Page 145 of 498

143
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
De bevestigingshaken die bij de boven-
ste bevestigingsband van het baby- of
kinderzitje (AS 1754) horen, kunnen
direct op de betreffende bevestiging
worden aangebracht.
Houd u strikt aan de plaatsingsinstruc-
ties die bij het baby- of kinderzitje zijn
geleverd.
Iedere zitplaats is voorzien van een
hoofdsteun.
1Plaatsingsrichting
2 Hoofdsteun
3 Haak voor de bovenste bevesti-
gingsgordel
4 Bevestigingspunt/-oog
5 Vloer van de auto
6 Stoel
7 Bovenste bevestigingsgordel
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
De bevestigingspunten
van baby- of kin-
derzitjes zijn zo ontworpen dat ze bestand
zijn tegen uitsluitend die belastingen die
zijn vastgelegd voor correct geplaatste
baby- en kinderzitjes. Ze mogen in geen
geval worden gebruikt voor veiligheidsgor-
dels voor volwassenen of bedradingen of
voor het bevestigen van andere items of
uitrusting aan de auto. Vouw na het
gebruik en verwijderen van een baby- of
kinderzitje de bevestigingssteunen indien
nodig weg.
WAARSCHUWING
Als de rugleuning achter niet is vergren-
deld, heeft het baby- of kinderzitje een
beperkt of helemaal geen beschermend
effect. De rugleuning achter kan in
bepaalde situaties naar voren klappen, bij-
voorbeeld bij het remmen of een ongeval.
Er bestaat een risico op (dodelijk) letsel.
Zorg ervoor dat de rugsteunen achter zijn
vergrendeld.
WAARSCHUWING
Als de bovenste beves tigingsgordel van
het baby- of kinderzitje niet op de juiste
manier wordt gebruikt, biedt het zitje
beperkte bescherming. Er bestaat een
risico op letsel. Zorg ervoor dat de boven-
ste bevestigingsgordel niet gedraaid is en
niet langs scherpe randen naar de boven-
ste bevestiging wordt geleid.
Bevestigingspunten
SymboolBetekenis
Het desbetreffende sym-
bool toont het bevestigings-
punt voor de bovenste
bevestigingsgordel.
Geleiden van de
bevestigingsgordel
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 143 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 146 of 498

1443-1. BEDIENING
1Open het kapje van het bevesti-
gingspunt.
2 Leid de bovenste bevestigingsgor-
del over de hoofdsteun naar het
bevestigingspunt.
3 Bevestig de haak van de bevesti-
gingsgordel aan het bevestigings-
punt.
4 Trek de bevestigingsgordel strak.
Zorg er bij het terugklappen en vergrendelen
van de rugleuning achter voor dat de beves-
tigingsband niet klem komt te zitten.
5 Klap de rugleuning achter terug en
vergrendel hem. Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de
desbetreffende
wet- en regelgeving.
De Drive Ready-modus wordt inge-
schakeld door op de startknop te druk-
ken terwijl het rempedaal is ingetrapt.
Door nogmaals op de startknop te druk-
ken wordt de Drive Ready-modus uitge-
schakeld en de standby-modus, zie 53,
ingeschakeld.
1 Schakel de Drive Ready-modus in.
2 Schakel de rijstand in.
3 Deactiveer de parkeerrem.
4 Rijd weg.
Bevestigen van de bovenste
bevestigingsgordel aan het
bevestigingspunt
Rijden
Uitrusting
Startknop
Principe
De Drive Ready-modus, zie
Blz. 53, wordt in- en uitge-
schakeld door op de start-
knop te drukken.
Wegrijden
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page
144 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 147 of 498

145
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Het Stop & Start-systeem helpt u
brandstof te besparen. Het systeem
schakelt de motor uit als de auto stil-
staat, bijvoorbeeld in een file of bij ver-
keerslichten. De Drive Ready-modus
blijft ingeschakeld. De motor wordt
automatisch gestart om weg te kunnen
rijden.
Elke keer wanneer de motor wordt
gestart met de startknop, schakelt het
Stop & Start-systeem over op de
standby-modus. De functie wordt geac-
tiveerd vanaf een snelheid van onge-
veer 5 km/h.
Afhankelijk van de geselecteerde rijmo-
dus, zie Blz. 159, wordt het systeem
automatisch in- of uitgeschakeld.
De motor wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitge-
schakeld als de
auto stilstaat:
Selectiehendel in stand D.
Rempedaal blijft ingetrapt terwijl de
auto stilstaat.
Bestuurdersgordel vastgemaakt of
bestuurdersportier gesloten. Als de motor niet automatisch is uitge-
schakeld toen de auto tot stilstand
kwam, kan hij handmatig worden uitge-
schakeld:
Trap het rempedaal vanuit de hui-
dige stand snel in.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als aan alle voorwaarden voor werking
is voldaan, wordt de motor uitgescha-
keld.
De luchtstroom van de airconditioning
wordt beperkt als de motor niet draait.
■Algemeen
In de volgende situaties wordt de motor
niet automatisch uitgeschakeld:
Op sterk dalende wegen.
Rempedaal niet stevig genoeg inge-
trapt.
Hoge buitentemperatuur en werking
van de automatische airconditioning.
Stop & Start-systeem
Principe
Algemeen
Uitzetten van de motor
Voorwaarden voor werking
Handmatig uitschakelen motor
Airconditioning als de auto gepar-
keerd is
Weergave op het instrumentenpaneel
Het display in het instrumen-
tenpaneel geeft aan dat het
Stop & Start-systeem er klaar
voor is om de motor automa-
tisch te starten.
Het display geeft aan dat niet
is voldaan aan de voorwaar-
den voor het automatisch uit-
schakelen van de motor.
Functionele beperkingen
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 145 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 148 of 498

