Page 281 of 314

Locatie1.Afdekking van de linker zijbekleding open‐
klappen.2.De EHBO-tas eruit nemen.
Starthulp
Algemeen
Bij een lege accu kan de motor met de accu
van andere auto met behulp van twee startka‐
bels worden gestart. Gebruik hiervoor alleen
startkabels met volledig geïsoleerde poolklem‐
men.
Aanwijzingen GEVAAR
Door het aanraken van spanningvoe‐
rende onderdelen bestaat kans op een elektri‐
sche schok. Er bestaat kans op letsel of le‐
vensgevaar. Geen onderdelen aanraken die
onder spanning kunnen staan.◀
Om lichamelijk letsel of schade aan de beide
auto's te voorkomen, niet van de onderstaande
handelwijze afwijken.
Voorbereiding
ATTENTIE
Bij carrosseriecontact tussen de beide
auto's kan tijdens de starthulp kortsluiting op‐
treden. Er bestaat gevaar voor schade. Erop
letten dat geen carrosseriecontact bestaat.◀1.Controleer of de batterij van de andere
auto een spanning van 12 volt heeft. Infor‐
matie over de spanning bevindt zich op de
accu.2.Motor van de stroomleverende auto afzet‐
ten.3.Stroomverbruikers in de beide auto's uit‐
schakelen.
Aanklempunten starthulp
WAARSCHUWING
Bij het aansluiten van de startkabel kan
door een verkeerde aansluitvolgorde vonkvor‐
ming optreden. Er bestaat kans op letsel. Cor‐
recte volgorde bij het aansluiten aanhouden.◀
Het starthulp-aanklempunt in de motorruimte
dient als accupluspool.
Seite 281Hulp in geval van pechMobiliteit281
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 282 of 314

Als accuminpool dient de carrosseriemassa of
een speciale moer.
Kabel aansluiten
1.Het deksel van het BMW starthulp-aan‐
klempunt openklappen.2.Een poolklem van de plus-startkabel aan‐
sluiten op de accupluspool of op een over‐
eenkomstig starthulp-aanklempunt van de
stroomleverende auto.3.Tweede poolklem op de accupluspool of
op een overeenkomstig starthulp-aan‐
klempunt van de te starten auto bevesti‐
gen.4.Een poolklem van de min-startkabel aan‐
sluiten op de accuminpool of op de over‐
eenkomstige motor- of carrosseriemassa
van de stroomleverende auto.5.Tweede poolklem op de accuminpool of op
de overeenkomstige motor- of carrosserie‐
massa van de te starten auto bevestigen.
Motor starten
Voor het starten van de motor geen startspray
gebruiken.
1.Motor van de stroomleverende auto star‐
ten en enkele minuten met verhoogd stati‐
onair toerental laten draaien.
Bij te starten auto met dieselmotor: motor
van de stroomleverende auto ca. 10 minu‐
ten laten lopen.2.Start de motor van de te starten auto zoals
gebruikelijk.Als dit niet lukt, de startpoging pas na en‐
kele minuten herhalen, om de ontladen
accu in staat te stellen stroom op te ne‐
men.3.Beide motoren enkele minuten laten
draaien.4.Startkabels in omgekeerde volgorde weer
losmaken.
Zo nodig de accu laten controleren en opladen.
Slepen en wegslepen
Opmerking WAARSCHUWING
Door systeembeperkingen kunnen bij het
slepen/wegslepen met geactiveerde Intelligent
Safety-systemen storingen van afzonderlijke
functies optreden, bijv. botswaarschuwing met
remfunctie. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Voor het slepen/wegslepen alle Intelligent Sa‐
fety-systemen uitschakelen.◀
Auto transporteren
Opmerking
De auto mag niet worden weggesleept.
ATTENTIE
Bij het slepen van de auto met alleen een
opgetilde voor- of achteras kan de auto wor‐
den beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. De auto alleen laten transporteren op
een oprijwagen.◀
Seite 282MobiliteitHulp in geval van pech282
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 283 of 314

Takelwagen
De auto alleen laten transporteren op een op‐
rijwagen.
