13Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 74Automatische start-stop-func‐
tie 7514Claxon, gehele vlak15Stuurwielverwarming 6516Stuurwiel verstellen 6517Motorkap ontgrendelen 258
Rondom de middenconsole
1Control Display 162Dashboardkastje 2113Ventilatie 1934Waarschuwingsknipperlichtin‐
stallatie 279Intelligent Safety-toets 1285Automatische airconditioning 1876Radio/cd/multimedia, zie Handleiding over
Navigatie, Entertainment, Communicatie7Controller met toetsen 178Parkeerrem 779Automatic Hold 7810Dynamische stabiliteitscontrole
DSC 152Rijbelevingsschakelaar 156Seite 14OverzichtBedieningsorganen14
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
De installatie voor diefstalbeveiliging wordt in‐
geschakeld. Deze verhindert dat de portieren
via de vergrendelingsknoppen of de portier‐
openers worden ontgrendeld.
De alarminstallatie, zie pagina 45, wordt in‐
geschakeld.
Wanneer de auto bij het vergrendelen twee‐
maal claxoneert, is het contact nog ingescha‐
keld. In dit geval de motor or het contact via de
start-/stop-toets uitschakelen.
Comfortsluiten WAARSCHUWING
Bij het comfortsluiten kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd. Er bestaat kans op
letsel. Bij het comfortsluiten erop letten dat het
bewegingsgebied vrij is.◀
Toets afstandsbediening na vergrende‐
ling ingedrukt houden.
De ruiten en het glazen dak worden gesloten
zolang de toets op de afstandsbediening wordt
ingedrukt.
De buitenspiegel worden ingeklapt.
Bij ingeschakelde waarschuwingsknipperlicht
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Interieurverlichting en
omgevingsverlichting inschakelen
Toets van de afstandsbediening bij ver‐
grendelde auto indrukken.
De omgevingsverlichting wordt alleen inge‐
schakeld als het donker is. Deze functie is niet
beschikbaar wanneer de interieurverlichting
handmatig wordt uitgeschakeld.
Wordt de toets binnen 10 seconden na het
vergrendelen opnieuw ingedrukt, dan worden
de interieurbeveiliging en hellingshoeksensor
van de alarminstallatie, zie pagina 46, uitge‐
schakeld. Na het vergrendelen 10 seconden
wachten, alvorens de toets opnieuw in te druk‐
ken.Achterklep openen en sluiten
ATTENTIE
De achterklep kantelt bij het openen naar
achteren en naar boven. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij het openen en sluiten erop letten
dat het bewegingsgebied van de achterklep vrij
is.◀
De afstandsbediening niet in de bagageruimte
leggen om mogelijk insluiten van de afstands‐
bediening te vermijden.
Toets van de afstandsbediening ca.
1 seconde indrukken.
De gesloten achterklep wordt automatisch ge‐
opend, onafhankelijk van het feit of deze ver‐
grendeld of ontgrendeld is. Om de geopende
achterklep te sluiten, toets van de afstandsbe‐
diening ingedrukt houden, totdat de achterklep
is gesloten. Hiervoor moet de onderste achter‐
klep zijn gesloten.
Afhankelijk van de uitvoering en landuitvoering
kan ingesteld worden of ook de portieren ont‐
grendeld worden. Instellingen uitvoeren, zie
pagina 44.
Bij het rijden met een aanhangwagen kan de
achterklep niet worden geopend met de af‐
standsbediening.
Als de portieren niet ontgrendeld werden,
wordt de achterklep weer vergrendeld zodra
deze gesloten wordt. Daarom de afstandsbe‐
diening meenemen en nooit in de bagage‐
ruimte opbergen, anders wordt de afstandsbe‐
diening bij het sluiten van de achterklep in de
auto ingesloten.
ATTENTIE
Scherpe of spitse voorwerpen kunnen tij‐
dens de rit tegen de achterruit en de verwar‐
mingsdraden stoten. Er bestaat gevaar voor
schade. Randen afdekken en erop letten dat
spitse voorwerpen niet tegen de achterruit sto‐
ten.◀Seite 37Openen en sluitenBediening37
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
OpenenATTENTIE
De achterklep kantelt bij het openen naar
achteren en naar boven. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij het openen en sluiten erop letten
dat het bewegingsgebied van de achterklep vrij
is.◀▷Knop aan de buitenzijde van de achterklep
indrukken.▷Toets van de afstandsbediening
ca. 1 seconde indrukken.
Afhankelijk van de landenvariant en de in‐
stellingen worden de portieren eveneens
ontgrendeld.
Bij het rijden met een aanhangwagen kan
de achterklep niet worden geopend met de
afstandsbediening.▷Toets in het bestuurdersportier in‐
drukken.
