Page 161 of 263

159
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
VDC-SYSTEEM
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Als u de sleutel in het contactslot steekt, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven.
Het lampje knippert als het VDC ingrijpt, om de
bestuurder te waarschuwen dat het systeem
zich aanpast aan de grip op het wegdek.
VDC uitschakelen
Als het VDC handmatig wordt uitgeschakeld
(door gedurende 2 seconden op de ASR/VDC-
knop te drukken) (zie de paragraaf „VDC” in
het hoofdstuk „Dashboard en bediening), wordt
er op het display een bericht weergegeven.
Storing in VDC
Bij een eventuele storing van het VDC, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en gaat
op het instrumentenpaneel het lampje
ácon-
tinu branden (in combinatie met de weergave
van een bericht op het display). Wend u zich
in dat geval zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
á
STORING HILL
HOLDER
(geel)
In het geval er een storing aanwezig is op het
systeem Hill Holder, worden er op het display
een bericht + symbool weergegeven. Wend u
zich in dit geval tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
*
ASR
(ANTIDOORSLIPREG
ELING)
(geel)
Als u de sleutel in het contactslot steekt, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet
het lampje doven. Het lampje knippert als het
ASR ingrijpt, om de bestuurder te waarschuwen
dat het systeem zich aanpast aan de grip op
het wegdek.
ASR uitschakelen
Als het ASR handmatig wordt uitgeschakeld
(door op de ASR / VDC-knop te drukken (zie
de paragraaf „ASR” in het hoofdstuk „Dash-
board en bediening”) gaat de led op de
ASR/VDC-knop branden en wordt er op het dis-
play het symbool
Vweergegeven.
Storing in ASR
Bij een storing van de ASR wordt de ASR au-
tomatisch uitgeschakeld en wordt er op het dis-
play het symbool
Vweergegeven. Wend u
zich in dit geval zo snel mogelijk tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
á
Page 162 of 263

160
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING
REMLICHTEN
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven als een storing van de remlichten
wordt gesignaleerd.
De storing kan worden veroorzaakt door het door-
branden van de lamp, het doorbranden van de
betreffende zekering of de onderbreking van de
elektrische verbinding.
T
MISTACHTERLICHT
(geel)
Het lampje gaat branden als de mistachter-
lichten worden ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen in-
geschakeld worden.
4
5
BUITENVERLICHTING
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting
Het lampje gaat branden als de buitenverlich-
ting wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden (in combinatie met de
weergave van een bericht op het display) als de-
ze functie wordt ingeschakeld (zie de paragraaf
„Follow me home” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”).
3
2
DIMLICHTEN
(groen)
Het lampje gaat branden als de dimlichten in-
geschakeld worden.
DEFECTE
BUITENVERLICHTING
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer een storing van de ver-
lichting is geconstateerd:
– buitenverlichting
– richtingaanwijzers
– mistachterlichten
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: het doorbranden van
een of meer lampen, het doorbranden van de
betreffende zekering of de onderbreking van
de elektrische verbinding.
W
Page 163 of 263

161
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht in-
geschakeld wordt.
1
STORING
SCHEMERSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de sche-
mersensor.
STORING
PARKEERSENSOREN
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de par-
keersensoren.
STORING
REGENSENSOR
(geel)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven in geval van storing van de re-
gensensor.
1
u
t
RICHTINGAANWIJZER
LINKS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, te-
gelijk met het richtingaanwijzercontrolelamp-
je rechts, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijk met het richtingaanwijzercontrolelampje
links, als de drukknop voor de waarschu-
wingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brandstoftank
nog ongeveer 10 liter brandstof aanwezig is.
Als de actieradius minder dan ongeveer 50 km
(of 31 mijl) bedraagt, wordt op het display een
waarschuwingsbericht weergegeven.
K
Als lampje Ktijdens het rijden
gaat knipperen, moet u zich
tot het Alfa Romeo Service-
netwerk wenden.
CRUISE CONTROL
(groen)
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Het lampje (in combinatie met de weergave
van een bericht op het display) gaat branden
als de draaiknop van de cruise control in de
stand
Üwordt gedraaid.
Ü
Page 164 of 263