ATTENTIE
Bij het omhoogbrengen van de auto aan
het sleepoog en delen van de carrosserie of
het onderstel kunnen beschadigingen optre‐
den. Er bestaat gevaar voor schade. De auto
met geschikt gereedschap omhoogbrengen.◀
Het sleepoog aan de voorkant alleen voor het
manoeuvreren gebruiken.
Auto duwen
Om de auto uit de gevarenzone te manoeuvre‐
ren eventueel de parkeervergrendeling elek‐
tronisch ontgrendelen, zie pagina 87.
Slepen van andere auto's
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het toelaatbare totaalgewicht van de
trekkende auto mag niet lager zijn dan dat van
de te slepen auto, anders kunt u de controle
over de voertuigen verliezen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen! Erop letten dat het totaalge‐
wicht van de trekkende auto hoger is dan het
gewicht van de gesleepte auto.◀
ATTENTIE
Bij een verkeerde bevestiging van de
sleepstang of de sleepkabel kunnen andere
onderdelen van de auto worden beschadigd.
Er bestaat gevaar voor schade. Sleepstang of
sleepkabel correct aan het sleepoog bevesti‐
gen.◀▷Afhankelijk van de wettelijke bepalingen de
waarschuwingsknipperlichtinstallatie in‐
schakelen.▷Als de elektrische installatie is uitgevallen,
de weg te slepen auto herkenbaar maken
door bijv. een waarschuwingsbord of geva‐
rendriehoek achter de achterruit te plaat‐
sen.
Sleepstang
De sleepogen moeten bij beide auto's aan de‐
zelfde kant zitten.
Wanneer de sleepstang alleen schuin kan wor‐
den aangebracht moet op het volgende wor‐
den gelet:
▷Stuurhoek is bij het rijden in de bochten
beperkt.▷Schuine stand van de sleepstang veroor‐
zaakt zijdelings gerichte kracht.
Sleepkabel
Erop letten dat de sleepkabel bij het wegrijden
van de trekkende auto strak staat.
Bij het slepen nylonkabels gebruiken, omdat
dit materiaal te abrupte trekbelasting voor‐
komt.
Sleepoog
Algemeen
Het schroefbare sleepoog altijd meenemen.
Seite 283Hulp in geval van pechMobiliteit283
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 284 of 314

Het sleepoog kan zowel aan de voor- als de
achterkant worden aangebracht.
Het sleepoog bevindt zich samen met het
boordgereedschap, zie pagina 268, in de baga‐
geruimte.
Aanwijzingen ATTENTIE
Als het sleepoog niet op de juiste manier
wordt gebruikt, ontstaat schade aan de auto of
aan het sleepoog. Er bestaat gevaar voor schade. De aanwijzingen voor gebruik van het
sleepoog in acht nemen.◀
Gebruik van het sleepoog:▷Alleen het bij de auto behorende sleepoog
gebruiken en tot de aanslag vastdraaien.▷Het sleepoog alleen gebruiken voor het
slepen over een verharde weg.▷Het sleepoog aan de voorkant alleen voor
het manoeuvreren gebruiken.▷Dwarsbelastingen van het sleepoog voor‐
komen, de auto bijv. niet aan het sleepoog
optakelen.
Schroefdraad voor sleepoog
Op de markering van de afdekking drukken om
deze naar buiten te drukken.
Aanslepen
Steptronic versnellingsbak Auto niet aanslepen.
Op grond van de versnellingsbak met dubbele
koppeling is het starten van de motor door
aanslepen niet mogelijk.
Oorzaak van de startproblemen laten verhel‐
pen.Seite 284MobiliteitHulp in geval van pech284
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 285 of 314

VerzorgingUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Na het wassen van de auto Algemeen
Regelmatig vreemde voorwerpen, bijv. blade‐
ren, bij geopende motorkap in het gebied on‐
der de voorruit verwijderen.