Bij het rijden met een aanhangwagen kan
de achterklep niet worden geopend met de
toets in het bestuurdersportier.
Bij stilstand opent de achterklep automatisch
tot aan de ingestelde openingshoogte.
Openen wordt afgebroken:
▷Bij opnieuw indrukken van een toets.▷Bij het starten van de motor.▷Als de auto zich in beweging zet.▷Door indrukken van de knop aan de bin‐
nenzijde van de achterklep.Sluiten
ATTENTIE
Scherpe of spitse voorwerpen kunnen tij‐
dens de rit tegen de achterruit en de verwar‐
mingsdraden stoten. Er bestaat gevaar voor
schade. Randen afdekken en erop letten dat
spitse voorwerpen niet tegen de achterruit sto‐
ten.◀
De afstandsbediening niet in de bagageruimte
leggen om mogelijk insluiten van de afstands‐
bediening te vermijden.
De onderste achterklep moet gesloten zijn, an‐
ders wordt een Check-Control-melding afge‐
geven.
De bagageruimtebodem moet gesloten zijn,
anders kan de achterklep niet worden geslo‐
ten.
Zonder comforttoegang:▷Knop aan de binnenzijde van de achterklep
indrukken.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.
Bij comforttoegang:
Seite 40BedieningOpenen en sluiten40
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
▷Toets aan de binnenzijde van de achter‐
klep indrukken, pijl 1.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Toets indrukken, pijl 2.
Het voertuig wordt vergrendeld zodra de
achterklep is gesloten. Hiervoor moet het
bestuurdersportier gesloten zijn en de af‐
standsbediening moet zich buiten het
voertuig binnen het bereik van de achter‐
klep bevinden.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Knop aan de buitenzijde van de achterklep
indrukken.
Opnieuw indrukken van de toets stopt de
beweging.▷Toets van de afstandsbediening
ingedrukt houden tot de achter‐
klep gesloten is.
Bij het loslaten van de toets stopt de be‐
weging.▷Blijven drukken op de toets in het be‐
stuurdersportier. Door de toets los te
laten stopt de beweging.
Voor deze functie moet de afstandsbedie‐
ning zich in het interieur bevinden.
De achterklep wordt gesloten.
Het sluiten wordt afgebroken:
▷Bij het starten van de motor.▷Bij het abrupt wegrijden.
Handmatige bediening
WAARSCHUWING
Bij het handmatig bedienen van een ge‐
blokkeerde achterklep kan deze onverwacht
loskomen uit de blokkering. Er bestaat kans op
letsel of schade. Geblokkeerde achterklep niet
handmatig bedienen. Door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controle‐
ren.◀
Bij een elektrisch defect de ontgrendelde ach‐
terklep langzaam en zonder abrupte beweging
handmatig bedienen.
Achterklep handmatig ontgrendelen, zie pa‐
gina 41.
Handmatig ontgrendelen Bij een elektrisch defect.
1.Achterbankleuning naar voren klappen.2.In de onderste achterklep de afdekking los‐
maken met behulp van het boordgereed‐
schap of een geschikt voorwerp en verwij‐
deren.Seite 41Openen en sluitenBediening41
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Ongewild alarm vermijden
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging
kunnen samen worden uitgeschakeld, bijv. in
de volgende situaties:▷In wasinstallatie of wasstraten.▷In stapelgarages.▷Bij het transport op autotreinen, op zee of
op een aanhangwagen.▷Bij dieren in de auto.
Hellingshoeksensor en
interieurbeveiliging uitschakelen
Toets van de afstandsbediening binnen
10 seconden opnieuw indrukken, zodra
de auto vergrendeld is.
Controlelampje brandt ca. 2 seconden en gaat
daarna knipperen.
Hellingshoeksensor en interieurbeveiliging zijn
totdat de auto opnieuw wordt ont- en vergren‐
deld uitgeschakeld.
Alarm beëindigen
▷Voertuig met afstandsbediening ontgren‐
delen of contact inschakelen, evt. door
noodherkenning van afstandsbediening,
zie pagina 33.▷Bij comforttoegang: bij aanwezige af‐
standsbediening portierhandgreep van het
bestuurders- of passagiersportier volledig
omvatten.
Ruitbediening
Opmerking WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Overzicht
Ruitbediening
Veiligheidsschakelaar
Openen
▷ Schakelaar tot het drukpunt drukken.
De ruit gaat open zolang de schakelaar in‐
gedrukt wordt gehouden.▷ Schakelaar door het drukpunt heen
drukken.
De ruit opent automatisch. Opnieuw in‐
drukken van de schakelaar stopt de bewe‐
ging.
Zie ook: Comfortopenen, zie pagina 36, via de
afstandsbediening.