162
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING
ANTIBEKLEMMINGS
FUNCTIE RUITEN
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer een storing van de an-
ti-beklemmingsfunctie voor de ruiten is gecon-
stateerd.
Voer voordat u zich tot het Alfa Romeo Service-
netwerk richt eerst de initialisatieprocedure van
de ruiten uit (zie de paragraaf „Elektrisch be-
diende ruiten” in het hoofdstuk „Dashboard en
bediening”). Wend u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk als het probleem blijft bestaan.
5
DPF (ROETFILTER)
WORDT GEREINIGD
(alleen Diesel-uitvoeringen
met DPF- geel)
Als u de sleutel in het contact plaatst, gaat het
lampje branden. Het moet echter na enkele se-
conden doven. Het lampje brandt continu om
de klant te laten weten dat het DPF-systeem
de opgehoopte schadelijke stoffen (roet) mid-
dels het regeneratieproces moet verwijderen.
Het lampje gaat niet bij elk DPF-regeneratie-
proces branden, maar alleen als de rijvoor-
waarden zodanig zijn dat dit aan de klant ge-
meld moet worden. Om het lampje uit te la-
ten gaan moet het voertuig tot aan het einde
van het regeneratieproces in beweging blijven.
Het proces duurt gemiddeld 15 minuten. De op-
timale condities voor beëindiging van het pro-
ces worden bereikt door het voertuig met een
snelheid van 60 km/u te laten rijden met een
toerental boven 2000/min. Als dit lampje gaat
branden betekent dit niet dat er sprake is van
een defect aan het voertuig en is het dus ook
niet nodig om de auto naar de garage te bren-
gen. Als het lampje gaat branden, wordt er te-
vens een melding op het display weergegeven
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, indien
van toepassing).
hDe snelheid moet altijd
worden afgestemd op de
verkeerssituatie en de weersom-
standigheden en de toepasselijke
verkeersregels. De motor kan wor-
den afgezet terwijl het DPF-lampje
brandt, maar herhaalde onderbre-
kingen van het regeneratieproces
kunnen voortijdig kwaliteitsverlies
van de motorolie tot gevolg hebben.
Daarom verdient het altijd aanbe-
veling te wachten tot het lampje uit
is gegaan voordat u de motor afzet,
rekening houdend met hetgeen hier-
boven is beschreven. Het verdient
geen aanbeveling de DPF-genera-
tie te voltooien terwijl het voertuig
stilstaat.
OPGELET
Page 165 of 263

163
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STORING KAP
TIJDELIJKE STORING
KAP
Storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap of tijdens
het plaatsen van de elektronische sleutel in het
startsysteem, wanneer er sprake is van een per-
manente storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
Tijdelijke storing kap
Het bericht + symbool
†(rode kleur) wor-
den op het display weergegeven, door te druk-
ken op de activeringsknop van de kap, wanneer
er sprake is van een tijdelijke storing van de kap.
Wend u zich in dit geval tot de Alfa Romeo-
dealer om de storing te laten verhelpen.
†
TE LAAG
RUITENSPROEIERVL
OEISTOFNIVEAU
(geel)
Op het display worden een bericht + symbool
weergegeven, wanneer het ruitensproeier-
vloeistofniveau lager is dan het voorziene mi-
nimumniveau.
)
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Als met de auto sneller wordt gere-
den dan de m. b. v. het „Setup-menu” ingestelde
snelheid (bijvoorbeeld 120 km/h) (zie de pa-
ragraaf „Instelbaar multifunctioneel display” in
het hoofdstuk „Dashboard en bediening”), ver-
schijnt op het display een waarschuwingsbericht
+ een rood symbool en klinkt een geluidssignaal.X
STORING
TPMS-SYSTEEM
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een bericht
en een symbool (geel) op het display als er een
storing is in het controlesysteem voor de ban-
denspanning TPMS: Wend u zich in dit geval zo
snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor ge-
monteerd zijn, verschijnt er een waarschu-
wingsbericht op het display, totdat de oor-
spronkelijke situatie weer is hersteld.n
BANDENSPANNING
CONTROLEREN
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele versies worden op het display een
bericht + symbool (geel) weergegeven, om de
zachte band te identificeren.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan
wordt achtereenvolgens iedere band apart aan-
gegeven.
In dit geval raden wij u aan om zo snel moge-
lijk de juiste bandenspanning te herstellen (zie
de paragraaf „Bandenspanning in koude toe-
stand” in het hoofdstuk „Technische gegevens”).n
Page 166 of 263

