel wordt een melding
weergegeven. HDC is niet beschikbaar, bijv.
vanwege hoge temperatuur van de remmen.
Actieve besturing
De actieve besturing varieert snelheidsafhan‐
kelijk de stuuruitslag van de wielen met betrek‐
king tot de stuurwielbewegingen.
Bij lagere snelheden, bijv. bij afbuig- of ran‐
geermanoeuvres, wordt de stuuruitslag ver‐
sterkt, d.w.z. de sturing wordt directer.
Met toenemende snelheid wordt de stuuruit‐
slag daarentegen in toenemende mate gere‐
duceerd.
Dit maakt een nog preciezere handling bij hoge
snelheid mogelijk en een vlotter sturen met
gereduceerde stuuruitslag bij lagere snelhe‐
den.
Actieve stabilisatie tegen
overhellen
Principe Het systeem reduceert het zijdelingse overhel‐
len van de carrosserie wat optreedt bij snel rij‐
den in bochten of bij snelle uitwijkmanoeuvres.
De koersstabiliteit en het rijcomfort worden in
alle rijomstandigheden verbeterd. Het systeem
is gebaseerd op actieve stabilisatoren op de
voor- en achteras en regelt tijdens het rijden
onafgebroken in delen van seconden.
Programma
Het systeem biedt twee verschillende pro‐
gramma's.
De programma's kunnen met de rijbelevings‐
schakelaar worden geselecteerd.
SPORT Consequent sportieve afstemming voor een
grotere souplesse bij het rijden.
COMFORT
Op comfort gerichte afstemming voor optimaal
reiscomfort.
Vertical Dynamic Control Principe Het systeem reduceert ongewenste bewegin‐
gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.Seite 155RijstabiliteitsregelsystemenBediening155
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 156 of 314

Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek
en het rijcomfort vergroot.
Programma Het systeem biedt verschillende programma's.
De programma's kunnen met de rijbelevings‐
schakelaar worden geselecteerd.
SPORT / SPORT+
Consequent sportieve regeling van de schok‐
dempers voor een reactief rijgedrag.
COMFORT/ECO PROEvenwichtige afstemming.
Niveauregeling
Principe De niveauregeling zorgt voor een gelijkblij‐
vende wagenhoogte en bodemvrijheid. Hier‐
voor wordt de hoogte van de auto aan de ach‐
teras onder alle beladingstoestanden op een
ingesteld niveau gehouden.
Het systeem waarborgt een gelijk blijvend
comfort, aangezien de volledige veerweg on‐
der alle rij-omstandigheden constant wordt gehouden.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven. Het systeem vertoont storing. De auto
heeft veranderde rijeigenschappen of een dui‐
delijk merkbaar beperkt rijcomfort. De dichtst‐
bijzijnde Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
een specialist opzoeken.Rijbelevingsschakelaar
Principe Met de rijbelevingsschakelaar kunnen de rijdy‐
namiek-eigenschappen van de auto worden
aangepast. Daarvoor staan verschillende pro‐
gramma's ter beschikking, die via beide toet‐
sen van de rijbelevingsschakelaar en de DCS
Off-toets worden geactiveerd.
Overzicht
Toets in de auto
Bediening van de programma's
ToetsProgrammaDSC OFF
TRACTIONSPORT+
SPORT
COMFORT
ECO PRO
Automatisch wisselen van programma In de volgende situaties wordt zo nodig auto‐
matisch naar COMFORT gewisseld:
▷Bij uitval van de dynamische stabiliteits‐
controle DSC.▷Bij bandenpech.▷Bij het uitvallen van de dynamische schok‐
dempercontrole, Dynamic Drive of xDrive.Seite 156BedieningRijstabiliteitsregelsystemen156
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 157 of 314

▷Bij inschakelen van de handmatige snel‐
heidsbegrenzer, zie pagina 146.▷Bij activering van de snelheidsregeling in
de modus TRACTION of DSC OFF.
DSC OFF
De koersstabiliteit is bij het accelereren en bij
het rijden in bochten beperkt.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zo
spoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole
deactiveren: DSC OFF
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan ca. 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF op het instru‐
mentenpaneel gaat branden en DSC OFF
wordt weergegeven.
Het systeem DSC is uitgeschakeld.
Dynamische stabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij geactiveerde DSC OFF wordt DSC OFF
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC OFF is ge‐activeerd.
TRACTION Maximale tractie op losse ondergrond. Dyna‐
mische tractiecontrole DTC is ingeschakeld.
De koersstabiliteit is bij het accelereren en bij
het rijden in bochten beperkt.
TRACTION activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRACTION
weer en het controlelampje voor DSC OFF
gaat aan.
TRACTION deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.
Controle- en waarschuwingslampjes Bij geactiveerde TRACTION wordt op het in‐
strumentenpaneel TRACTION weergegeven.
Controlelampje brandt: TRACTION is
geactiveerd.
SPORT+ Sportief rijden met geoptimaliseerde onder‐stelafstelling en aangepaste aandrijving bij be‐
perkte koersstabilisering.
Dynamische tractiecontrole is ingeschakeld.
De bestuurder neemt een deel van de stabili‐
satietaak over.
SPORT+ activeren Druk zo vaak op de knop tot in de toe‐
renteller SPORT+ en in het instru‐
mentenpaneel het controlelampje voor DSC
OFF gaat branden.
Automatisch wisselen van programma Bij het inschakelen van de handmatige snel‐
heidsbegrenzer of bij activering van de snel‐
heidsregeling wordt automatisch gewisseld
naar de rijmodus SPORT.
Controle- en waarschuwingslampjes Op het instrumentenpaneel wordt SPORT+
weergegeven.Seite 157RijstabiliteitsregelsystemenBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 158 of 314

