Page 209 of 263

207
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ZWAAR GEBRUIK
VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware bedrijf-
somstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7–8 km) en
bij buitentemperaturen onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende motor
of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij
huis-aan-huis bezorging) of als de auto lang
stilstaat;
❒in de stad;
is het noodzakelijk de volgende controles va-
ker uit te voeren, dan in het Onderhoudssche-
ma staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op con-
ditie en slijtage controleren;
❒vergrendelmechanismen van motorkap en
achterklep op vervuiling controleren en me-
chanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van: motor,
versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat,
brandstof- en remleidingen, rubber delen
(stofkappen, hoezen enz.) en rubber slan-
gen van rem- en brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektrolyt in
de accu controleren;
❒conditie van aandrijfriemen voor hulporga-
nen visueel controleren;
❒motorolie en oliefilter controleren en even-
tueel vervangen;
❒pollenfilter controleren en eventueel ver-
vangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel ver-
vangen.
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1 000 km of voor een lange reis con-
troleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achterlich-
tunits, richtingaanwijzers, waarschuwings-
knipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en
stand/slijtage wisserbladen voor.
Iedere 3 000 km controleren en eventueel bij-
vullen: motorolieniveau.
Gebruik bij voorkeur producten van PETRO-
NAS LUBRICANTS, die speciaal voor Alfa
Romeo-modellen zijn ontworpen en afgestemd
(zie de „Vullingstabel” in het hoofdstuk „Tech-
nische gegevens”).
Page 210 of 263
208
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
NIVEAUS
CONTROLEREN
Zie voor de hoeveelheden het hoofdstuk Tech-
nische gegevens.
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
Afb. 1 – Uitvoering 1750 TURBO BENZINE
2
4
1 6
53
A0G0306m
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
OPGELET
Let op. Tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als de speci-
ficaties van de vloeistoffen verschil-
len, kan de auto ernstig beschadigd
worden.
Afb. 1/a – Uitvoering 2.2 JTS SelespeedA0G0161m
Page 211 of 263
209
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Afb. 2 – Uitvoering 3.2 JTSA0G0038m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
653
2
4
1
A0G0305m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
Afb. 3 – Uitvoering 2.0 JTDM
Page 212 of 263
210
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0299m
1.Motorolie – 2.Accu
3.Remvloeistof – 4.Ruitensproeiervloeistof
5.Motorkoelvloeistof
6.Olie van stuurbekrachtiging
Afb. 4 – Uitvoering 2.4 JTDM
Page 213 of 263

211
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOROLIE
Afb. 5: uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE
Afb. 5/a: uitvoeringen 2.2 JTS Selespeed
Afb. 6: uitvoeringen 3.2 JTS
Afb. 7: uitvoering 2.0 JTD
M
Afb. 8: uitvoering 2.4 JTDM
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een vlak-
ke ondergrond staat en enige minuten (circa
5) na het uitzetten van de motor.
Verwijder de peilstok Aen maak deze schoon,
plaats vervolgens de stok geheel terug, ver-
wijder de stok en controleer of het peil tussen
hetMIN– en MAX- merkteken op de peil-
stok staat. Het verschil tussen het MIN- en
MAX-merkteken komt overeen met ongeveer
1 liter olie.
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-
merkteken staat, moet via de olievulopening B
motorolie tot aan het MAX-merkteken wor-
den bijgevuld. Het olieniveau mag nooit het
MAX-merkteken overschrijden.
A0G0308mAfb. 5A0G0069mAfb. 6
WAARSCHUWING Als het olieniveau tij-
dens een controle boven het MAX-merkteken
blijkt te staan, wend u zich dan tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het niveau te laten
herstellen.
WAARSCHUWINGNa het bijvullen of het
verversen van de olie, moet u de motor enige se-
conden laten draaien, vervolgens de motor uit-
zetten en na enige minuten het olieniveau con-
troleren.
A0G0307mAfb. 7
A0G0018mAfb. 5/aA0G0300mAfb. 8
Page 214 of 263