Zeker in de winter de auto vaker wassen.
Sterke verontreiniging en strooizout kunnen
tot schade aan de auto leiden.
Stoomreiniger en hogedrukreinigerAanwijzingen ATTENTIE
Bij het reinigen met een hogedrukreini‐
ger kunnen verschillende onderdelen worden
beschadigd door een te hoge druk of een te
hoge temperatuur. Er bestaat gevaar voor
schade. Voldoende afstand aanhouden en niet
continu sproeien. De bedieningsinstructies
voor de hogedrukreiniger in acht nemen.◀
Afstanden en temperatuur▷Maximale temperatuur: 60 ℃.▷Minimale afstand tot sensoren, camera's,
afdichtingen: 30 cm.▷Minimale afstand tot glazen dak: 80 cm.
Automatische wasinstallaties of
wasstraten
Aanwijzingen ATTENTIE
Bij ondeskundig gebruik van automati‐
sche wasinrichtingen of wasstraten kan
schade aan de auto ontstaan. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Neem de volgende aanwij‐
zingen in acht:
▷Wasinstallaties met lappen of installaties
met zachte borstels verdienen de voorkeur
om lakbeschadigingen te voorkomen.▷Voor het binnenrijden van de wasinstallatie
of wasstraat controleren of de auto niet te
groot is.▷Wasinstallaties of wasstraten waarvan de
geleiderails hoger dan 10 cm zijn vermij‐
den, om schade aan de carrosserie te ver‐
mijden.▷Maximale bandbreedte van de geleiderails
in acht nemen, om schade aan banden en
velgen te vermijden.▷Buitenspiegels inklappen, om schade aan
de buitenspiegels te vermijden.▷Eventueel de regensensor deactiveren, om
schade aan de wisinstallatie voor te vermij‐
den.◀
In veel gevallen kan, afhankelijk van de interi‐
eurbeveiliging van het alarminstallatie, een on‐
gewenst alarm worden geactiveerd. Neem de
aanwijzingen ter vermijding van ongewenste
alarmen, zie pagina 46, in acht.
Om onterechte waarschuwingen te beperken,
het automatisch inschakelen van de PDC bij
herkende obstakels eventueel uitschakelen,
bijv. in de wasstraat, zie pagina 172.
Seite 285VerzorgingMobiliteit285
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 286 of 314

Een wasstraat binnenrijden
De volgende stappen aanhouden, zodat de
auto in een wasstraat kan rollen:1.De wasstraat binnenrijden.2.Keuzehendelstand N inschakelen.3.Automatic Hold deactiveren, zie pagina 79.4.Parkeerrem vrijzetten.5.Motor afzetten.
Het contact blijft op deze manier ingescha‐
keld en een Check-Control-melding wordt
weergegeven.
ATTENTIE
Keuzehendelstand P wordt automa‐
tisch ingeschakeld bij het uitschakelen van
het contact. Er bestaat gevaar voor schade.
Contact in wasstraten niet uitschakelen.◀
Vergrendeling van de auto van buitenaf in keu‐
zehendelstand N is niet mogelijk. Bij de poging
om de auto te vergrendelen klinkt een signaal.
Voor het starten van de motor:
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Door te drukken op de start/stop-knop zonder
gelijktijdig intrappen van het rempedaal wordt
het contact uitgeschakeld.
Keuzehendelstand Keuzehendelstend P wordt automatisch inge‐
schakeld:
▷Bij uitgeschakeld contact.▷Na ca. 15 minuten.
Koplampen
▷Niet droog wrijven en geen schurende of
bijtende reinigingsmiddelen gebruiken.▷Verontreinigingen, bijv. insecten, met
shampoo inweken en met water afspoelen.▷IJs met ontdooiingsspray ontdooien, geen
ijskrabber gebruiken.Na het wassen van de auto
Na het wassen van de auto de remschijven kort
droogremmen, anders kan de remwerking
kortstondig minder zijn en kunnen de remschij‐
ven corroderen.
