Page 161 of 314

Uitschakelen
Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.▷Bij ingeschakeld systeem: tweemaal in‐
drukken.▷Bij onderbroken werking: eenmaal indruk‐
ken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen ge‐
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Handmatig onderbreken Toets op het stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
Automatisch onderbreken De werking van het systeem wordt in de vol‐
gende situaties automatisch onderbroken:
▷Als door de bestuurder geremd wordt.▷Wanneer uit de keuzehendelstand D naar
een andere stand geschakeld wordt.▷Als DTC wordt geactiveerd of DSC wordt
gedeactiveerd.▷Als DSC regelt.▷Als met de rijbelevingsschakelaar SPORT+
wordt geactiveerd.▷Als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel
en het bestuurdersportier worden geo‐
pend.▷Als het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijv. op weinig bereden routes
zonder randbegrenzing.▷Wanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijv. door vuil of hevige neer‐
slag.▷Na een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.Snelheid instellen
Snelheid handhaven, opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin een‐
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnel‐
heid opgeslagen.
De opgeslagen snelheid wordt in de snelheids‐
meter en kort in het instrumentenpaneel weer‐
gegeven, zie pagina 163.
DSC wordt eventueel ingeschakeld.
Snelheid wijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of
onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven
snelheid opgeslagen en bereikt voor zover de
verkeerssituatie dit toelaat.
▷Drukken van de tuimelschakelaar tot het
drukpunt verhoogt of verlaagt de gewenste
rijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.Seite 161RijcomfortBediening161
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 162 of 314

▷Drukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de ge‐
wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand hou‐
den om de actie te herhalen.
Afstand instellen
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe‐
perkingen kan pas laat afgeremd worden. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Ver‐
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstan‐
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.◀
Afstand verkleinen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 163, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Afstand vergroten Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 163, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Met filehulp: instellen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Snelheidsregeling voortzetten
Algemeen
Een onderbroken snelheidsregeling kan door
oproepen van de opgeslagen snelheid hervat
worden.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen
snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:▷Bij het uitschakelen van het systeem.▷Bij het uitschakelen van het contact.
Opmerking
Voor het oproepen van de opgeslagen snel‐
heid controleren, dat het verschil tussen de ac‐
tuele snelheid en de opgeslagen snelheid niet
te groot is. Anders kan het voertuig ongewenst
afremmen of accelereren.
Opgeslagen snelheid en afstand
oproepen
Met ingeschakeld systeem de toets
indrukken.
Afstandsregeling uit-/inschakelen
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem reageert niet op voorlig‐
gend verkeer, maar houdt de opgeslagen snel‐
heid aan. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Gewenste rijsnelheid aan de verkeers‐
situatie aanpassen en eventueel remmen.◀
Afstandsregeling uitschakelen Toets indrukken en ingedrukt houden
of
Toets indrukken en ingedrukt houden.
Met file-assistent: toets ingedrukt
houden.
Seite 162BedieningRijcomfort162
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 163 of 314

Om de afstandsregeling weer in te schakelen,
toets opnieuw kort indrukken.
Na het omschakelen van de afstandsregeling
wordt een Check-Control-melding weergege‐
ven.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Gewenste snelheid en opgeslagen
snelheid▷Markering brandt groen:
systeem is actief, de marke‐
ring toont de gewenste snel‐
heid.▷Markering brandt oranje:
systeem is onderbroken, de
markering toont de opgesla‐
gen snelheid.▷Markering brandt niet: systeem is uitge‐
schakeld.
Met instrumentendisplay: analoog met
de markering van de gewenste rijsnel‐
heid wordt in de snelheidsmeter het
symbool weergegeven.
Korte statusweergave Gekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Voertuigafstand De gekozen afstand tot het voorliggende voer‐
tuig wordt weergegeven.
AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Is na inschakelen van het systeem
automatisch ingesteld. Komt over‐
een met ca. de helft van de waarde
van de km/h-weergave in meters.Afstand 4Systeem onderbroken of afstands‐
regeling gedeactiveerd omdat het
gaspedaal werd bediend zonder
identificatie voertuig.Afstandsregeling gedeactiveerd,
omdat het gaspedaal werd bediend
met identificatie voertuig.
Herkend voertuig
Symbool brandt oranje:
Voorligger gedetecteerd.
Roulerende balken: waargenomen voertuig is
weggereden.
ACC accelereert niet. Om te versnellen, ACC
activeren door kort het gaspedaal te bedienen,
of door de RES-toets of de tuimelschakelaar in
te drukken.
Controle- en waarschuwingslampjes Symbool knippert oranje:
Aan de voorwaarden voor het gebruik
van het systeem wordt niet meer vol‐
daan.
Seite 163RijcomfortBediening163
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 164 of 314

