Page 217 of 498

215
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Onderneem onmiddellijk actie door te
remmen of uit te wijken.
De waarschuwing spoort de bestuurder
aan om actief in te grijpen. Wanneer de
remmen tijdens een waarschuwing
worden bediend, wordt de maximale
remkracht toegepast. Remkrachthulp
vereist dat het rempedaal vooraf vol-
doende snel en stevig wordt ingetrapt.
Bovendien kan het systeem helpen
door middel van reminterventie wan-
neer het risico op een aanrijding
bestaat.
Bij lage snelheden kan de auto tot stil-
stand worden afgeremd.
Een reminterventie kan worden onder-
broken door het gaspedaal in te trap-
pen of door het stuurwiel actief te
bewegen.
De signalering van objecten is mogelijk
beperkt. Houd rekening met de grenzen
van het detectiebereik en de functio-
nele beperkingen. Het systeem reageert op voetgangers
en fietsers wanneer uw eigen snelheid
lager is dan ongeveer 85 km/h.
Het detectievermogen van het systeem
is beperkt.
Hierdoor geeft het systeem mogelijk
geen waarschuwingen of worden de
waarschuwingen pas laat gegeven.
Het is mogelijk dat de onderstaande
zaken niet worden gesignaleerd, bij-
voorbeeld:
Gedeeltelijk verborgen voetgangers.
Voetgangers die niet als zodanig
worden gesignaleerd, als gevolg van
de kijkhoek of contouren.
Voetgangers buiten het detectiebe-
reik.
Voetgangers die kleiner zijn dan
ongeveer 80 cm.
Er wordt een rood symbool weer-
gegeven en er klinkt een waar-
schuwingssignaal.
Eventueel gaat, afhankelijk van
de uitrusting, een rode gevaren-
driehoek branden op het instru-
mentenpaneel.
Reminterventie
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Detectiegebied
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 215 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 218 of 498

2163-1. BEDIENING
Het systeem werkt in sommige situaties
mogelijk niet optimaal, bijvoorbeeld:
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten.
Wanneer het Vehicle Stability Con-
trol-systeem is uitgeschakeld, bij-
voorbeeld VSC OFF.
Als het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vóór de binnenspiegel
vuil of afgedekt is.
Als de camera oververhit is geraakt
als gevolg van extreem hoge tempe-
raturen en tijdelijk is gedeactiveerd.
Afhankelijk van de uitvoering: als de
radarsensoren vuil of afgedekt zijn.
Afhankelijk van de uitrusting van de
auto: na onjuist uitgevoerde werk-
zaamheden aan het lakwerk van de
auto.
Maximaal 10 s na het starten van de
motor met behulp van de startknop.
Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Bij langdurige verblinding door
tegenlicht, bijvoorbeeld wanneer de
zon laag aan de hemel staat.
In het donker.
Het bevestigen van objecten (bijvoor-
beeld stickers of folie) in het gebied van
de radarstraal zal ook de werking van
de radarsensoren schaden en kan zelfs
tot gevolg hebben dat deze falen.*: indien aanwezig
De Lane Departure Warning geeft een
waarschuwing wanneer de auto de weg
of rijstrook verlaat.
Dit systeem met camera's waarschuwt
zodra een minimumsnelheid is bereikt.
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota Supra Safety-syste-
men.
Waarschuwingen worden afgegeven
door middel van een stuurwieltrillings-
functie. De sterkte van de stuurwieltril-
lingsfunctie kan worden aangepast.
Het systeem geeft geen waarschuwing
als de bestuurder de desbetreffende
richting aangeeft voordat hij de rijstrook
verlaat.
Afhankelijk van de uitrusting: Als een
rijstrookmarkering wordt overschreden
in het snelheidsbereik tot 250 km/h,
grijpt het systeem mogelijk niet alleen
in door middel van trillingen, maar ook
met een korte actieve stuurinterventie.
Daarmee helpt het systeem om de auto
op de rijstrook te houden.
Functionele beperkingen
Lane Departure Warning*
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page
216 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 219 of 498

217
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
De rijstrookmarkering moet door de
camera worden gesignaleerd om
ervoor te zorgen dat de Lane Departure
Warning werkt.
Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Camera's achter de voorruit.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie Blz. 50.
Afhankelijk van de nationale marktver-
sie wordt het systeem aan het begin
van elke rit automa
tisch ingeschakeld.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de rich-
ting van de weg en de verkeerssituatie te
beoordelen. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de verkeerssitu-
atie in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist. Beweeg in geval van een waar-
schuwing het stuurwiel niet onnodig
abrupt.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Voorwaarden voor werking
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Sensor
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 217 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 220 of 498

2183-1. BEDIENING
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk van
de uitrusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opge-
slagen. Zodra een instelling wordt
gewijzigd in het menu, worden alle
instellingen in het menu ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het onder-
staande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties.
“Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkomstig de afzonder-
lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Alle Toyota Supr a Safety-systemen
worden uitgeschakeld. Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Lane departure warning”
5 Selecteer de gewenste instelling:
“Early” (vroeg): het systeem geeft
een vroegtijdige waarschuwing wan-
neer een gevaarlijke situatie wordt
gesignaleerd.
“Medium” (gemiddeld): het systeem
voldoet aan gestandaardiseerde vei-
ligheidseisen.
“Reduced” (beperkt): afhankelijk van
de situatie worden sommige waar-
schuwingen onderdrukt, bijvoorbeeld
bij het opzettelijk kruisen van rij-
strooklijnen in bochten.
“Off” (uit): er worden geen waarschu-
wingen gegeven.
Druk herhaaldelijk op de toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-sys- temen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje: sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra Safety-sys- temen zijn uitgeschakeld.
Instellen van de waarschuwingstijd
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 218 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 221 of 498