Resten op de ruiten helemaal verwijderen, om
vermindering van het zicht door streepvorming
te voorkomen en wissergeluiden alsmede wis‐
serbladslijtage te verminderen.
Auto-onderhoud
Onderhoudsmiddelen BMW raadt u aan onderhouds- en reinigings‐
middelen van BMW te gebruiken.
WAARSCHUWING
Reinigingsmiddelen kunnen stoffen be‐
vatten die gevaarlijk of schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. Er bestaat kans op letsel. Bij rei‐
nigen van het interieur de portieren of ruiten
openen. Alleen middelen gebruiken die voor
het reinigen van auto's zijn bedoeld. Aanwijzin‐
gen op de verpakking in acht nemen.◀
Autolak Regelmatig onderhoud draagt bij tot rijveilig‐
heid en waardebehoud. Milieu-invloeden in
omgevingen met hogere luchtvervuiling of na‐
tuurlijke verontreinigingen, zoals boomhars of
pollen, kunnen op de voertuiglak inwerken.
Frequentie en omvang van het onderhoud
daarop afstemmen.
Agressieve stoffen, bijv. gemorste brandstof,
olie, vet of vogeluitwerpselen direct verwijde‐
ren, om lakveranderingen en lakverkleuringen
te verhinderen.
Lederonderhoud Het leder geregeld met een doek of stofzuiger
reinigen.
Stof en straatvuil schuren anders in de poriën
en plooien en leiden tot een sterke slijtage als‐Seite 286MobiliteitVerzorging286
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 287 of 314

mede tot een vroegtijdige verharding van het
lederoppervlak.
Om verkleuringen door bijv. kleding te vermij‐
den, leder ongeveer om de twee maanden rei‐
nigen en verzorgen.
Lichtgekleurd leder vaker reinigen omdat vuil
daarop duidelijker zichtbaar is.
Lederverzorgingsmiddel gebruiken, omdat vuil
en vet anders langzaam de beschermende laag
van het leder aantasten.
Geschikte verzorgingsmiddelen zijn bij een
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist
verkrijgbaar.
Bekledingsstofonderhoud Regelmatig met een stofzuiger afzuigen.
Bij sterke verontreinigingen, bijv. drankvlekken,
een zachte spons of een microvezeldoek met
geschikte interieurreiniger gebruiken.
Grote bekledingsvlakken tot aan de naden rei‐
nigen. Krachtig wrijven vermijden.
ATTENTIE
Geopende klittenbandsluitingen van kle‐
dingstukken kunnen de stoelbekleding be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Let
op dat alle klittenbandsluitingen gesloten
zijn.◀
Onderhoud van speciale delen
Lichtmetalen velgen
Bij reiniging van de auto alleen neutraal reini‐
gingsmiddel voor velgen met een pH-waarde
van 5 tot 9 gebruiken. Geen bijtende reini‐
gingsmiddelen of stoomreinigers boven 60 ℃
gebruiken. Aanwijzingen van de fabrikant in
acht nemen.
Agressieve, zuurhoudende of alkalische reini‐
gingsmiddelen kunnen de beschermlaag van
naburige onderdelen zoals bijv. remschijven
aantasten.Chroomachtige oppervlakken
Onderdelen zoals bijv. radiatorgrille of portier‐
grepen vooral bij contact met strooizout met
voldoende water en evt. shampoo zorgvuldig
reinigen.
Aluminium treeplank Vliegroest op de aluminium treeplanken kan
met een speciaal reinigingsmiddel verwijderd
worden.
Rubberdelen
Door milieu-invloeden kunnen bij rubberdelen
vervuiling van het oppervlak en verlies van
glans optreden. Voor het reinigen alleen water
en geschikte verzorgingsmiddelen gebruiken.
De fabrikant van uw auto adviseert originele
BMW verzorgingsproducten.
