Page 217 of 710

Kenmerken van uw auto
118
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt in de volgende
gevallen mogelijk niet goed:
1. Er zit ijs op de sensor. (De sensor werkt weer normaal zodra het ijs is gesmolten.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, op de sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
4. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.
De werking van de parkeerhulp kan
in de volgende omstandighedenworden verstoord:
1. Bij het rijden op oneffen wegen, zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotorfietsen,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de sensoren
beïnvloeden.
3. Bij zware regenval of opspattend water.
4. Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
5. Als de sensor is bedekt met sneeuw.
Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:
1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
2. Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
De volgende objecten worden
mogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle objecten als touwen, kettingen of paaltjes.
2. Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
Page 218 of 710

4119
Kenmerken van uw auto
✽✽AANWIJZING
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het
object achter de auto beweegt of een
grillige vorm heeft.
2. De correcte werking van de parkeerhulp raakt mogelijk
verstoord als de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van de
sensoren ook beïnvloeden.
3. Objecten die zich binnen 30 cm van
de sensor bevinden worden mogelijk
niet of niet goed geregistreerd. Wees
alert.
4. Wanneer de sensor bevroren is of is
bedekt met sneeuw of water werkt
deze mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaakt met
een zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor. Anders
kan het oppervlak van de sensor
beschadigd raken. De sensor kan
beschadigd raken. ✽✽
AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle
objecten, of objecten die zich tussen de
verschillende sensoren bevinden,
mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd. Houd tijdens het rijden
de omgeving van de auto goed in de
gaten. Informeer bestuurders die
onbekend zijn met de auto over de
mogelijkheden en beperkingen van het
systeem.Zelfdiagnose
Wanneer u stand R (achteruit) inschakelt
en als minstens een van de
onderstaande zaken optreedt, dan kan er
een storing zijn in het parkeerhulp
-systeem achter.
U hoort geen waarschuwingsgeluid of als de zoemer met tussenpozen klinkt.
Als dit gebeurt adviseren we u het systeem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs objecten of personen, in het
bijzonder kinderen, rijdt. Houd er
rekening mee dat sommige
objecten mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd,
door de afstand tot, afmetingen van
of materiaal van de objecten, welke
allen hun invloed hebben op de
effectiviteit van de sensoren.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
(knippert)
wordt weergegeven.
(indien van toepassing)
Page 219 of 710

Kenmerken van uw auto
120
4
Het Smart Parking Assist-Systeem helpt
bestuurders hun auto te parkeren door
middel van sensoren die de afmetingen
van de parkeerplaats bepalen, bediening
van het stuurwiel om de auto
halfautomatisch te parkeren en het
geven van instructies via het LCD-
display.
✽✽
AANWIJZING
De auto stopt niet voor voetgangers of objecten die hij tegenkomt, de
bestuurder moet dus zelf goed
opletten bij het manoeuvreren.
Gebruik het systeem alleen op parkeerterreinen en -plaatsen.
Het systeem werkt niet als er geen auto geparkeerd staat vóór de plaats
waar u wilt parkeren of bij diagonale
parkeerplaatsen.
Nadat u de auto hebt geparkeerd met het systeem, staat de auto mogelijk
niet precies op de gewenste plaats. De
auto staat bijvoorbeeld te dicht op een
muur of er juist te ver vanaf.
Schakel het systeem uit en parkeer uw
auto handmatig wanneer de
omstandigheden dit vereisen.
De waarschuwingssignalen voor de voor- en achterzijde van de
parkeerhulp treden in werking
wanneer het Smart Parking Assist-
systeem wordt ingeschakeld.
Wanneer het zoeken van een
parkeerplaats is voltooid, wordt het
Smart Parking Assist-systeem
uitgeschakeld wanneer de
parkeerhulp wordt uitgeschakeld
door de toets in de UIT-positie te
zetten.
SMART PARKING ASSIST-SYSTEEM (SPAS) (INDIEN VAN TOEPASSING)
OLM041270
WAARSCHUWING
Het Smart Parking Assist- systeem biedt slechts
aanvullende informatie. De
bestuurder dient altijd zelf het
gebied voor en achter de auto te
controleren op objecten. De
werking van het Smart Parking
Assist-systeem kan worden
beïnvloed door allerlei factoren
en kan niet blindelings worden
vertrouwd. De bestuurder blijft
altijd verantwoordelijk.
Het systeem werkt mogelijk niet goed als de wielen uitgelijnd
moeten worden. We adviseren u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Als u een andere banden- of velgmaat gebruikt dan de door de
HYUNDAI-dealer aanbevolen
maat, werkt het systeem mogelijk
niet goed. Gebruik altijd dezelfdebanden- en velgmaat.
Page 220 of 710