164
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het display een
bericht + een rood symbool weergegeven, om
aan te geven dat de spanning van één of meer
banden lager is dan de aanbevolen waarde. Op
deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de
bestuurder op het mogelijk leeglopen van de
band (en) en dus op een mogelijke lekke band.
WAARSCHUWINGRijd niet verder met één
of meerdere zachte banden omdat de rijveilig-
heid van de auto in gevaar kan worden gebracht.
Stop de auto zonder bruusk te remmen en ver-
mijd heftige stuurbewegingen. Vervang het wiel
onmiddellijk door het reservewiel (voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) of voer de re-
paratie met de betreffende set (zie „Wiel ver-
wisselen” in hoofdstuk „In noodgevallen”) en
wend u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat worden
dan 160 km/h, moet de bandenspanning wor-
den verhoogd naar de waarde voor volledige
belading (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnen, als het TPMS
een bandenspanning signaleert bij één of meer
banden die niet geschikt is voor de snelheid waar-
mee wordt gereden, op het display een bericht
+ symbool (geel), die aanwezig blijven totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drempel-
waarde zakt.WAARSCHUWINGVerlaag in dat geval on-
middellijk de snelheid om oververhitting van de
banden te voorkomen; door oververhitting kan
de band onherstelbaar beschadigen en wordt de
levensduur aanzienlijk korter.
WAARSCHUWINGAls u de reis met een
hoge snelheid wilt voortzetten (sneller dan
160 km/h) en het symbool op het display gaat
branden, dan moet de auto tot stilstand wor-
den gebracht en de bandenspanning worden
aangepast (zie de paragraaf „Bandenspanning
bij koude banden” in het hoofdstuk „Techni-
sche gegevens”).
nn
Page 167 of 263

165
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
N N
O O
O O
D D
G G
E E
V V
A A
L L
L L
E E
N N
STARTEN MET EEN HULPACCU ......................................... 166
WIEL VERWISSELEN ...................................................... 167
BANDENREPARATIESET
FIX&GO automatic ........................................................ 172
LAMP VERVANGEN ........................................................ 178
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN ............................ 181
LAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ........................ 187
ZEKERINGEN VERVANGEN ............................................... 190
ACCU OPLADEN ............................................................ 200
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .............................................. 200
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 201
In noodgevallen kan gebruik worden gemaakt van het gratis nummer dat in het boekje
„Alfa tot uw dienst” staat. Ook kan gebruik worden gemaakt van de website www.alfaromeo.com
om het dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk te vinden.
Page 168 of 263

WAARSCHUWINGVerbind de minklem-
men van de twee accu's niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve gas
ontsteken dat uit de accu kan ontsnappen. Als
de hulpaccu is geïnstalleerd aan boord van een
andere auto, mogen tussen deze auto en de
auto met de lege accu niet per ongeluk meta-
len delen met elkaar in verbinding staan.
STARTEN MET
EEN HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor worden ge-
start met een hulpaccu, die ten minste dezelf-
de capaciteit moet hebben als de lege accu.
Ga voor het starten als volgt te werk Afb. 1:
❒verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu's met een start-
kabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de min-
pool (–) van de hulpaccu en op de massa-
aansluiting
Eop de motor van de auto die
moet worden gestart;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait de kabels in de
omgekeerde volgorde los.
166
Als na enige pogingen de motor niet aanslaat,
stop dan met starten en wend u zich tot het Al-
fa Romeo Servicenetwerk.
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Gebruik voor een noodstart
beslist nooit een accusnella-
der: hierdoor kunnen de elek-
trische systemen en de regeleenheden
voor het motormanagementsysteem
worden beschadigd.
Deze startprocedure mag
alleen door deskundige per-
sonen worden uitgevoerd, omdat er
bij verkeerde handelingen vonken
kunnen ontstaan. De vloeistof in de
accu is giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid en de ogen.
Kom ook niet dicht bij een accu met
open vuur of een brandende siga-
ret en veroorzaak geen vonken.
OPGELET
A0G0201mAfb. 1