In het bijzonder zwaarbelaste rubberdelen re‐
gelmatig met onderhoudsmiddel voor rubber
behandelen. Voor het onderhoud van afdicht‐
rubbers geen siliconenhoudend onderhouds‐
middel gebruiken, om beschadigingen of wind‐
geruis te voorkomen.
Edelhouten delen Edelhouten panelen en van edelhout vervaar‐
digde delen mogen uitsluitend met een voch‐
tige doek worden gereinigd. Vervolgens met
een zachte doek drogen.
Kunststof onderdelen ATTENTIE
Reinigers die alcohol of oplosmiddelen
bevatten zoals nitroverdunner, koudreiniger,
brandstof o.i.d. kunnen kunststof delen be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade. Ge‐
bruik voor de reiniging een microvezeldoek. De
doek evt. licht met water bevochtigen.◀
Tot de kunststof delen behoren bijv.:▷Oppervlakken van kunstleer.▷Dakhemel.▷Verlichtingsglas.Seite 287VerzorgingMobiliteit287
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 288 of 314

▷Dekglas van het instrumentenpaneel.▷Matzwart gespoten delen.▷Gelakte delen in het interieur.
VeiligheidsgordelsVervuilde gordels rollen niet goed op, waar‐
door de veiligheid nadelig wordt beïnvloed.
WAARSCHUWING
Chemische reinigers kunnen de stof van
de veiligheidsgordels aantasten. Ontbrekende
beschermende werking van de veiligheidsgor‐
dels. Er bestaat kans op letsel of levensgevaar.
Voor het reinigen van de veiligheidsgordels al‐
leen mild zeepsop gebruiken.◀
Gordels alleen in ingebouwde toestand met
mild zeepsop schoonmaken.
Veiligheidsgordels altijd in volkomen droge
toestand oprollen.
Vloerbedekking en vloermatten WAARSCHUWING
Voorwerpen in de beenruimte aan be‐
stuurderszijde kunnen de gaspedaalslag be‐
perken of een ingedrukt pedaal blokkeren. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Voorwerpen in
de auto zo opbergen dat deze beveiligd zijn en
niet in de beenruimte aan bestuurderszijde
kunnen komen. Vloermatten gebruiken die
voor de auto goedgekeurd zijn en adequaat
aan de vloer bevestigd kunnen worden. Geen
losse vloermatten gebruiken en niet meerdere
vloermatten over elkaar leggen. Erop letten dat
voldoende ruimte voor de pedalen aanwezig is.
Erop letten dat de vloermatten weer veilig wor‐
den bevestigd nadat deze werden verwijderd,
bijv. voor reiniging.◀
Voor het reinigen kunnen de vloermatten uit de
auto worden genomen.
Vloertapijt bij sterkere vervuiling met een mi‐
crovezeldoek en water of textielreiniger
schoonmaken. Hierbij in de rijrichting vooruit
en achteruit wrijven, het tapijt kan anders ver‐
vilten.
Sensoren/cameralenzen
Gebruik voor de reiniging van sensoren of ca‐
meralenzen een met een beetje glasreiniger
bevochtigde doek.
Displays/beeldschermen/
beschermruit van het Head-Up
Display
ATTENTIE
Chemische reinigers, vocht of vloeistof‐
fen kunnen het oppervlak van displays en
beeldschermen beschadigen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Gebruik voor de reiniging
een schone, antistatische microvezeldoek.◀
ATTENTIE
Het oppervlak van displays kan door on‐
deskundig reinigen worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Niet te hard drukken
en geen krassende materialen gebruiken.◀
Gebruik voor de reiniging een schone, antista‐
tische microvezeldoek.
Head-Up Display:
De beschermruit van het Head-Up Display met
een microvezeldoek een universeel afwasmid‐
del reinigen.
Auto buiten bedrijf stellenWanneer de auto langer dan drie maanden bui‐
ten bedrijf gesteld wordt, moeten bijzondere
maatregelen getroffen worden. Meer informa‐
tie is bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist verkrijgbaar.Seite 288MobiliteitVerzorging288
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16