212
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de mo-
torruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor ver-
branding. Onthoud dat bij een war-
me motor de elektroventilateur on-
verwacht kan inschakelen: kans op
verwonding. Pas op als u sjaals, das-
sen of loszittende kledingstukken
draagt: deze kunnen door de bewe-
gende onderdelen worden gegrepen.
OPGELET
Afgetapte motorolie en ge-
bruikte oliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Wend u zich voor het
verversen van de motorolie en het
vervangen van de filters tot het Al-
fa Romeo Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Afb. 9
Als het niveau te laag is, vul dan langzaam, via
de opening Avan het reservoir bij met een
mengsel van 50% water en PARAFLU
UPvloei-
stof.
Een mengsel van 50 % PARAFLU
UPen
50 % water beschermt tot een temperatuur
van -35
°C.
Onder extreem koude klimatologische om-
standigheden raden wij een mengsel aan van
60%PARAFLU
UPen 40% gedemineraliseerd
water.
A0G0017mAfb. 9
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motoroliever-
bruik van ongeveer 400 gram per 1 000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog wor-
den ingereden. Dit betekent dat het motoro-
lieverbruik pas na de eerste 5000 ÷ 6000 km
stabiliseert.
WAARSCHUWINGHet olieverbruik is af-
hankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstan-
digheden waaronder de auto wordt gebruikt.
WAARSCHUWINGVul niet bij met olie
met andere specificaties dan de olie die al aan-
wezig is.
Page 215 of 263

213
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Het motorkoelsysteem ge-
bruikt PARAFLUUP-koelvloei-
stof, dat moet worden ge-
bruikt voor het eventueel bijvullen;
meng beslist niet met een andere
vloeistof. Als er toch gemengd wordt
met een andere vloeistof, start de
motor dan niet en wend u zich tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
Draai bij een zeer warme
motor de dop van het ex-
pansiereservoir nooit los: gevaar
voor verbranding.
OPGELET
Het koelsysteem staat on-
der druk. Vervang de dop
indien nodig alleen door een exem-
plaar van hetzelfde type, anders
kan de werking van het systeem in
gevaar worden gebracht.
OPGELET
RUITEN-/
KOPLAMPSPROEIER-
VLOEISTOF Afb. 10
Verwijder, om vloeistof bij te kunnen vullen, de
dopAen vul bij met een mengsel van water
enTUTELA PROFESSIONAL SC 35in de
volgende verhouding:
❒30%TUTELA PROFESSIONAL SC
35en 70% water in de zomer;
❒50%TUTELA PROFESSIONAL SC
35en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen lager dan -20
°CTU-
TELA PROFESSIONAL SC 35puur.
A0G0029mAfb. 10
Rijd niet met een leeg rui-
tensproeierreservoir: de
ruitensproeiers zijn van fundamen-
teel belang voor een optimaal zicht.
OPGELET
Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ontvlambaar.
In de motorruimte bevinden zich
warme onderdelen die bij contact de
vloeistof kunnen doen ontbranden.
OPGELET
Page 216 of 263

REMVLOEISTOF Afb. 13
Controleer of het remvloeistofniveau nog op het
maximum niveau staat. Als vloeistof moet wor-
den bijgevuld, dan raden wij u aan de rem-
vloeistof te gebruiken die staat vermeld in de
tabel „Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie het
hoofdstuk „Technische gegevens”).
OPMERKINGMaak de dop van het reser-
voirAen het omringende oppervlak zorgvul-
dig schoon. Wees bij het openen van de dop
bijzonder voorzichtig zodat er geen vuil in het
reservoir komt. Gebruik voor het bijvullen altijd
een trechter met een ingebouwde filterzeef van
maximaal 0,12 mm.
214
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
Afb. 11-12
Controleer of het olieniveau maximaal is:
hiervoor moet de auto op een vlakke onder-
grond staan en moet de motor niet draaien
en koud zijn.
A0G0027mAfb. 11 uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE
2.2 JTS Selespeed – 2.4 JTDm
A0G0234mAfb. 12 uitvoeringen 2.0 JTDM– 3.2 JTS
A0G0016mAfb. 13
Controleer of het niveau ter hoogte van het
MAX-merkteken op het reservoir of ter hoog-
te van het bovenste merkteken (maximaal
niveau) op de peilstok onder de dop van het
reservoir.
Als het niveau in het reservoir lager is dan voor-
geschreven, vul dan als volgt bij:
❒start de motor en wacht tot het vloeistof-
niveau in het reservoir is gestabiliseerd;
❒draai bij draaiende motor het stuur een aan-
tal malen geheel naar rechts en naar links;
❒vul bij totdat het vloeistofniveau op het
MAX-merkteken staat en draai de dop
vast.
WAARSCHUWINGWend u zich voor deze
werkzaamheden altijd tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk.
Voorkom dat de stuurbe-
krachtigingsolie in contact
komt met de warme delen van de
motor: de olie is licht ontvlambaar.
OPGELET