RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.
Adaptieve remassistent In combinatie met de actieve snelheidsregeling
zorgt dit systeem ervoor, dat de rem bij het af‐remmen in kritieke situaties nog sneller rea‐
geert.
Wegrijassistent Principe
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
Wegrijden met wegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Automatic Differential Brake Het systeem regelt de aandrijfkracht door de
automatische remingreep aan de afzonderlijke
wielen. De functie komt overeen met een sper‐
differentieel: het systeem herkent wanneer een
wiel, bijv. op een losse ondergrond, begint
door te draaien en remt het automatisch af.
De aandrijfkracht wordt naar het wiel geleid
met betere tractie.
Daardoor wordt bij het accelereren de motor‐
kracht efficiënter overgebracht op de wielen.
Seite 151RijstabiliteitsregelsystemenBediening151
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Grenzen van het systeem
In de volgende situaties kan de waarschuwing
bij kruisend verkeer beperkt zijn:▷Bij slechte licht- en zichtomstandigheden.▷Bij vuile of bedekte camera.
Grenzen van het systeem
De op het Control Display getoonde objekten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. De afstand tot de objekten
daarom niet schatten op het display.
De gezichtshoek bedraagt ca. 180°.
Parkeerassistent
Principe
Het systeem biedt ondersteuning bij zijdelings
inparkeren parallel aan de weg.
Bij het gebruik van de parkeerassistent wordt
onderscheid gemaakt tussen drie stappen:
▷Inschakelen en activeren.▷Het zoeken naar een parkeerruimte.▷Het inparkeren.
De status van het systeem en de noodzakelijke
handelingsaanwijzingen worden op het Control
Display weergegeven.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale in‐
parkeerlijn en neemt tijdens het parkeren de
besturing, het accelereren en het remmen over
en wisselt zo nodig van versnelling. Gedurende
het parkeren de parkeerhulptoets ingedrukt
houden.
AanwijzingenPark Distance Control PDC maakt deel uit van
de parkeerassistent.
Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen de
auto kunnen de PDC-signaaltoon overstem‐
men.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.Seite 182BedieningRijcomfort182
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Kogelkop draait naar binnen. LED in de
toets knippert groen.3.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
Automatisch onderbreken of omkeren van de zwenkbeweging
Algemeen
Het naar buiten of binnen zwenken wordt auto‐
matisch onderbroken of omgekeerd of niet uit‐
gevoerd als de stroomlimietwaarde overschre‐
den wordt, bijv. bij zeer lage temperaturen of
bij mechanische weerstanden.
Zwenkprocedure bij draaiende motor
herhalen
1.Motor starten met de Start-/stopknop.2. Toets in de bagageruimte zo lang in‐
drukken, tot de kogelkop volledig in- resp.
uitgeklapt is.
Zo nodig zwenkprocedure bij ingedrukte toets
en draaiende motor herhalen.
De LED in de toets brandt groen als de kogel‐
kop een eindstand heeft bereikt.
Als het probleem zich herhaalt, contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.
Aanhangwagencontactdoos
De aanhangwagencontactdoos bevindt zich
aan de trekhaak.
Afdekking naar beneden klappen.
Oog voor borgkabel
Er bevindt zich een oog aan de trekhaak voor
het vergrendelen van de aanhanger-borgkabel.
Voor meer veiligheid de aanhanger-borgkabel
tijdens het rijden met aanhanger in het oog be‐
vestigen.
Seite 231Rijden met een aanhangwagenRijtips231
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator van de wagen in
acht nemen, zie pagina 102.
Afremmen op de motor
Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie De automatische start-stop-functie van de
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandighe‐
den.Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
Het rijprogramma ECO PRO ondersteunt het
energiezuinige gebruik van comfortfuncties.
Deze functies worden automatisch gedeeltelijk
of volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 266, in acht nemen.
ECO PRO
Principe
ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D blijft daarbij ingeschakeld.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 233Brandstof besparenRijtips233
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
SymboolMaatregelVoor het efficiënt rijden minder gas
geven of anticiperend vertragen.Snelheid tot geselecteerde ECO
PRO-snelheid reduceren.Steptronic versnellingsbak: van
M/S naar D schakelen.
Weergaven op het Control Display
EfficientDynamics-info weergeven Tijdens de rit kan informatie over verbruik en
techniek worden weergegeven.
1."Auto-info"2."EfficientDynamics"
EfficientDynamics-info weergeven
De momentele werking kan worden weergege‐
ven.
