Page 137 of 263

135
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De startmotor wordt automatisch ingeschakeld,
totdat de motor is gestart.
Als de motor is uitgeschakeld en de elektronische
sleutel is in het startsysteem geplaatst, dan kan
de motor automatisch worden gestart door kort
op de START/STOP-knop te drukken en het
koppelingspedaal ingetrapt te houden.
WAARSCHUWINGDe motor kan worden
gestart als het rempedaal in plaats van het kop-
pelingspedaal wordt ingetrapt. In dat geval
wordt de motor niet automatisch gestart. Druk
in dat geval de START/STOP-knop in en laat
deze los zodra de motor is gestart.De startmotor wordt automatisch ingeschakeld,
totdat de motor is gestart.
Als de motor is uitgeschakeld en de elektroni-
sche sleutel is in het startsysteem geplaatst, dan
kan de motor automatisch worden gestart door
kort op de START/STOP-knop te drukken en
het koppelingspedaal ingetrapt te houden.
Bij zeer lage temperaturen moet u altijd wach-
ten, totdat het lampje
mis gedoofd, voor-
dat de motor wordt gestart.
WAARSCHUWINGDe motor kan worden ge-
start, als alleen het rempedaal is ingetrapt. In dat
geval wordt de motor niet automatisch gestart.
Druk in dat geval de START/STOP-knop in en
laat deze los zodra de motor is gestart.
PROCEDURE VOOR
DIESELUITVOERINGEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒trap het koppelingspedaal helemaal in, zon-
der het gaspedaal in te trappen;
❒zet de versnellingshendel in de vrijstand;
❒steek de elektronische sleutel na het stop-
pen in het startsysteem. Op het instrumen-
tenpaneel gaat het lampje
mbranden;
❒wacht tot het lampje mgedoofd is. Hoe
warmer de motor, hoe sneller het lampje
dooft;
❒druk kort op de knop START/STOPme-
teen nadat het lampje
muit gaat. Als
u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies
weer afgekoeld.
Page 138 of 263

Storing bij het starten van de
motor
Het systeem kan herkennen dat de motor niet
aanslaat of dat de motor afslaat.
In dat geval wordt de elektronische sleutel ont-
grendeld, zodat de bestuurder de volgende han-
delingen kan uitvoeren:
❒schakel het instrumentenpaneel uit met be-
hulp van de START/STOP-knop of door
de elektronische sleutel uit het startsysteem
te verwijderen;
❒start de motor door het koppelings-/rem-
pedaal in te trappen en de START/
STOP-knop in te drukken.
WAARSCHUWING Als de motor afslaat en
de auto rijdt, kan om veiligheidsredenen, de
elektronische sleutel niet uit het startsysteem
worden verwijderd. Druk om de sleutel te ver-
wijderen op de START/STOP-knop met in-
getrapt rem- of koppelingspedaal en bij stil-
staande auto.
136
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Bij eventuele problemen met het startsysteem
gaat het lampje
Yop het instrumentenpa-
neel branden (bij sommige uitvoeringen wordt
er ook een bericht op het display weergege-
ven). Wend u zich in dit geval tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Als na het indrukken van de START/STOP-
knop de motor niet start, herhaal dan de start-
procedure, maar trap het andere pedaal in (kop-
pelings- of rempedaal). WAARSCHUWINGEN
Als u tijdens het starten de motor uit moet scha-
kelen, is het voldoende om voor het opnieuw
starten van de motor het koppelings- of rem-
pedaal in te trappen en vervolgens op de
START/STOP-knop te drukken.
Als het starten moeizaam verloopt, blijf dit dan
niet langdurig proberen, maar wend u zich tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de motor draait, wordt de elektronische sleu-
tel in het startsysteem vergrendeld en kan de-
ze alleen uit het startsysteem worden verwijderd
als de motor wordt uitgeschakeld. Als de auto
rijdt en de elektronische sleutel is vergrendeld,
kan het startsysteem worden beschadigd als de
sleutel geforceerd wordt verwijderd.
Page 139 of 263

