Page 49 of 498

47
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Dimlicht Blz. 185
Dashboardverlichting
Blz. 190
Parkeerlicht rechts Blz. 186
Parkeerlicht links Blz. 186
5 Bedieningshendel aan de stuur-
kolom, links
Richtingaanwijzer Blz. 150
Grootlicht, lichtsignaal
Blz. 150
Automatic High Beam-sys-
teem Blz. 187
Boordcomputer Blz. 176
6 Paddle shift-schakelaar Blz. 157
7 Toetsen op het stuurwiel, links
Handbediende snelheids-
begrenzer Blz. 232
Cruise control aan/uit
Blz. 234
Cruise control hervatten
Blz. 232
Cruise control onderbreken
Blz. 232
Dynamic Radar Cruise Con-
trol aan/uit Blz. 238
Cruise control: een snelheid
instellen
Speed Limit Assist: instellen op de
voorgestelde snelheidslimiet
Blz. 246 Cruise control onderbreken/
hervatten Blz. 232
Dynamic Radar Cruise Con-
trol: de afstand vergroten/verkleinen
Blz. 232
Tuimelschakelaar cruise
controlBlz. 232
8 Instrumentenpaneel Blz. 161
9 Toetsen op het stuurwiel, rechts
Keuzelijsten Blz. 176
Volume, zie de handleiding
voor het navigatiesysteem.
Spraakcommandosysteem
Blz. 68
Telefoon, raadpleeg de
handleiding voor het navigatie-,
multimedia- en communicatiesys-
teem
Kartelwieltje voor keuzelijsten
Blz. 176
10 Paddle shift-schakelaar Blz. 157
11 Bedieningshendel aan de stuurko-
lom, rechts
Ruitenwisser Blz. 150
Regensensor Blz. 151
Ruitensproeiers Blz. 152
12 Stuurwiel verstellen Blz. 119
13 Claxon, volledige oppervlak
14 Motorkapontgrendeling
Blz. 321
15 Achterklepontgrendeling
Blz. 91
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 47 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 50 of 498
483-1. BEDIENING
1Regeldisplay Blz. 59
2 Alarmknipperlichten Blz. 351
3 Ventilatie Blz. 264
4 Dashboardkastje Blz. 272
5 Radio/multimedia, zie de handlei-
ding voor het navigatiesysteem
6 Automatische airconditioning
Blz. 260
7 Controller met toetsen Blz. 60,
Blz. 61
8 SPORT-modusschakelaar
Blz. 159
SPORT-rijmodus
Toyota Supra Safety Blz. 206
Stop & Start-systeem
Blz. 145 Parking Sensors Blz. 50
Achteruitrijcamera Blz. 252
RCTA-functie (Rear Cross Traffic
Alert) Blz. 256
Parking Assist-systeem Blz. 50
Vehicle Stability Control
(VSC) Blz. 229
9 Parkeerrem Blz. 148
10 Selectiehendel automatische trans-
missie Blz. 154
11 Drive Ready-modus in-/uit-
schakelen Blz. 144
Rondom de middenconsole
1
4
23
5
6
7
89
10
11
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 48 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 51 of 498
49
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
1
Controlelampje voorpassa-
giersairbag Blz. 204
2 Leeslampjes Blz. 191
3 Interieurverlichting Blz. 190
4 Noodoproep, SOS Blz. 352
Rondom de dakconsole
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 49 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 52 of 498

503-1. BEDIENING
Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de desbetreffende
wet- en regelgeving.
Afhankelijk van de uitrusting is de auto
uitgerust met de volgende camera's en
sensoren:
• Camera's achter de voorruit.
• Achteruitrijcamera.
• Radarsensor voor.
• Radarsensoren opzij, achter.
• Ultrasoonsensoren in de bumpers.
Houd de auto schoon en het gedeelte
van de camera's en sensoren onafge-
dekt.*: indien aanwezig
De camera's bevinden zich vlak bij de
binnenspiegel.
De camera bevindt zich in de hand-
greepstrip van de achterklep.
In de volgende situaties werkt de
camera mogelijk niet optimaal of wordt
mogelijk onjuiste informatie weergege-
ven, bijvoorbeeld:
• In dichte mist, onder natte omstan-digheden of bij sneeuw.
• Op steile heuvels/afdalingen of in
scherpe bochten.
Sensoren van de auto
Uitrusting
Overzicht
Camera's
Camera's achter de voorruit*
Achteruitrijcamera
Systeembeperkingen van de
camera's
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 50 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 53 of 498