Seite 46BedieningOpenen en sluiten46
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
als er bijv. kinderen of dieren achterin worden
meegenomen.
Bij een ongeval met een bepaalde zwaarte
wordt de veiligheidsfunctie automatisch uitge‐
schakeld.
In- en uitschakelen Toets indrukken.
LED licht bij ingeschakelde veilig‐
heidsfunctie.
Zonneschermen Zonneschermen voor achterste
zijruiten
Zonnescherm met de lus lostrekken en in de
houder vasthaken.
WAARSCHUWING
Bij gesloten zonneschermen en geo‐
pende ruiten kunnen de zonneschermen tij‐
dens het rijden zwaar door de rijwind worden
belast. De zonneschermen kunnen worden be‐
schadigd en de inzittenden in gevaar brengen.
Er bestaat kans op letsel. De ruiten tijdens het
rijden niet openen wanneer de zonneschermen
gesloten zijn.◀
Panoramadak Algemeen
Het glazen dak en het schuifpaneel kunnen van
elkaar gescheiden of samen met dezelfde
schakelaar worden bediend.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Bij de bediening van het glazen dak kun‐
nen lichaamsdelen worden ingeklemd. Er be‐
staat kans op letsel. Bij het openen en sluiten
erop letten dat het bewegingsgebied van het
glazen dak vrij is.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Glazen dak optillen en opgetild glazen
dak sluiten
Schakelaar kort naar boven
drukken.
▷Gesloten glazen dak wordt
opgetild en het schuifpaneel
opent een stukje.Seite 48BedieningOpenen en sluiten48
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Veiligheidsgordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Veiligheidsgordel automatisch strak
trekken
Bij gesloten gordel wordt na het wegrijden de
gordelband eenmalig automatisch strak aan‐
getrokken.
Veiligheidsgordel openen
1.Veiligheidsgordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Veiligheidsgordel naar het oprolmecha‐
nisme geleiden.
Gordelherinnering voor bestuurders-
en passagiersstoel
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven. Controleren of de veilig‐
heidsgordel correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt geactiveerd als de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is
omgegespt.
Bij enkele landuitvoeringen wordt de gordel‐
herinnering vanaf ca. 10 km/h ook geactiveerd
als de passagiersgordel niet is omgegespt en
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelwaarschuwing voor de
achterbank
Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Veiligheidsfunctie In kritieke rij-omstandigheden, bijv. een nood‐
stop, worden de voorste gordels automatisch
voorgespannen.
Wordt de rijsituatie afgesloten zonder ongeluk‐
ken, dan ontspant de gordel weer.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:
▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
Seite 59InstellenBediening59
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Oproepen
Algemeen
Er zijn twee mogelijkheden om de geheugen‐
functie op te roepen:▷Comfortfunctie.▷Veiligheidsfunctie.
Comfortfunctie
1.Bestuurdersportier openen.2.Evt. contact uitschakelen.3.Gewenste toets 1 of 2 kort indrukken.
De overeenkomstige stoelinstelling wordt au‐
tomatisch uitgevoerd.
Het proces wordt afgebroken als een schake‐
laar van de stoelverstelling of een van de toet‐
sen wordt ingedrukt.
Veiligheidsfunctie
1.Bestuurdersportier sluiten of contact in‐
schakelen.2.Gewenste toets 1 of 2 ingedrukt houden
tot de afstelprocedure is afgesloten.
Oproepen wordt gedeactiveerd
Na korte tijd wordt het oproepen van opgesla‐
gen stoelposities gedeactiveerd om leeglopen
van de accu te voorkomen.
Oproepen opnieuw activeren:
▷Portier of achterklep openen of sluiten.▷Een toets van de afstandsbediening in‐
drukken.▷Start/stop-knop indrukken.
Spiegels
Buitenspiegels
Algemeen
De spiegelinstelling wordt, afhankelijk van de
uitvoering, voor het momenteel gebruikte pro‐
fiel opgeslagen. Bij het ontgrendelen van de
auto via de afstandsbediening wordt de positie
automatisch opgeroepen, als de instelling hier‐
voor is geactiveerd.
Opmerking WAARSCHUWING
In de spiegel zichtbare objecten zijn dich‐
terbij dan het lijkt. De afstand tot achteropko‐
mende verkeersdeelnemers zou verkeerd kun‐
nen worden ingeschat, bijv. bij het veranderen van rijstrook. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De afstand tot het achteropkomende ver‐
keer met een blik over de schouder inschat‐
ten.◀
Overzicht1Instellen 632Links/rechts, parkeerfunctie3In- en uitklappen 64
Spiegel selecteren
Omschakelen op andere spiegel:
Schakelaar schuiven.
Elektrisch instellen Analoog aan toetsbeweging.
Seite 63InstellenBediening63
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16