Controlelampje DSC OFF brandt: dy‐
namische tractiecontrole is geacti‐
veerd.
SPORT Consequente sportieve aanpassing van de on‐
derstelafstelling en aandrijving voor grotere
wendbaarheid bij het rijden met maximale
koersstabiliteit.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd.
De configuratie wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
SPORT activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel SPORT wordt
weergegeven.
COMFORT
Voor een evenwichtige afstemming bij maxi‐
male koersstabiliteit.
COMFORT activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
In bepaalde situaties wordt automatisch naar
het programma COMFORT gewisseld, Auto‐
matisch wisselen van programma, zie pa‐
gina 156.
ECO PRO ECO PRO, zie pagina 233, biedt een conse‐
quent verbruiksverminderende afstemming
voor maximale actieradius bij maximale koers‐
stabilisering.
Comfortfuncties en de motorregeling worden
aangepast.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd.ECO PRO activeren
Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel ECO PRO wordt
weergegeven.
ECO PRO configureren1.ECO PRO activeren.2."ECO PRO configureren"
Gewenste instellingen uitvoeren.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Geselecteerd programma Het geselecteerde programma
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Selectie van het programma Bij het drukken van de toets
wordt een lijst met de te selec‐
teren programma's weergege‐
ven. Afhankelijk van de uitrus‐
ting kan de lijst in het
instrumentenpaneel afwijken van de afbeel‐
ding.
Weergave op het Control Display
Het wisselen van programma kan voor korte
tijd op het Control Display worden weergege‐
ven.
Hiervoor de volgende instelling uitvoeren:
1."Instellingen"2."Rijmodus"3."Info rijmodus tonen"Seite 158BedieningRijstabiliteitsregelsystemen158
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 159 of 314

RijcomfortUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Actieve snelheidsregeling
met stop&go-functie, ACC
Principe
Met dit systeem kan via de toetsen op het
stuurwiel een gewenste snelheid en een af‐
stand tot een voorligger worden ingesteld.
Bij vrije weg wordt de gewenste snelheid door
het systeem aangehouden, daartoe accele‐
reert of remt het voertuig automatisch.
Bij een voorligger past het systeem de eigen
snelheid binnen de mogelijke grenzen zo aan,
dat de ingestelde afstand tot de voorligger
aangehouden wordt.
De afstand kan in meerdere stappen ingesteld
worden en is om veiligheidsredenen afhanke‐
lijk van de actuele snelheid.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af‐
remt en na korte tijd weer wegrijdt, kan het
systeem dit binnen het gegeven kader volgen.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op be‐
paalde punten veranderen.Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
De ingestelde snelheid kan abusievelijk
verkeerd ingesteld of opgeroepen worden. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Ingestelde
snelheid aan de verkeerssituatie aanpassen.
Verkeerssituatie observeren en in de betref‐
fende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen door te grote
snelheidsverschillen t.o.v. andere voertuigen,
bijv. in de volgende situaties:
▷Snel van achteren naderen van een lang‐
zaam rijdend voertuig.▷Plotseling uitwijkend voertuig naar de ei‐
gen rijbaan.Seite 159RijcomfortBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 160 of 314

▷Snel naar stilstaande voertuigen toe rijden.
Er bestaat kans op letsel of levensgevaar. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toetsen op stuurwiel
ToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbre‐
ken, zie pagina 160snelheid oproepen, snelheidsrege‐
ling hervatten, zie pagina 162Afstand verkleinen, zie pagina 162Afstand vergroten, zie pagina 162Met file-assistent: afstand instellen,
zie pagina 162Tuimelschakelaar:
snelheid instellen, zie pagina 161Met file-assistent: file-assistent aan/
uit, zie pagina 165
Radarsensor
Om voorliggende voertuigen te detecteren,
bevat de bumper een radarsensor.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Camera
Voor de waarneming van voertuigen wordt een
camera gebruikt.
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Snelheidsbereik
Het optimale toepassingsgebied zijn goed in‐
gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h. De maximaal instelbare snelheid
hangt af van de auto.
Het systeem kan ook in stilstand worden geac‐
tiveerd.
Bij uitgeschakelde afstandsregeling, zie pa‐
gina 162, kunnen ook hogere gewenste rij‐
snelheden gekozen worden.
Snelheidsregeling in-/uitschakelen en
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsme‐
ter wordt op de huidige snelheid gezet.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Seite 160BedieningRijcomfort160
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16