51
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
• Als het zichtveld van de camera
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
stickers of andere zaken die aan de
voorruit zijn bevestigd.
• Als de lens vuil of beschadigd is.
• In het geval van fel tegenlicht of bij een sterke reflectie, bijvoorbeeld bij
een laagstaande zon.
• In het donker.
• Camera achter de voorruit: als de camera oververhit is geraakt als
gevolg van extreem hoge temperatu-
ren en tijdelijk is gedeactiveerd.
• Camera achter de voorruit: tijdens
het kalibreren van de camera direct
na aflevering van de auto.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt mogelijk een controlemel-
ding weergegeven.
*: indien aanwezig
De radarsensor bevindt zich in de voor-
bumper.
*: indien aanwezig
De radarsensoren bevinden zich in de
bumper.
In de volgende situaties werken de
radarsensoren mogelijk niet optimaal of
kunnen mogelijk helemaal niet worden
gebruikt, bijvoorbeeld:
• Als de sensoren vuil zijn, doordat er bijvoorbeeld ijs op zit.
• Als de sensoren worden belemmerd, bijvoorbeeld door stickers, folie of
een kentekenplaathouder.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd, bijvoorbeeld door parkeerschade.
• Als het gebied dat wordt bestreken door de radarstraal van de sensoren
wordt belemmerd, bijvoorbeeld door
uitstekende lading.
• Als het zichtveld van de sensoren wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
garagewanden, hagen of sneeuwho-
pen.
• Na onjuist uitgevoerde werkzaamhe- den aan het lakwerk van de auto in
de buurt van de sensoren.
• Op steile heuvels of afdalingen.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt mogelijk een controlemel-
ding weergegeven.
Radarsensoren
Radarsensor voor*
Radarsensoren opzij, achter*
Systeembeperkingen van de
radarsensoren
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 51 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 54 of 498

523-1. BEDIENING
*: indien aanwezig
De fysieke beperkingen van ultrasoon-
metingen worden mogelijk bereikt bij
het signaleren van objecten in situaties
zoals de volgende:
• Als de sensoren vuil zijn.
• Als de sensoren worden belemmerd, bijvoorbeeld door stickers.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd, bijvoorbeeld door parkeerschade.
• Na onjuist uitgevoerde werkzaamhe- den aan het lakwerk van de auto in
de buurt van de sensoren.
• Kleine kinderen en dieren.
• Personen die bepaalde soorten kle- ding dragen, zoals een dikke jas.
• Een externe verstoring van het ultra- sone signaal door bijvoorbeeld pas-
serende voertuigen, lawaaiige
machines of andere ultrasone bron-
nen.
• Bepaalde weersomstandigheden, zoals een hoge luchtvochtigheid,
regen, sneeuw, kou, extreme hitte of
een sterke wind.
• Dissels van aanhangers en trekha- ken van andere voertuigen.
• Dunne of wigvormige objecten. • Bewegende objecten.
• Zich op een hogere plaats bevin-
dende uitstekende voorwerpen,
zoals muren met een overstek.
• Objecten met hoeken, randen en
gladde vlakken.
• Objecten met smalle vlakken of structuren, zoals hekken.
• Objecten met poreuze vlakken.
• Kleine en lage objecten, zoals dozen.
• Zachte of met schuim omhulde obstakels.
• Planten en struiken.
• In autowasplaatsen en -wasstraten.
• Op een ongelijkmatig wegdek, bij- voorbeeld op een verkeersdrempel.
• Bij aanwezigheid van dichte uitlaat- gassen.
• De ultrasoonsensoren houden geen
rekening met uit de auto stekende
lading.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt mogelijk een controlemel-
ding weergegeven.
Ultrasoonsensoren
Ultrasoonsensoren in de voor-/
achterbumper*
Deze ultrasoonsensoren van
Parking Sensors zijn bijvoor-
beeld in de bumpers aange-
bracht.
Systeembeperkingen van de
ultrasoonsensoren
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 52 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 55 of 498

