Page 73 of 263

71
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
ALGEMENE INFORMATIE
De snelheidsregeling (CRUISE CONTROL)
is een elektronisch systeem waarmee de auto
met de gewenste snelheid blijft rijden, zonder
dat het gaspedaal ingetrapt hoeft te worden.
Hierdoor neemt de vermoeidheid af tijdens een
rit op de snelweg, vooral bij lange ritten, om-
dat de opgeslagen snelheid automatisch in
stand wordt gehouden.
WAARSCHUWINGHet systeem kan alleen
worden ingeschakeld met een snelheid tusen
40 en 190 km/h.A0G0095mAfb. 46
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai draaiknop A-Afb. 46opÜ.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld als
de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld;
het verdient aanbeveling om het systeem in te
gebruiken in de 4e versnelling of hoger. Bij af-
dalingen kan de snelheid bij een ingeschakelde
cruise control iets hoger dan de opgeslagen snel-
heid liggen.
Als de cruise- controle wordt ingeschakeld, gaat
het lampje
Üop het instrumentenpaneel bran-
den (bij sommige uitvoeringen wordt er ook
een bericht op het display weergegeven)
(zie het hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒draai de draaiknop A-Afb. 46in stand
Üen trap het gaspedaal in tot de auto
met de gewenste snelheid rijdt;
❒druk de hendel omhoog (+) of omlaag (–)
en laat de hendel los: de snelheid van de
auto wordt opgeslagen en het gaspedaal
kan nu worden losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de
snelheid simpel verhoogd worden door het in-
trappen van het gaspedaal: als u daarna het
gaspedaal loslaat, wordt teruggekeerd naar de
opgeslagen snelheid.
Page 74 of 263

OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in sla vervolgens de
nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt
de snelheid met ongeveer 1,5 km/h verhoogd;
als de hendel omhoog wordt gehouden, wordt
de snelheid traploos gewijzigd.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens
de nieuwe snelheid op;
of
❒zet de hendel omlaag (–) totdat de nieu-
we snelheid is bereikt die automatisch
wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt
de snelheid ongeveer 1,5 km/h verlaagd. Als
de hendel omlaag wordt gehouden, wordt de
snelheid traploos gewijzigd.
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoor-
beeld het intrappen van het rem- of koppe-
lingspedaal, kan de opgeslagen snelheid op de
volgende manier worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas totdat de snelheid on-
geveer gelijk is aan de opgeslagen snel-
heid;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld
was op het moment van het opslaan van
de snelheid (vierde versnelling of hoger);
❒druk op de knop RES(op het uiteinde van
de hendel).
72
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Page 75 of 263

73
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Automatische uitschakeling van de
cruise control
De cruise control wordt tijdelijk uitgeschakeld
als het ABS of VDC ingrijpt (na een maximaal
toegestane tijd): in dit geval blijft de laatste op-
geslagen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door knop RESin te drukken.
Bij een storing van de cruise control of het mo-
tormanagementsysteem wordt het systeem uit-
geschakeld totdat de elektronische sleutel uit
het startsysteem wordt verwijderd. Wend u zich
in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het systeem wordt ook automatisch uitgescha-
keld als de knop AofRESonjuist of per onge-
luk wordt bediend: in dat geval kan het systeem
weer worden ingeschakeld door de auto met
de gewenste snelheid te laten rijden en de hen-
del omhoog (+) of omlaag (–) te plaatsen.SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in de volgende gevallen uit-
geschakeld:
❒door knop A-Afb. 46in stand Ote
zetten;
❒schakel de motor uit of haal de elektroni-
sche sleutel uit het startsysteem;
❒intrappen van het rempedaal, intrappen van
het koppelingspedaal (in deze gevallen blijft
de snelheid opgeslagen en kan deze wor-
den opgeroepen met de knop RES);
❒intrappen van het gaspedaal: in dit ge-
val wordt het systeem slechts tijdelijk uit-
geschakeld; als het pedaal wordt losge-
laten, schakelt het systeem automatisch
opnieuw in;
❒als de voertuigsnelheid lager wordt dan de
limiet (in dat geval blijft de laatst opgesla-
gen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door de knop RESin te drukken);
Bij een storing of defect van
de cruise control moet de
draaiknop A-Afb. 46 in stand O wor-
den gezet. Controleer de zekering
en laat het systeem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk controleren.
OPGELET
Als de cruise control tijdens
het rijden is ingeschakeld,
mag u de versnellingspook nooit in
de vrijstand zetten.
OPGELET
Page 76 of 263

74
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDLAMPJE VOOR
Afb. 47
Druk op de volgende knoppen:
A: om de instapverlichting bestuurderszijde
in/uit te schakelen;
B: om de verlichting in het midden in/uit te
schakelen;
C: om de instapverlichting passagierszijde
in/uit te schakelen.
Als u langer op de knop Bdrukt, gaan alle
lampjes van de plafondverlichting uit. De uit-
schakeling wordt ook aangegeven via een ge-
luidssignaal. Druk, om de verlichting opnieuw
in te schakelen, kort op knop B.
A0G0225mAfb. 47
WAARSCHUWING Als per ongeluk een por-
tier geopend blijft, doven na enige minuten de
plafondlampjes en de instapverlichting auto-
matisch. Open een ander portier of sluit en open
hetzelfde portier om de verlichting opnieuw in
te schakelen.DORPELVERLICHTING
De verlichting A-Afb. 48in de portieren gaat
branden als het portier wordt geopend, onge-
acht de stand van de elektronische sleutel.
Als het portier ongeveer 3 minuten geopend
blijft, dooft de verlichting automatisch.
A0G0075mAfb. 48
Page 77 of 263

