Openen en sluitenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Afstandsbediening/sleutel Algemeen
In de leveringsomvang zijn twee afstandsbe‐
dieningen met geïntegreerde sleutel inbegre‐
pen.
Elke afstandsbediening heeft een vervangbare
batterij.
Afhankelijk van de landspecifieke of gekozen
speciale uitrusting kunnen de functies van de
toetsen worden ingesteld. Instellingen, zie pa‐
gina 44.
Voor elke afstandsbediening zijn persoonlijke
instellingen in de auto opgeslagen. Personal
Profile, zie pagina 34.
In de afstandsbedieningen wordt informatie
opgeslagen over de onderhoudsbehoefte. Ser‐
vicegegevens in de afstandsbediening, zie pa‐
gina 266.Overzicht1Ontgrendelen2Vergrendelen3Achterklep openen/sluiten
Geïntegreerde sleutel
Toets indrukken, pijl 1, en sleutel eruit trekken,
pijl 2.
Met de geïntegreerde sleutel kan het bestuur‐
dersportier zonder afstandsbediening, zie pa‐
gina 38, worden ont- en vergrendeld.
De geïntegreerde sleutel past bovendien op
het dashboardkastje aan passagierszijde.
Seite 32BedieningOpenen en sluiten32
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
De motor start als bij het indruk‐
ken van de start/stop-knop het rempedaal
wordt ingedrukt.
Contact aan Start/stop-knop indrukken, rem daarbij niet in‐
drukken.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Start/stop-knop opnieuw indrukken, rem daar‐
bij niet indrukken.Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch keuzehendelstand P ingeschakeld,
als keuzehendelstand D of R ingeschakeld is.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurder‐
sportier is geopend en het dimlicht is uit‐
geschakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Standby-modus van de radio
Standby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:
▷Na ca. 8 minuten.▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingSymboolFunctieLicht uit
DagrijlichtStadslichtDimlichtKoplampverstelling bij halogeen‐
koplampenInstrumentenverlichting
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakeld contact het be‐
stuurdersportier wordt geopend, wordt de bui‐
tenverlichting bij deze schakelaarstanden au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de motor evt. niet meer worden ge‐
start.
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 112, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Het dimlicht brandt bij ingeschakeld contact.
Seite 111VerlichtingBediening111
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
MotorolieUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het motorolieverbruik is afhankelijk van de
rijstijl en van de gebruiksomstandigheden.
Het motorolieverbruik kan hoger zijn, bijv. in de
volgende situaties:▷Bij een sportieve rijstijl.▷Bij het inrijden van de motor.▷Bij het stationair draaien van de motor.▷Bij het gebruik van motoroliesoorten die als
ongeschikt zijn aangemerkt.
Daarom regelmatig, na elke tankbeurt, het mo‐
toroliepeil controleren.
De auto beschikt over een elektronische olie‐
peilcontrole.
De elektronische oliepeilcontrole beschikt over
twee meetprincipes:
▷Statusweergave.▷Uitvoerige meting.Elektronische
oliepeilcontrole
Statusweergave
Principe
Het motoroliepeil wordt tijdens het rijden elek‐
tronisch bewaakt en in het Control Display
weergegeven.
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Voorwaarden
Een actuele meetwaarde staat ter beschikking na ca. 30 minuten rijden. Bij een korte rit wordt
de status van de laatste, voldoende lange rit
weergegeven.
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd, re‐
gelmatig een uitvoerige meting uitvoeren.
Peil motorolie tonen Via iDrive:1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"
Het motoroliepeil wordt weergegeven.
Meldingen motorolie-indicator Afhankelijk van het motoroliepeil worden ver‐
schillende meldingen op het display weerge‐
geven. Deze meldingen in acht nemen.
Bij een te laag motoroliepeil, binnen de vol‐
gende 200 km motorolie bijvullen.
ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade. On‐
middellijk motorolie bijvullen.◀
Seite 260MobiliteitMotorolie260
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16