4121
Kenmerken van uw auto
Werking Het systeem helpt de auto tussen of
achter geparkeerde auto's te parkeren.
Gebruik het systeem wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
Wanneer de parkeerplaats recht is
Bij fileparkeren
Wanneer een auto geparkeerd staat
Wanneer er voldoende ruimte is om deauto te manoeuvreren Gevallen waarbij het systeem niet werkt
Gebruik het Smart Parking Assist- systeem nooit onder de onderstaandeomstandigheden.
Wanneer de parkeerplaats niet recht is
Op een helling
Wanneer u lading vervoert die buiten
de auto steekt
Bij schuin inparkeren
Wanneer zich vuil, gras of obstakels op de parkeerplaats bevinden
Wanneer het hevig sneeuwt of regent
Wanneer een paal nabij de parkeerlijn staat
Op een hobbelige weg
Wanneer de auto is uitgerust met sneeuwkettingen of een reservewiel
Bij een te lage of te hoge bandenspanning
Wanneer een aanhanger is aangekoppeld
Op gladde of oneffen wegen
Als er grote voertuigen, zoals een bus of vrachtwagen, op de parkeerplaats staan
Als de sensor is bedekt met vuil, zoals sneeuw of water
Als er ijs op de sensor zit Als er een motorfiets of fiets op de
parkeerplaats staat
Als er een vuilnisbak of obstakel in de buurt staat
Bij storm
Als er banden met een onjuiste maat onder de auto zijn gemonteerd
Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
Naast een tuin of bosjes
OLM041271
■ Fileparkeren
Page 221 of 710
Kenmerken van uw auto
122
4
WAARSCHUWING
Gebruik het Smart Parking Assist-
systeem onder de volgende
omstandigheden niet, omdat dit
anders onbedoelde gevolgen kan
hebben, met een ongeval tot
gevolg.
1. Parkeren op een helling
Wanneer op een helling wordt
geparkeerd, moet de bestuurder hetgaspedaal en rempedaal bedienen.
Als de bestuurder het gaspedaal en
rempedaal niet op de juiste wijze
bedient, kan een ongeval het
gevolg zijn.
(Vervolg)
OLM041290
(Vervolg)
2. Parkeren in de sneeuw
Sneeuw kan de werking van de
sensor negatief beïnvloeden of het
systeem wordt mogelijk
uitgeschakeld bij parkeren op een
glad wegdek. Als de bestuurder hetgaspedaal en rempedaal niet op de
juiste wijze bedient, kan een
ongeval het gevolg zijn.(Vervolg)(Vervolg)
3. Parkeren op een smalleparkeerplaats
Mogelijk zoekt het systeem niet naar een parkeerplaats als de
plaats te smal is. Wees altijd
voorzichtig, zelfs wanneer hetsysteem wel werkt. (Vervolg)
OLM041292
OSL040144
Page 222 of 710
4123
Kenmerken van uw auto
(Vervolg)
4. Bij schuin inparkeren
De parkeerhulp is een aanvullend
systeem voor fileparkeren. Schuin
inparkeren wordt niet ondersteund.
Bedien zelfs als de auto de plaats
kan inrijden het Smart Parking
Assist-systeem niet. Het systeem
zal proberen te fileparkeren.(Vervolg)(Vervolg)
5. Parkeren op een oneffen weg
Wanneer de auto op een oneffen
weg wordt geparkeerd, moet de
bestuurder de pedalen (gaspedaal
of rempedaal) op de juiste wijze
bedienen. Anders wordt het
systeem mogelijk uitgeschakeld
wanneer de auto slipt en kan zich
een ongeval voordoen.(Vervolg)(Vervolg)
6. Parkeren achter een vrachtwagen
Er kan zich een ongeval voordoen
wanneer u achter een voertuig
parkeert dat hoger is dan het uwe.
Bijvoorbeeld een bus,
vrachtwagen, enz.(Vervolg)
OSL040145OLM041274OLM041291
Page 223 of 710
Kenmerken van uw auto
124
4
Hoe het systeem werkt
1. Activeer het Smart Parking Assist-
systeem
2. Selecteer de parkeerhulpmodus
3. Zoek een parkeerplaats: rijd langzaam naar voren
4. Zoeken voltooid: automatisch zoeken met sensor
5. Bedien het stuurwiel (1) Bedien de selectiehendel met
behulp van de instructies op het
LCD-display
(2) Rijd langzaam en bedien hetrempedaal
6. Smart Parking Assist-systeem voltooid
7. Parkeer de auto indien gewenst handmatig op de juiste positie.✽✽AANWIJZING
Controleer voordat u het systeem inschakelt of het systeem kan worden
gebruikt.
Bedien voor uw veiligheid altijd het
rempedaal, behalve wanneer u rijdt.(Vervolg)
7. Als er zich een object op de parkeerplaats bevindt
Het systeem zoekt mogelijk naar
een parkeerplaats, zelfs wanneer er
zich een obstakel op de
parkeerplaats bevindt. Er kan zich
een ongeval voordoen als u de auto
met behulp van het systeem
parkeert.
Vertrouw nooit blindelings op het
Smart Parking Assist-systeem.
OLM041272
Page 224 of 710

4125
Kenmerken van uw auto
1. Activeer het Smart Parking Assist-systeem
Druk de toets van het Smart ParkingAssist-systeem in (het controlelampje
in de toets gaat branden).
Het Smart Parking Assist-systeem wordt ingeschakeld (hetcontrolelampje in de toets gaat
branden). Er klinkt een
waarschuwingssignaal wanneer een
obstakel wordt waargenomen.
Druk gedurende ten minste 2 seconden nogmaals op de toets van
het Smart Parking Assist-systeem om
het systeem uit te schakelen.
De standaardinstelling voor het Smart Parking Assist-systeem is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
2. Selecteer de parkeerhulpmodus Selecteer de parkeerhulpmodus doorde toets van het Smart Parking Assist-
systeem in te drukken met de
selectiehendel in de stand N (vrijstand)
of stand D (rijden) en het rempedaal
ingetrapt.
Wanneer het Smart Parking Assist- systeem wordt geselecteerd, wordtautomatisch de modus rechts
fileparkeren geselecteerd.
Druk nogmaals op de toets van het Smart Parking Assist-systeem om de
modus links fileparkeren in te
schakelen.
Als u de toets nogmaals indrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.
ODMEDR2101
ODMEDR2114
ODMEDR2114HO
■Modus rechts
fileparkeren ■Modus links
fileparkeren
ODM042240