75
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
In de tabel wordt het in- en uitschakelen van de plafondverlichting en de bediening samengevat:
Gebeurtenis
Openen van een portier
Sluiten van alle portieren
Verwijderen van de elektronische sleutel uit het startsysteem
Portiervergrendeling
Portieren ontgrendelen
Ingrijpen brandstofnoodschakelaar
Wijze van in-/uitschakelen plafondverlichting
Inschakeling licht gedurende enkele minuten. De tijdregeling wordt opnieuw
gestart als een willekeurig portier wordt geopend
Elektronische sleutel verwijderd uit startsysteem:
de verlichting blijft nog gedurende 10 seconden branden.
Deze tijdregeling wordt onderbroken als de elektronische
sleutel in de opening wordt gestoken
Motor starten: licht uitschakelen
Inschakeling licht gedurende 10 seconden
Licht uitschakelen
Inschakeling licht gedurende 10 seconden
Inschakeling licht gedurende enkele minuten. Als de randstofnoodschakelaar
opnieuw wordt geactiveerd, gaat het licht uit.
In alle gevallen die in de tabel worden beschreven, wordt het licht progressief in-/uitgeschakeld, met een duur van ongeveer 2 seconden.
Page 78 of 263

76
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BEDIENINGS-
KNOPPEN
BRANDSTOFNOODSCHAKEL
AAR EN ELEKTRISCHE
VOEDING
De auto is voorzien van een beveiligingsscha-
kelaar, die bij een botsing in werking treedt
en de brandstoftoevoer onderbreekt, waardoor
de motor afslaat.
Bij enige uitvoeringen is bovendien een extra
beveiligingsschakelaar aanwezig, die bij een
botsing de elektrische voeding onderbreekt.
Op deze wijze wordt het lekken van brandstof
als gevolg van gebroken leidingen voorkomen;
ook worden vonken en elektrische ontladingen
voorkomen als gevolg van beschadigde elek-
trische componenten van de auto.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteem
lekt, schakel het systeem dan niet
in om brand te voorkomen.
OPGELET
WAARSCHUWINGVergeet niet na de bot-
sing de elektronische sleutel uit het contact-
slot te nemen om te voorkomen dat de accu
ontlaadt.
Als de portieren vanuit het
interieur centraal zijn ver-
grendeld en de brandstofnoodscha-
kelaar na een botsing niet in staat
was om de portieren automatisch te
ontgrendelen, kan de auto niet van
buitenaf worden geopend. Het van
buitenaf openen van de portieren
hangt bovendien af van de staat van
de portieren na een ongeval: als een
portier beschadigd is, kan het mo-
gelijk niet worden geopend. Probeer
in dat geval het andere portier van
de auto te openen.
OPGELET
Portierontgrendeling
bij een ongeval
Bij een botsing waarbij de brandstofnoodscha-
kelaar wordt ingeschakeld, worden de portie-
ren automatisch ontgrendeld, zodat het interi-
eur van buitenaf kan worden bereikt en gaat
tegelijkertijd het interne licht aan. U kunt de
portieren echter altijd van binnenuit openen met
behulp van de daarvoor bestemde bedienings-
hendels. Als er na een botsing geen brandstof-
lekkage of beschadigingen aan de elektrische
systemen van de auto (bijvoorbeeld de kop-
lampen) worden gesignaleerd en er kan met
de auto worden gereden, schakel de brand-
stofnoodschakelaar en de voedingsonder-
breekschakelaar (voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien) dan weer in door de hierna aan-
gegeven procedure uit te voeren.
Page 79 of 263

77
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENBrandstofnoodschakelaar opnieuw
inschakelen
Controleer voordat de
brandstofnoodschakelaar
opnieuw wordt ingeschakeld zorg-
vuldig of er geen brandstof lekt en of
de elektrische systemen (bijvoorbeeld
dat van de koplampen) niet zijn be-
schadigd.
OPGELET
Druk om de brandstofnoodschakelaar weer in
te schakelen op de knop A-Afb. 49.
A0G0221mAfb. 49
Inschakeling van de elektrische
brandstofnoodschakelaar
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
A0G0126mAfb. 50
Controleer voordat de voe-
dingsonderbreekschakelaar
weer wordt ingeschakeld zorgvul-
dig of er geen brandstof lekt en of
de elektrische systemen (bijvoor-
beeld de koplampen) niet zijn be-
schadigd.
OPGELET
De schakelaar bevindt zich in de zekeringen-
kast op de pluspool van de accu.
Ga voor het opheffen van de werking van de
voedingsonderbreekschakelaar als volgt te
werk:
❒druk op de knop A-Afb. 49om de
brandstofnoodschakelaar opnieuw in te
schakelen;
❒open de motorkap;
❒maak de borgveren A-Afb. 50los en ver-
wijder het beschermdeksel B;
❒druk op de knopC-Afb. 51om de voe-
dingsonderbreekschakelaar opnieuw in te
schakelen
A0G0071mAfb. 51
Page 80 of 263
Probeer geen vloeistof te
morsen in het vak.
78
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
INTERIEURUIT-
RUSTING
MIDDELSTE ARMSTEUN
Deze bevindt zich tussen de voorstoelen. De
armsteun is voorzien van een koel-/warm-
houdvak (voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien) (zie de volgende paragraaf).
A0G0262mAfb. 52
Opbergvak
Druk op knop A-Afb. 52en til het deksel B
op om het te bereiken.
A0G0263mAfb. 53
Koel- en warmhoudvak
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Deze bevindt zich in de middelste armsteun. Met
de draaiknop A-Afb. 53 kan de hoeveelheid
lucht naar het opbergvak worden geregeld.
WAARSCHUWINGHet koel-/warmhoud-
vak houdt dranken die van tevoren zijn opge-
warmd/gekoeld op temperatuur.