Het systeem is gedeactiveerd, maar remt tot
de actieve overname door het intrappen van de
rem of het gaspedaal.
Symbool knippert rood en er klinkt een
signaal:
Oproep om in te grijpen door remmen
en evt. uitwijken.
Weergaven in het Head-Up Display
Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Afstandsinformatie Het symbool wordt weergegeven, als
de afstand tot de auto die voor u rijdt te
gering is.
De afstandsinformatie is in de volgende geval‐
len actief:▷Actieve snelheidsregeling uitgeschakeld.▷Weergave in het Head-Up Display geselec‐
teerd, zie pagina 108.▷Afstand te kort.▷Snelheid boven ca. 70 km/h.
Grenzen van het systeem
Detectiegebied
Het detectievermogen van het systeem en het
automatische remvermogen zijn beperkt.
Tweewielers worden bijv. mogelijk niet waar‐
genomen.
Vertraging
Het systeem vertraagt niet in de volgende situ‐
aties:▷Bij voetgangers of dergelijke langzame ver‐
keersdeelnemers.▷Bij rode verkeerslichten.▷Bij kruisend verkeer.▷Bij tegemoetkomend verkeer.
Invoegende voertuigen
Een voorligger wordt pas herkend, als deze
zich volledig op de eigen strook bevindt.
Bij het plotseling uitwijken van een voorligger
op uw rijstrook kan het systeem de ingestelde
afstand soms niet meer zelfstandig herstellen.
Dit geldt ook voor grote snelheidsverschillen
ten opzichte van voor u rijdende voertuigen,
bijv. bij het snel naderen van een vrachtauto.
Het systeem verzoekt u om bij een met zeker‐
heid gedetecteerde voorligger in te grijpen
door af te remmen en eventueel uit te wijken.
Rijden in bochten
Als de ingestelde snelheid te hoog is voor een
bocht, wordt de snelheid in de bocht iets ver‐
Seite 164BedieningRijcomfort164
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 165 of 314