"EfficientDynamics Info"
De volgende systemen worden weergegeven:
▷Automatische start-stop-functie.▷Energieterugwinning.▷Vermogen van de airconditioning.▷Uitrollen.
ECO PRO-tips weergeven
"ECO PRO tips"
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Anticipeerhulp
Principe
Het systeem helpt om brandstof te besparen
en bevordert een anticiperende rijstijl. Aan de
hand van de gegevens van het navigatiesys‐
teem kan het bepaalde naderende routege‐
deeltes vroegtijdig signaleren en de bestuur‐ der opmerkzaam op maken.
De gesignaleerde routegedeeltes zoals een
naderende bebouwde kom of afslag vereisen
snelheidsvermindering.
De aanwijzing wordt gegeven zelfs als het na‐
derende routegedeelte bij het rijden nog niet
kan worden waargenomen.
De aanwijzing wordt weergegeven totdat het
routegedeelte is bereikt.
Bij een aanwijzing kan de snelheid verbruiks‐
vriendelijk worden verminderd door het gas te‐
rug te nemen en de auto te laten uitrollen tot
het bereiken van het traject.
Algemeen
De aanwijzing wordt gegeven zelfs als het na‐
derende routegedeelte bij het rijden nog niet
kan worden waargenomen.
De aanwijzing wordt weergegeven totdat het
routegedeelte is bereikt.
Bij een aanwijzing kan de snelheid verbruiks‐
vriendelijk worden verminderd door het gas te‐
rug te nemen en de auto te laten uitrollen tot
het bereiken van het traject.
Afhankelijk van de situatie maakt het systeem
automatisch gebruik van de motorrem door het
onderbreken van de functie uitrollen.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Het systeem is afhankelijk van de actualiteit en
kwaliteit van de navigatiegegevens.
De navigatiegegevens kunnen worden geac‐
tualiseerd.
Weergave
Het controlelampje op het
instrumentenpaneel
De aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte wordt gegeven als ECO
PRO-tip voor anticiperend vertragen.Seite 236RijtipsBrandstof besparen236
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
BrandstofUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Brandstofkwaliteit Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tank‐
stations brandstof verkocht die is aangepast
aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die
in de winter wordt aangeboden vereenvoudigt
bijv. de koude start.
Opmerking ATTENTIE
Ook brandstoffen die voldoen aan de
specificaties kunnen een lagere kwaliteit heb‐
ben. Dit kan motorproblemen tot gevolg heb‐
ben, zoals slecht starten, verslechterde rij-ei‐
genschappen of verminderde rijprestaties. Er
bestaat gevaar voor schade. Bij motorproble‐
men een ander tankstation kiezen of merk‐
brandstof met een hoger octaangetal tanken.◀
Benzine
Algemeen
De benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.Brandstoffen die bij de brandstofpomp als me‐
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet wor‐
den gebruikt.
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolgehalte van 10 %, dus E10, worden ge‐
tankt.
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.
Aanwijzingen ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Bovendien wordt de katalysator blijvend beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij benzinemotoren het volgende niet
tanken of aan de brandstof toevoegen:▷Loodhoudende benzine.▷Metaalachtige toevoegingen, bijv. man‐
gaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
ATTENTIE
Verkeerde brandstoffen kunnen het
brandstofsysteem en de motor beschadigen.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen brand‐
stoffen met een hoger dan aanbevolen etha‐
nolgehalte tanken en geen methanolhoudende
brandstoffen tanken, bijv. M5 tot M100.◀
ATTENTIE
Brandstof onder de aangegeven mini‐
mumkwaliteit kan de werking van de motor na‐
delig beïnvloeden of tot motorschade leiden.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen benzine
Seite 244MobiliteitBrandstof244
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
tanken die niet aan de minimumkwaliteitsver‐
eisten voldoet.◀
Benzinekwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Minimumkwaliteit
Loodvrije benzine met RON 91.
Diesel
Opmerking ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Bij dieselmotoren het volgende in acht nemen:▷Geen raapoliemethylester RME tanken.▷Geen biodiesel tanken.▷Geen benzine tanken.▷Geen dieseltoevoegingen.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Kwaliteit van de dieselbrandstof De motor is geschikt voor dieselbrandstof DIN
EN 590.