219
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Steering wheel vibration” (stuur-
wieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instelling.
Stuurinterventie kan afzonderlijk wor-
den in- en uitgeschakeld voor de Blind
Spot Monitor en Lane Departure Warn-
ing.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Steering intervention” (stuurinter-
ventie)
Afhankelijk van de nationale marktversie
wordt de stuurinterventie automatisch geac-
tiveerd bij het wegrijden.
Als de auto de rijstrook verlaat en de rij-
strookmarkering wordt gesignaleerd,
trilt het stuurwiel in overeenstemming
met de instelling van de stuurwieltril-
lingsfunctie.
Als de richtingaanwijzer vóór het wisse-
len van rijstrook in de desbetreffende
richting is ingeschakeld, wordt er geen
waarschuwing gegeven.
Afhankelijk van de uitrusting: Als een
rijstrookmarkering wordt overschreden
in het snelheidsbereik tot 210 km/h,
grijpt het systeem mogelijk niet alleen
in door middel van trillingen, maar ook
met een korte actieve stuurinterventie.
De stuurinterventie helpt de auto op de
rijstrook te houden. Stuurinterventie
kan aan het stuur worden gevoeld en
kan te allen tijde handmatig worden
opgeheven. Bij actieve stuurinterventie
knippert het display in het instrumen-
tenpaneel.
Afhankelijk van de uitrusting: Als het
systeem binnen 3 minuten meerdere
malen een actieve stuurinterventie uit-
voert zonder dat de bestuurder het
stuurwiel aanraakt, klinkt er een waar-
schuwingssignaal. Bij de tweede
stuurinterventie klinkt een kort waar-
schuwingssignaal. Een langer waar-
schuwingssignaal klinkt vanaf de derde
stuurinterventie.
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
Stuurinterventie in-/uitschakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel
Het symbool brandt groen: er is
aan ten minste één kant van de
auto een rijstrookmarkering
gesignaleerd en er kunnen waar-
schuwingen worden gegeven.
Waarschuwingsfunctie
Bij het verlaten van de rijstrook
Stuurinterventie
Waarschuwingssignaal
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 219 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 222 of 498

2203-1. BEDIENING
Er wordt ook een voertuigmelding
weergegeven.
Het waarschuwingssignaal en de voer-
tuigmelding laten de bestuurder weten
dat hij beter op de rijstrook moet letten.
De waarschuwing wordt onder andere
in de volgende situaties onderbroken:
Automatisch na een paar seconden.
Bij terugkeer naar de juiste rijstrook.
Als de auto sterk afremt.
Bij het richting aangeven.
Bij een ingreep van de Vehicle Stabi-
lity Control (VSC).
Voor meer informatie:
• Sensoren van de auto, zie Blz. 50.
Het systeem werkt in de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
Wanneer er ontbrekende, versleten,
slecht zichtbare, samenkomende/
scheidende of onduidelijke rijstrook-
markeringen zijn, bijvoorbeeld in
gebieden waar wegwerkzaamheden
plaatsvinden.
Als rijstrookmarkeringen bedekt zijn
met sneeuw, ijs, vuil of water.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de rijstrookmarkeringen niet wit
zijn.
Als rijstrookmarkeringen door objec-
ten worden overschaduwd.
Als de auto te dicht achter een voor-
ligger rijdt.
Maximaal 10 s na het starten van de
motor met behulp van de startknop.
Er wordt mogelijk een voertuigmelding
weergegeven bij beperkte functionali-
teit.
*: indien aanwezig
De Blind Spot Monitor signaleert voer-
tuigen in de dode hoek of voertuigen
die van achteren naderen in de aan-
grenzende rijstrook. In deze situaties
worden waarschuwingen van verschil-
lende niveaus gegeven.
Annulering van de waarschuwing
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Systeembeperkingen van de
sensoren
Functionele beperkingen
Blind Spot Monitor*
Principe
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 220 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 223 of 498

221
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Vanaf een minimumsnelheid bewaken
twee radarsensoren in de achterbum-
per het gebied achter en naast de auto.
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota Supra Safety-syste-
men.
Het systeem geeft aan wanneer voer-
tuigen zich in de dode hoek bevinden,
pijl
1, of van achteren in de aangren-
zende rijstrook naderen, pijl 2.
Het lampje in de buitenspiegel gaat
gedimd branden.
Voordat van rijstrook wordt gewisseld
met ingeschakelde richtingaanwijzer,
geeft het systeem in de bovenstaande
situaties een waarschuwing.
Het lampje in de buitenspiegel knippert
en het stuurwiel trilt. Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Radarsensoren opzij, achter.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie Blz. 50.
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de verkeerssitu-
atie in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Sensoren
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 221 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 224 of 498

2223-1. BEDIENING
De Blind Spot Monitor wordt aan het
begin van een rit automatisch weer
ingeschakeld als de functie was inge-
schakeld toen de motor de laatste keer
werd uitgezet.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk van
de uitrusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opge-
slagen. Zodra een instelling wordt
gewijzigd in het menu, worden alle
instellingen in het menu ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het onder-
staande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties. “Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkom
stig de afzonder-
lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Blind spot monitor”
5 Selecteer de gewenste instelling.
“Off” (uit): er wordt voor deze instelling geen
waarschuwing gegeven.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-sys-
temen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje: sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra Safety-sys-
temen zijn uitgeschakeld.
Instellen van de waarschuwingstijd
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 222 Friday, September 24, 2021 10:31 AM