minderd, maar bochten worden niet van te vo‐
ren herkend. Daarom met aangepaste snelheid
een bocht inrijden.
In scherpe bochten kunnen in verband met het
beperkte detectiegebied van het systeem situ‐
aties optreden waarbij een voorligger niet of te
laat wordt herkend.
Bij het naderen van een bocht kan het systeem
in verband met de kromming van de bocht
kortstondig reageren op voertuigen die zich op
de andere rijstrook bevinden. Een eventuele
vertraging van de auto door het systeem kan
worden verholpen door kort te accelereren.
Na het loslaten van het gaspedaal is het sys‐
teem weer actief en wordt de snelheid weer
automatisch geregeld.
Wegrijden De auto kan bijv. in volgende situaties niet au‐
tomatisch vertrekken:
▷Bij steile hellingen.▷Voor verhogingen in het wegdek.▷Met een zware aanhanger.
In deze gevallen het gaspedaal bedienen.
Weersomstandigheden
Bij ongunstige weers- of lichtomstandigheden,
bijv. bij regen, sneeuwval, smeltende sneeuw,
mist of tegenlicht, kan een verslechterde waar‐
neming van voertuigen en kortstondige onder‐
brekingen van al waargenomen voertuigen op‐
treden. Oplettend rijden en zelf reageren op de
heersende verkeerssituatie. Evt. actief ingrij‐
pen, bijv. door remmen, sturen of uitwijken.
MotorvermogenDe gewenste snelheid wordt ook op neer‐
waartse hellingen gehandhaafd. Op opwaartse
hellingen kan de snelheid echter afnemen als
het motorvermogen niet toereikend is.
Storing Het systeem kan niet worden geactiveerd als
de radarsensor niet correct is gericht, veroor‐
zaakt bijv. door een parkeerschade.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven als het systeem is uitgevallen.
De functie voor het herkennen en reageren bij
het naar stilstaande voertuigen toe rijden kan
in de volgende situaties beperkt zijn:▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Bij uitval of verontreiniging van de camera.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
File-assistent
Principe In filesituaties regelt het systeem de snelheid,
het stuurt zo nodig zelfstandig en houdt de
auto binnen de rijbaan.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een voorliggend
voertuig aan. De afstand die het systeem tot
het voorliggend voertuig houdt, kan worden
gevarieerd. Deze is om veiligheidsredenen
snelheidsafhankelijk. Om op afstand te blijven
reduceert het systeem automatisch de snel‐
heid, remt het eventueel licht en versnelt het
opnieuw als het voorliggendevoertuig sneller
beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af‐
remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeem
dit in het gegeven kader registreren. De eigen
Seite 165RijcomfortBediening165
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 166 of 314

auto wordt automatisch afgeremd en accele‐
reert weer.
Wanneer rijbaanbegrenzingen herkend wor‐
den, houdt het systeem de auto binnen de rij‐
baan. Daarvoor stuurt het systeem zo nodig
zelfstandig, bijv. bij het rijden in bochten.
Algemeen
De file-assistent bepaalt de snelheid en af‐
stand tot het voorliggende voertuig, alsook de
rijbaanbegrenzingen met behulp van een ra‐
darsensor en een camera.
Sensoren aan het stuurwiel herkennen of het
stuurwiel aangeraakt wordt.
Het systeem wordt gedeactiveerd zodra het
stuurwiel niet langer aangeraakt wordt.
Om de file-assistent te gebruiken, het stuur‐
wiel vastnemen.
Bij het rijden met handschoenen of aange‐
brachte hoezen kan het contact met het stuur‐
wiel mogelijk niet herkend worden door de
sensoren. Het systeem kan dan niet gebruikt
worden.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Voorwaarden voor een correcte
werking▷Rijden op een ondersteund wegtype. De
gegevens hiervoor bevinden zich in het na‐
vigatiesysteem. Vrijgegeven straattypes
zijn autosnelwegen of wegen die daarop lij‐
ken.▷Voldoende breedte van de rijstrook.▷Rijbaanbegrenzing aan weerszijden wordt
herkend.▷Voorliggend voertuig wordt herkend.▷Snelheid onder 60 km/h.▷Handen aan de stuurwielrand.▷Voldoende straal van de bocht.▷Rijden in het midden van de rijstrook.
Overzicht
Toetsen op stuurwiel
ToetsFunctieFile-assistent aan/uit, zie pa‐
gina 167.File-assistent onderbreken, zie pa‐
gina 167.Tuimelschakelaar:
Snelheid handhaven, opslaan, wijzi‐
gen, zie pagina 161.Snelheid oproepen, zie pagina 162.Afstand instellen, zie pagina 162.
Radarsensor
Om voorliggende voertuigen te detecteren,
bevat de bumper een radarsensor.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Seite 166BedieningRijcomfort166
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 167 of 314