1463-1. BEDIENING
Interieur niet verwarmd of gekoeld
tot de gewenste temperatuur.
Als er een kans is op condensvor-
ming wanneer de automatische air-
conditioning wordt ingeschakeld.
Motor of andere onderdelen niet op
bedrijfstemperatuur.
Koelen van de motor is noodzakelijk.
Scherpe stuurhoek of ver draaien
van het stuurwiel.
Accu is ver ontladen.
Op grote hoogtes.
Motorkap is ontgrendeld.
Parking Assist-systeem is ingescha-
keld.
Filerijden.
Selectiehendel in stand N of R.
Na achteruitrijden.
Gebruik van brandstof met veel
ethanol.
Onder de volgende omstandigheden
wordt de motor automatisch gestart om
weg te kunnen rijden:
Het rempedaal wordt losgelaten.
Accelereer na het starten van de motor
op de normale manier. Als de motor automatisch is uitgescha-
keld, zal hij niet automatisch worden
gestart als aan een van de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
Bestuurdersgordel los en bestuur-
dersportier open.
Motorkap is ontgrendeld.
Diverse controlelampjes branden,
waarbij de tijdsduur varieert.
De motor kan alleen worden gestart
met de startknop.
Zelfs als u niet wilt wegrijden, wordt de
motor automatisch gestart in de vol-
gende situaties:
Zeer hoge temperatuur in het interi-
eur wanneer de koelfunctie wordt
ingeschakeld.
Zeer lage temperatuur in het interi-
eur wanneer de verwarming wordt
ingeschakeld.
Als er een kans is op condensvor-
ming wanneer de automatische air-
conditioning wordt ingeschakeld.
Als aan het stuurwiel wordt
gedraaid.
Schakelen van stand D naar N of R.
Schakelen van stand P naar N, D of
R.
Accu is ver ontladen.
Start van het meten van het oliepeil.
Starten van de motor
Voorwaarden voor werking
WegrijdenVeiligheidsfunctie
Beperkingen van het systeem
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 146 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 149 of 498

147
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Afhankelijk van de uitvoering en het
land heeft de auto verschillende senso-
ren om de verkeerssituatie te registre-
ren. Hierdoor kan het intelligente auto-
matische Stop & Start-systeem zich
aanpassen aan verschillende verkeers-
situaties en er indien nodig op anticipe-
ren.
Bijvoorbeeld in de volgende situaties:
Als er een situatie wordt gesigna-
leerd waarbij de duur van de stop
waarschijnlijk erg kort is, wordt de
motor niet automatisch uitgescha-
keld. Afhankelijk va n de situatie
wordt er een melding weergegeven
op het regeldisplay.
Als er een situatie wordt gesigna-
leerd waarbij de auto onmiddellijk
moet wegrijden, wordt de uitgescha-
kelde motor automatisch gestart.
De functie wordt mogelijk beperkt als
bijvoorbeeld de navigatiegegevens
ongeldig, verouderd of niet beschikbaar
zijn.
De motor wordt niet automatisch uitge-
schakeld.
De motor wordt gestart terwijl de motor
automatisch is uitgeschakeld. Druk op de toets.
Het Stop & Start-syst eem wordt ook uit-
geschakeld als de selectiehendel in
stand M staat.
Het Stop & Start-syst eem wordt ook uit-
geschakeld in de SPORT-rijmodus van
de SPORT-modusschakelaar.
■Algemeen
Als de motor automatisch wordt
gestopt, kan de auto veilig worden
geparkeerd, bijvoorbeeld om hem te
verlaten.
1 Druk op de startknop.
De Drive Ready-modus wordt uitge-
schakeld.
De standby-modus wordt ingescha-
keld.
Selectiehendel wordt automatisch in
stand P gezet.
2 Activeer de parkeerrem.
Extra functie
Stop & Start-systeem
Handmatig in-/
uitschakelen
van het systeem
Principe
Met de toets
Via de stand van de selectiehendel
Toets sportmodus
Parkeren van de auto bij automatisch
uitschakelen van de motor
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 147 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 150 of 498