BMW Diesel met
BluePerformance
Principe
BMW Diesel met BluePerformance verminde‐
ren de stikstofoxide in de dieseluitlaatgassen,
door het reductiemiddel AdBlue in het uitlaat‐
systeem te spuiten. In de katalysator vindt een
chemische reactie plaats die de stikstofoxide
minimaliseert.
De auto heeft een tank die in de motorruimte
bijgevuld kan worden.
Om de motor zoals gewoonlijk te kunnen star‐
ten, moet voldoende reductiemiddel voorhan‐
den zijn.
AdBlue is een geregistreerd handelsmerk van
Verband der Automobilindustrie e. V. (VDA).
Opwarmen van het systeem Om het systeem na een koude start van de
motor op bedrijfstemperatuur te brengen,
schakelt de Steptronic versnellingsbak zo no‐
dig later naar de volgende hogere versnelling.
Weergaven op het Control Display
Actieradius en bijvulhoeveelheid De actieradius tot het uiterste tijdstip van bij‐
vulling wordt weergegeven op het Control Dis‐
play.
Reductiemiddel kan op ieder moment bijge‐
vuld worden. De bij te vullen hoeveelheid wordt
weergegeven op het Control Display.1."Auto-info"2."Autostatus"3."AdBlue"Seite 245BrandstofMobiliteit245
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16
Een wasstraat binnenrijden
De volgende stappen aanhouden, zodat de
auto in een wasstraat kan rollen:1.De wasstraat binnenrijden.2.Keuzehendelstand N inschakelen.3.Automatic Hold deactiveren, zie pagina 79.4.Parkeerrem vrijzetten.5.Motor afzetten.
Het contact blijft op deze manier ingescha‐
keld en een Check-Control-melding wordt
weergegeven.
ATTENTIE
Keuzehendelstand P wordt automa‐
tisch ingeschakeld bij het uitschakelen van
het contact. Er bestaat gevaar voor schade.
Contact in wasstraten niet uitschakelen.◀
Vergrendeling van de auto van buitenaf in keu‐
zehendelstand N is niet mogelijk. Bij de poging
om de auto te vergrendelen klinkt een signaal.
Voor het starten van de motor:
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Door te drukken op de start/stop-knop zonder
gelijktijdig intrappen van het rempedaal wordt
het contact uitgeschakeld.
Keuzehendelstand Keuzehendelstend P wordt automatisch inge‐
schakeld:
▷Bij uitgeschakeld contact.▷Na ca. 15 minuten.
Koplampen
▷Niet droog wrijven en geen schurende of
bijtende reinigingsmiddelen gebruiken.▷Verontreinigingen, bijv. insecten, met
shampoo inweken en met water afspoelen.▷IJs met ontdooiingsspray ontdooien, geen
ijskrabber gebruiken.Na het wassen van de auto
Na het wassen van de auto de remschijven kort
droogremmen, anders kan de remwerking
kortstondig minder zijn en kunnen de remschij‐
ven corroderen.
Resten op de ruiten helemaal verwijderen, om
vermindering van het zicht door streepvorming
te voorkomen en wissergeluiden alsmede wis‐
serbladslijtage te verminderen.
Auto-onderhoud
Onderhoudsmiddelen BMW raadt u aan onderhouds- en reinigings‐
middelen van BMW te gebruiken.
WAARSCHUWING
Reinigingsmiddelen kunnen stoffen be‐
vatten die gevaarlijk of schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. Er bestaat kans op letsel. Bij rei‐
nigen van het interieur de portieren of ruiten
openen. Alleen middelen gebruiken die voor
het reinigen van auto's zijn bedoeld. Aanwijzin‐
gen op de verpakking in acht nemen.◀
Autolak Regelmatig onderhoud draagt bij tot rijveilig‐
heid en waardebehoud. Milieu-invloeden in
omgevingen met hogere luchtvervuiling of na‐
tuurlijke verontreinigingen, zoals boomhars of
pollen, kunnen op de voertuiglak inwerken.
Frequentie en omvang van het onderhoud
daarop afstemmen.
Agressieve stoffen, bijv. gemorste brandstof,
olie, vet of vogeluitwerpselen direct verwijde‐
ren, om lakveranderingen en lakverkleuringen
te verhinderen.
Lederonderhoud Het leder geregeld met een doek of stofzuiger
reinigen.
Stof en straatvuil schuren anders in de poriën
en plooien en leiden tot een sterke slijtage als‐Seite 286MobiliteitVerzorging286
Online Edition for Part no. 01 40 2 969 785 - II/16