Kinderen veilig vervoerenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
De juiste plaats voor kinderen
Opmerking
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Geschikte zitplaatsen
Informatie over de bruikbaarheid van met vei‐
ligheidsgordels bevestigde kinderzitjes - con‐
form norm ECE-R 16: GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij
benaderingPassagiers‐
stoel – a, b)Achterbank,
buitenste
zitplaatsen
2e zittingrij –
c)Achterbank,
midden
2e zittingrijAchterbank
3e zittingrij0Tot 10 kgTot 9 maan‐
denUUXX0+Tot 13 kgTot
18 maandenUUXXI9 – 18 kgTot 4 jaarUUXLII15 – 25 kgTot 7 jaarUUXLSeite 66BedieningKinderen veilig vervoeren66
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
De motor start als bij het indruk‐
ken van de start/stop-knop het rempedaal
wordt ingedrukt.
Contact aan Start/stop-knop indrukken, rem daarbij niet in‐
drukken.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Start/stop-knop opnieuw indrukken, rem daar‐
bij niet indrukken.Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch keuzehendelstand P ingeschakeld,
als keuzehendelstand D of R ingeschakeld is.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurder‐
sportier is geopend en het dimlicht is uit‐
geschakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Standby-modus van de radio
Standby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:
▷Na ca. 8 minuten.▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.Seite 73RijdenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Dieselmotor
Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Steptronic versnellingsbakMotor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.Seite 74BedieningRijden74
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 285, in acht nemen.
Steptronic versnellingsbak
Motor afzetten
1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.
De standby-modus van de radio wordt in‐
geschakeld.3.Parkeerrem bedienen.Automatische start-stop-
functie
Principe
De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. Het contact blijft
ingeschakeld. Voor het wegrijden start de mo‐
tor automatisch.
Opmerking
Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afzetten van de motor
De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
Steptronic versnelling:▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave geeft aan dat de
automatische start-stop-functie
klaar is voor het automatisch
starten van de motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Seite 75RijdenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Beperkte werkingDe motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Na het achteruitrijden.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Hill Descent Control HDC is geactiveerd.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Keuzehendel in stand N, M/S of R.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Steptronic transmissie: door loslaten van
het rempedaal.
Bij geactiveerde Automatic Hold: gaspe‐
daal intrappen.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.▷Tijdens het sturen.▷Steptronic versnellingsbak: wisselen van
de keuzehendelstand van D naar N, R of
M/S.▷Steptronic versnellingsbak: wisselen van
de keuzehendelstand van P naar N, D, R of
M/S.▷Ruiten beslaan terwijl de automatische air‐
conditioning is ingeschakeld.▷Accu is zwaar ontladen.▷Sterk afkoelend interieur terwijl de verwar‐
ming is ingeschakeld.
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Met toetsen
Toets indrukken.
▷LED brandt: automatische start-stop-func‐
tie is gedeactiveerd.Seite 76BedieningRijden76
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop
worden afgezet of gestart.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.
Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
Steptronic versnelling:
1.Start/stop-knop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De automatische
start-stop-functie is gedeactiveerd.
De keuzehendelstand P wordt automatisch
ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.
Motorstart zoals gewoonlijk via de start/stop-
knop.
Automatische deactivering In bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Het systeem
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Parkeerrem
Principe De parkeerrem dient om de stilstaande auto te
beschermen tegen wegrollen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 77RijdenBediening77
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Voor de veiligheidWAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
Onder de volgende voorwaarden wordt Auto‐
matic Hold automatisch gedeactiveerd en de
parkeerrem wordt vastgezet:
▷De motor wordt afgezet.▷In stilstand wordt een portier geopend en
de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt.▷Tijdens het rijden wordt met de parkeer‐
rem geremd, totdat de auto stilstaat.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood en de tekst AUTO H dooft.
Activeren Activering is mogelijk bij gesloten bestuurder‐portier, bevestigde veiligheidsgordel en motor.
Toets indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H bran‐
den.
Controlelampje brandt.
Automatic Hold is ingeschakeld.
Uitschakelen Toets opnieuw indrukken.
LED en de aanduiding AUTO H gaan
uit.
Automatic Hold is uitgeschakeld.
Als de auto door Automatic Hold wordt tegen‐
gehouden dan voor het uitschakelen tevens op
de rem trappen.
Bij het handmatig vastzetten van de parkeer‐
rem wordt Automatic Hold automatisch ge‐
deactiveerd.
Rijden
Automatic Hold is ingeschakeld: de auto wordt
na het remmen tot stilstand automatisch tegen
wegrollen beveiligd.
Controlelampje brandt groen.
Voor het wegrijden het gaspedaal in‐
drukken.
Rem komt automatisch los.
Controlelampje dooft.
ATTENTIE
Automatic Hold schakelt bij stilstaande
auto de parkeerrem in en verhindert in was‐
straten dat de auto gaat rollen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Voor het binnenrijden van de
wasstraat Automatic Hold deactiveren.◀
Parkeren
Parkeerrem wordt automatisch vastgezet als
de auto door Automatic Hold op zijn plaats
wordt gehouden en de motor wordt afgezet.
Controlelampje wisselt van groen naar
rood.
Parkeerrem wordt niet vastgezet, als bij
het uitrollen van de auto de motor werd afge‐
zet. Automatic Hold wordt daarbij gedeacti‐
veerd.
Tijdens de motorstop door de automatische
start-stop-functie blijft Automatic Hold geacti‐
veerd.Seite 79RijdenBediening79
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Storing Auto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Na een stroomonderbreking
Ingebruikneming
1.Contact inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukt rempedaal of
ingeschakelde keuzehendelstand P indruk‐
ken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
Richtingaanwijzer knippert driemaal.
De functie kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
Op het Control Display:
1."Instellingen"2."Licht"3."Driemaal knipperen"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Seite 80BedieningRijden80
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16