1483-1. BEDIENING
In bepaalde situaties wordt het Stop &
Start-systeem om veiligheidsredenen
automatisch uitgeschakeld, bijvoor-
beeld als wordt gesignaleerd dat de
bestuurder afwezig is.
Het Stop & Start-systeem schakelt de
motor niet langer automatisch uit. Er
wordt een voertuigmelding weergege-
ven. U kunt blijven rijden. Laat het sys-
teem nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De parkeerrem wordt gebruikt om te
voorkomen dat de auto wegrolt als hij
geparkeerd is. Automatisch uitschakelen
Algemeen
Storing
Parkeerrem
Principe
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Een auto die niet tegen wegrollen is bevei-
ligd kan in beweging komen en wegrollen.
Er bestaat een risico op een ongeval.
Beveilig de auto tegen wegrollen voordat u
de auto verlaat.
Volg onderstaande aanwijzingen op om de
auto tegen wegrollen te beveiligen:
●Activeer de parkeerrem.
●Stuur bij het parkeren op een helling de
voorwielen van de trottoirband af (hel-
ling omhoog) of naar de trottoirband toe
(helling omlaag).
●Gebruik bij het parkeren op een steile
helling bijvoorbeeld een wielblok als
extra beveiliging tegen wegrollen.
WAARSCHUWING
Alleen in de auto achtergelaten kinderen
of huisdieren kunnen de auto in beweging
brengen en daardoor zichzelf en andere
weggebruikers in gevaar brengen, bijvoor-
beeld door de volgende acties:
●Indrukken van de startknop.
●Deactiveer de parkeerrem.
●Openen en sluiten van de portieren of
ruiten.
●In stand N zetten van de selectiehendel.
●Bedienen van functies van de auto.
Dat kan leiden tot een ongeval en letsel.
Laat nooit kinderen of huisdieren alleen in
de auto achter. Neem bij het verlaten van
de auto de afstandsbediening mee en ver-
grendel de auto.
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 148 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 151 of 498

149
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
■Algemeen
Tijdens het rijden fungeert de parkeer-
rem als noodrem.
Houd de schakelaar omhoog getrok-
ken. De auto remt sterk af zolang de
schakelaar omhoog getrokken blijft.
Er wordt een voertuigmelding weerge-
geven.
Als de auto wordt afgeremd tot onge-
veer 3 km/h, wordt de parkeerrem
geactiveerd. 1
Schakel de Drive Ready-modus in.
2 Druk op de schakelaar terwijl u
het rempedaal ingetrapt houdt of de
selectiehendel in stand P staat.
De led en het controlelampje gaan uit.
De parkeerrem wordt gedeactiveerd.
De parkeerrem wo rdt automatisch
gedeactiveerd bij het wegrijden.
De led en het controlelampje gaan uit.
Als de parkeerrem niet werkt of er een
storing in zit:
Beveilig na het uitstappen de auto
tegen wegrollen, bijvoorbeeld met een
wielblok.
Herstellen van de werking van de par-
keerrem na een stroomstoring:
1 Schakel de standby-modus in.
2 Trek aan de schakelaar terwijl
u het rempedaal ingetrapt houdt of
de selectiehendel in stand P staat
en druk er vervolgens op.
De procedure kan een aantal seconden
duren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Overzicht
Parkeerrem
Activeren
Als de auto stilstaat
Trek de schakelaar omhoog.
De led gaat branden.
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel brandt
rood. De parkeerrem is geacti-
veerd.
Als de auto rijdt
Het controlelampje in het
instrumentenpaneel brandt
rood, er klinkt een signaal en
de remlichten gaan branden.
Deactiveren
Handmatig deactiveren
Automatisch deactiveren
Storing
Na een stroomstoring
Het controlelampje dooft
zodra de parkeerrem weer
werkt.
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 149 Friday, September 24, 2021 10:31 AM
Page 152 of 498

1503-1. BEDIENING
Klap de buitenspiegels niet in tijdens
het rijden of tijdens het bedienen van
de richtingaanwijzers of alarmknipper-
lichten, om ervoor te zorgen dat de rich-
tingaanwijzers in de buitenspiegels
goed zichtbaar zijn.
Druk de hendel voorbij het weerstands-
punt.
Beweeg de hendel iets omhoog of
omlaag.
De duur van het driemaal knipperen
kan worden ingesteld.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Exterior lighting” (verlichting buiten-
zijde)
4 “One-touch turn signal” (one-touch
bediening richtingaanwijzer)
5 Selecteer de gewenste instelling. Druk de hendel tot aan het weerstands-
punt en houd hem daar zolang u een
richtingverandering wilt aangeven.
Duw de hendel naar voren of trek hem
naar achteren.
1
Inschakelen grootlicht, pijl 1.
Het grootlicht gaat branden als het dimlicht
wordt ingeschakeld.
2Uitschakelen grootlicht/lichtsignaal
koplampen, pijl 2.
Gebruik de ruitenwissers niet op een
droge voorruit, anders zullen de ruiten-
wisserbladen sneller slijten of bescha-
digd raken.
De ruitenwissers kunnen worden
bediend in de standby-modus.
Richtingaanwijzer
Richtingaanwijzer in
buitenspiegel
Een richtingverandering
aangeven
Driemaal knipperen
Een richtingverandering kort
aangeven
Grootlicht, lichtsignaal
Ruitenwissersysteem
Algemeen
Supra_OM_General_OM9A066E_1_2111.book Page 150 Friday, September 24, 2021 10:31 AM