137
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENIn noodgevallen of om vei-
ligheidredenen kan de motor
bij een rijdende auto worden uitge-
schakeld door een aantal malen (drie
keer binnen 2 seconden) de
START/STOP-knop in te drukken en
vervolgens de knop enige seconden
ingedrukt te houden. In dat geval kunt
u geen gebruik meer maken van de
stuurbekrachtiging.
OPGELET
MOTOR OPWARMEN NA
HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet met ho-
ge toerentallen draaien en trap het gaspe-
daal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen maxi-
male prestaties. Wij raden u aan te wach-
ten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.WAARSCHUWINGZet de motor na een
zware rit niet onmiddellijk uit, maar laat de mo-
tor even stationair draaien. Hierdoor kan de
temperatuur in de motorruimte dalen.
WAARSCHUWINGAls de auto wordt uit-
geschakeld, worden de elektronische beveili-
gingssystemen uitgeschakeld en de buitenver-
lichting gedoofd.
WAARSCHUWINGAls de motor wordt uit-
geschakeld en de auto rijdt, kan om veilig-
heidsredenen, de elektronische sleutel niet uit
het startsysteem worden verwijderd. Schakel,
om de sleutel te verwijderen, het instrumen-
tenpaneel aan en uit door op de START/
STOP-knop te drukken bij losgelaten rem- of
koppelingspedaal en stilstaande auto.
MOTOR UITZETTEN
Druk bij stilstaande auto de START/STOP-
knop in. Als de motor is uitgeschakeld, kan de
elektronische sleutel uit het startsysteem worden
verwijderd.
Page 140 of 263

138
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGPlaats in opening
A-Afb. 1geen andere voorwerpen dan de
metalen baard B van de elektronische sleutel.
WAARSCHUWINGZet de auto stil voordat
de elektronische sleutel op deze manier wordt
verwijderd, omdat als de sleutel bij een draai-
ende motor wordt verwijderd, de motor en het
instrumentenpaneel uitgeschakeld en het stuurs-
lot niet ingeschakeld worden.
ELEKTRONISCHE SLEUTEL IN
NOODGEVALLEN
VERWIJDEREN
Als er een probleem is met het uitschakelen van
de auto of het ontgrendelmechanisme van de
elektronische sleutel, ga dan als volgt te werk:
❒druk de ontgrendelknop in om de meta-
len baard uit te laten klappen (zie de pa-
ragraaf „Elektronische sleutel” in het hoofd-
stuk „Dashboard en bediening”);
❒steek de metalen baard B-Afb. 1van de
elektronische sleutel in de opening A;
❒verwijder de elektronische sleutel uit het
startsysteem.
Het heeft geen enkel nut gas
te geven voordat u de motor
uitschakelt; dit is verspilling
van brandstof en is schadelijk, voor-
al voor motoren met turbocompres-
sor.
A0G0043mAfb. 1
Page 141 of 263

139
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0087mAfb. 2
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Verwijder
de elektronische sleutel altijd uit de
zitting op het dashboard als u de au-
to verlaat en neem de sleutel mee.
OPGELET
HANDREM
De handrem A-Afb. 2bevindt zich tussen
de voorstoelen. Om de handrem in te schake-
len, moet u de hendel Aomhoog trekken zo-
dat de auto blokkeert.
Als de elektronische sleutel in het startsysteem
is geplaatst, gaat op het instrumentenpaneel
het lampje
xbranden.
WAARSCHUWING De auto moet geblok-
keerd blijven als de hendel enkele tanden is
aangetrokken. Als dit niet het geval is, laat dan
het Alfa Romeo Servicenetwerk de handrem af-
stellen.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de handrem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1eals de weg
omhoog loopt, de achteruit als de weg om-
laag loopt) en zet de voorwielen iets uit-
gestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer
de wielen dan met stenen of wiggen. Laat de
sleutel nooit in het startsysteem zitten als de mo-
tor is uitgezet, om te voorkomen dat de accu ont-
laadt.Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel Aiets omhoog en druk op
de ontgrendelknop B;
❒druk op de knop Ben zet de hendel om-
laag. Het lampje
xop het instrumen-
tenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de auto te
voorkomen, moet bij het bedienen van de hand-
rem het rempedaal worden ingetrapt.
Page 142 of 263