CameraVoor de waarneming van voertuigen wordt een
camera gebruikt.
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
In-/uitschakelen en onderbreken
Inschakelen Toets indrukken.
▷Systeem voorbereiden: eenmaal indruk‐
ken.▷Systeem activeren:
Bij niet-geactiveerde ACC: op tuimelscha‐
kelaar of RES-toets drukken.
Bij geactiveerde ACC: systeem is ge‐
bruiksklaar.
Rijden in het midden van de rijstrook.
Het systeem wordt automatisch geacti‐
veerd onder 60 km/h.
Bij niet-geactiveerde ACC: controle‐
lampje op het instrumentenpaneel
brandt.
Bij geactiveerde ACC: controlelampje
op het instrumentenpaneel brandt.
File-assistent kan worden gebruikt.
Bij ingeschakelde file-assistent is de per‐
soonswaarschuwing actief. De instelling op het
Control Display blijft ongewijzigd.
Uitschakelen
Toets indrukken.
De weergave gaat uit. Opgeslagen gewenste
snelheid en afstand worden behouden door
ACC.
Het systeem voert geen stuurbeweging uit.
Onderbreken Bij ingeschakeld systeem toets in‐
drukken.
De werking van het systeem wordt in de vol‐
gende situaties automatisch onderbroken:▷Als door de bestuurder geremd wordt.▷Bij een snelheid boven 60 km/h.▷Bij het herkennen van slechts één rijbaan‐
begrenzing.▷Bij het verlaten van de snelweg of een ver‐
gelijkbare straat.▷Bij het loslaten van het stuurwiel.▷Bij een stuuringreep.▷Bij het verlaten van de eigen rijstrook.▷Bij het ontbreken van een voorligger.▷Bij ingeschakelde richtingaanwijzer.▷Bij een te smalle rijstrook.▷Bij stilstand van meer dan 3 seconden
stopt de acceleratie van de auto wanneer
de voorligger wegrijdt.
Roulerende balk bij stilstaand voertuig:
Het systeem versnelt niet verder.
Om verder te versnellen, ACC activeren
door kort gas te geven, op RES-toets of tui‐
melschakelaar drukken.
Drukken op de RES-toets of de tuimelschake‐
laar: wanneer het voorliggende voertuig binnen
30 seconden wegrijdt, wordt de versnelling au‐
tomatisch geactiveerd. Bij langere stilstand
RES-toets of tuimelschakelaar opnieuw in‐
drukken.
Seite 167RijcomfortBediening167
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Page 168 of 314

Rood knipperend en geluidssignaal:
File-assistent is onderbroken. Het sys‐
teem voert geen stuurbeweging uit.
ACC is actief.
Indien voldaan is aan de systeemvereisten,
wordt het systeem automatisch opnieuw geac‐
tiveerd.
Bij het verlaten van het ondersteunde wegtype
wordt het systeem eerst onderbroken en ver‐
volgens uitgeschakeld.
Afstand
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe‐
perkingen kan pas laat afgeremd worden. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Ver‐
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstan‐
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.◀
Afstand instellen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Voertuigafstand De gekozen afstand tot het voorliggende voer‐
tuig wordt weergegeven.AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2AfstandsindicatieAfstand 3
Is na inschakelen van het systeem in‐
gesteld. Komt overeen met ca. de
helft van de waarde van de km/h-
weergave in meters.Afstand 4
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Sym‐
boolBeschrijvingFile-assistent en afstandsregeling
in stand-by.File-assistent in stand-by. Af‐
standsregeling actief voor inge‐
stelde afstand.File-assistent geactiveerd. Het
systeem regelt de snelheid en on‐
dersteunt het binnen de rijstrook
blijven.Roulerende balken tijdens het rij‐
den: Snelheid wordt bij 60 km/h
niet meer verhoogd door de file-as‐
sistent.
Bij verhogen van de snelheid door
het intrappen van het gaspedaal,
indrukken van de RES-toets of de
tuimelschakelaar voert het sys‐
teem geen verdere stuurbewegin‐
gen meer uit.Rood knipperend en geluidssig‐
naal: file-assistent is onderbroken.
Het systeem voert geen stuurbe‐
weging uit. ACC is actief.Seite 168BedieningRijcomfort168
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16