53
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de desbetreffende
wet- en regelgeving.
Afhankelijk van de situatie heeft de
auto een van de volgende drie modi:
• Inactieve modus.
• Standby-modus.
• Drive Ready-modus.
In de inactieve modus is de auto volle-
dig uitgeschakeld.
De auto is in de inactieve modus voor-
dat u hem van buitenaf ontgrendelt en
nadat u bent uitgestapt en de auto hebt
vergrendeld.
Werkingsstatus van de
auto
Uitrusting
Algemeen
Inactieve modus
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Een auto die niet tegen wegrollen is bevei-
ligd kan in beweging komen en wegrollen.
Er bestaat een kans op ongevallen. Bevei-
lig de auto tegen wegrollen voordat u de
auto verlaat.
Volg onderstaande aanwijzingen op om de
auto tegen wegrollen te beveiligen:
• Activeer de parkeerrem.
• Stuur bij het parkeren op een helling de
voorwielen van de trottoirband af (hel-
ling omhoog) of naar de trottoirband toe
(helling omlaag).
• Gebruik bij het parkeren op een steile helling bijvoorbeeld een wielblok als
extra beveiliging tegen wegrollen.
WAARSCHUWING
Alleen in de auto achtergelaten kinderen
of huisdieren kunnen de auto in beweging
brengen en daardoor zichzelf en andere
weggebruikers in gevaar brengen, bijvoor-
beeld door de volgende acties:
• Indrukken van de startknop.
• Deactiveer de parkeerrem.
• Openen en sluiten van de portieren of ruiten.
• In stand N zetten van de selectiehendel.
• Bedienen van functies van de auto.
Dat kan leiden tot een ongeval en letsel.
Laat nooit kinderen of huisdieren alleen in
de auto achter. Neem bij het verlaten van
de auto de afstandsbediening mee en ver-
grendel de auto.
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 53 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 56 of 498

543-1. BEDIENING
De auto gaat automatisch over op de
inactieve modus, zoals onder de vol-
gende omstandigheden:
• Na enkele minuten, als er in die tijd geen functies van de auto worden
bediend.
• Bij een lage ladingstoestand van de accu.
• Afhankelijk van de Toyota Supra Command-instelling: als bij het uit-
stappen een of beide voorportieren
worden geopend.
In sommige gevallen wordt de inactieve
modus niet automatisch ingeschakeld,
bijvoorbeeld tijdens een telefoonge-
sprek of als de dimlichten zijn inge-
schakeld.
Na een rit kan de inactieve modus wor-
den ingeschakeld door de voorportie-
ren te openen. Hiervoor moeten de
bestuurder en de voorpassagier de
auto verlaten.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle setting” (voertuiginstelling)
3 “Doors/Key” (portieren/sleutel)
4 “Switch off after door opening” (uit-
schakelen na openen portier) Om na het rijden over te schakelen op
de inactieve modus:
Wanneer de standby-modus is geacti-
veerd, kunnen de meeste functies wor-
den bediend als de auto stilstaat, zodat
u alle gewenste instellingen kunt uit-
voeren.
De auto gaat over op de standby-
modus nadat een van de voorportieren
van buitenaf wordt geopend.
Automatische inactieve modus
Activeren van de inactieve
modus bij het openen van de
voorportieren
Handmatige inactieve modus
Houd de toets ingedrukt
tot de aanduiding OFF
op het instrumentenpa-
neel verdwijnt.
Standby-modus
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page
54 Friday, September 24, 2021 10:31 AM