140
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENWAARSCHUWING De achteruit kan alleen
bij een stilstaande auto worden ingeschakeld.
Wacht, als de motor draait, ten minste 3 se-
conden met geheel ingetrapt koppelingspe-
daal, voordat de achteruit wordt ingeschakeld;
hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen
beschadigen.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
De auto is voorzien van een handgeschakel-
de versnellingsbak met 6 versnellingen. De
stand van de afzonderlijke versnellingen is op
de knop van de versnellingshendel afgebeeld.
Trap bij het overschakelen altijd het koppe-
lingspedaal geheel in. Houd, om de 6
eversnel-
ling in te schakelen, de pook iets naar rechts ge-
drukt, om te voorkomen dat per ongeluk de 4
e
versnelling wordt ingeschakeld.
Plaats voor het inschakelen van de achteruit R
vanuit de stand vrij de ring A-Afb. 3onder
de knop omhoog en verplaats tegelijkertijd de
pook naar links en vervolgens naar voren. Laat
de ring los na het inschakelen van de achter-
uit. Om vanuit de achteruit een andere ver-
snelling in te schakelen, hoeft de ring van de
pook niet omhoog getrokken te worden.
A0G0151mAfb. 3
Om op de juiste wijze te
schakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.
Daarom mag er niets onder het pe-
daal liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en zo de
slag van de pedalen beperken.
OPGELET
Laat uw hand tijdens het rij-
den niet op de versnellings-
hendel rusten omdat door
de uitgeoefende druk, ook als deze
licht is, de interne onderdelen van de
versnellingsbak na verloop van tijd
kunnen slijten. Gebruik het koppe-
lingspedaal uitsluitend voor het
overschakelen. Laat tijdens het rij-
den de voet nooit – zelfs niet licht
– op het koppelingspedaal rusten.
Voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien, kan de regelelektronica
van het koppelingspedaal een fou-
tief gebruik door de bestuurder be-
schouwen als een storing.
Page 143 of 263

141
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagageruimte.
Het gewicht van de auto (vooral in stadsver-
keer) en de wieluitlijning hebben grote invloed
op het brandstofverbruik en de stabiliteit.
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u deze
niet meer gebruikt. Ze verminderen de aero-
dynamica van de auto, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt. Gebruik voor het ver-
voer van volumineuze voorwerpen bij voorkeur
een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als
u ze nodig hebt. De achterruitverwarming,
extra koplampen, de ruitenwissers en de aanja-
ger van het ventilatie-/verwarmingssysteem
vragen veel stroom, waardoor het brandstofver-
bruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).Klimaatregeling
De airconditioning gebruikt zeer veel energie:
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toe-
laat, bij voorkeur de functies van het ventila-
tiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodyna-
mische accessoires kan de aerodynamica ne-
gatief beïnvloeden, waardoor het brandstof-
verbruik zal toenemen.BRANDSTOF
BESPAREN
Hierna volgen enkele nuttige tips, waardoor het
brandstofverbruik zo laag mogelijk blijft en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen zoveel
mogelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de auto
door de controles en afstellingen die in het
„Onderhoudsschema” staan vermeld, te laten
uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een keer per
maand, de spanning van de banden: als de
spanning te laag is, wordt de weerstand gro-
ter en neemt het verbruik toe.
Page 144 of 263

142
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten
de hoogste versnelling. Het inschakelen van
een lage versnelling voor een snelle accelera-
tie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het on-
eigenlijke gebruik van een hoge versnelling
neemt het verbruik en de schadelijke uitlaat-
gasemissie toe. Bovendien slijt de motor hier-
door sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij
een hogere snelheid. Rijd daarom zoveel mo-
gelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen:
het is beter geleidelijk op te trekken en het toe-
rental waarbij het maximum koppel wordt gele-
verd, niet te overschrijden.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warm-
draaien met stationair toerental en ook niet met
een hoog toerental: onder deze omstandighe-
den warmt de motor veel langzamer op, terwijl
het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemis-
sie toenemen. Het is beter om rustig weg te rij-
den en geen hoge toerentallen te gebruiken:
op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor
een stoplicht of voordat u de motor afzet. De-
ze handeling heeft evenals het overschakelen
met tussengas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen.
GEBRUIKSOM-
STANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten be-
reikt de motor niet de optimale bedrijfstempe-
ratuur. Hierdoor neemt niet alleen het brand-
stofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stads-
verkeer), maar ook de uitstoot van uitlaatgas-
sen.
Verkeerssituatie en toestand
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden,
waarbij overwegend lage versnellingen worden
gebruikt, of in de stad waar zich veel ver-
keerslichten bevinden, zal het brandstofverbruik
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-
wegen en een slecht wegdek verhogen even-
eens het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-
overgangen), is het raadzaam de motor uit te
zetten.