Page 609 of 710

Onderhoud
10
7
Ontluchtingsslang en tankdop De ontluchtingsslang en de tankdop
moeten worden gecontroleerd volgens
de intervallen van het
onderhoudsschema. Zorg ervoor dat deontluchtingsslang of tankdop op de juiste
manier vervangen wordt. Vacuüm- en
carterventilatieslangen(benzinemotor)
Controleer het oppervlak van de slangen
op sporen van oververhitting of
mechanische schade. Hard en broos
rubber, barstjes, scheurtjes, sneetjes,
schaafplekken en overmatig zwellen zijn
tekenen van veroudering. Besteed extra
aandacht aan de controle van de delen
van de slang die zich het dichtst bij
warme onderdelen bevinden, zoals het
uitlaatspruitstuk.
Controleer de ligging van de slangen om
er zeker van te zijn dat de slangen niet in
contact komen met warmtebronnen,
scherpe randen of bewegende delen,
waardoor schade door oververhitting ofmechanische slijtage kan ontstaan.Controleer of alle slangaansluitingen,
zoals klemmen en koppelingen, goed
vastzitten en niet lekken. Vervang
slangen onmiddellijk als er sporen van
veroudering of beschadigingen
gevonden worden.Luchtfilter
We adviseren u het luchtfilter te laten
vervangen door een officiële HYUNDAI-
dealer. Bougies (benzinemotor)
Gebruik altijd nieuwe bougies met de
juiste warmtegraad. Klepspeling (benzinemotor) Controleer op vreemde bijgeluiden en/of
motortrillingen en stel indien nodig af. Weadviseren u het systeem te latenonderhouden door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Neem de bougies niet los wanneer
de motor heet is en controleer ze
dan ook niet. Anders kunt u uzelfbranden.
Page 610 of 710

711
Onderhoud
Koelsysteem
Controleer de onderdelen van het
koelsysteem, zoals radiateur,
koelvloeistofreservoir, slangen enaansluitingen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen.
Koelvloeistof
De koelvloeistof moet worden ververst
volgens de intervallen van hetonderhoudsschema.Automatische-
transmissievloeistof
(indien van toepassing)
Onder normale
gebruiksomstandigheden hoeft de
automatische-transmissievloeistof niet
gecontroleerd te worden.
We raden u aan de automatische-
transmissievloeistof te laten verversen
door een officiële HYUNDAI-dealer
overeenkomstig het onderhoudsschema.
✽✽
AANWIJZING
Automatische-transmissievloeistof is in
eerste instantie rood van kleur.
Door het rijden wordt de automatische-
transmissievloeistof donkerder.
Dit is normaal en de verkleuring is geen
reden om de vloeistof te vervangen.
Remleidingen en -slangen
Controleer visueel op juiste bevestiging,
schaafplekken, scheurtjes, veroudering
en lekkage. Vervang verouderde ofbeschadigde onderdelen direct. Remvloeistof
Controleer het vloeistofniveau in het
remvloeistofreservoir. Het
vloeistofniveau dient zich tussen de
merktekens MIN en MAX aan de zijkant
van het reservoir te bevinden. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven
hydraulische remvloeistof (DOT3 of
DOT4).
Parkeerrem
Controleer het parkeerremsysteem
inclusief het parkeerrempedaal en de
kabels.
OPMERKING
Het gebruik van andere dan de voorgeschreven vloeistof kanstoringen en defecten in de
transmissie veroorzaken.
Gebruik alleen de voorgeschrevenautomatische-transmissievloeistof.(Zie "Aanbevolen smeermiddelenen hoeveelheden" in hoofdstuk 8.)
Page 611 of 710

Onderhoud
12
7
Schijfremmen, remblokken,
remklauwen en remschijven
Controleer de remblokken op overmatige
slijtage, de schijfremmen op slingering
en slijtage en de remklauwen op
vloeistoflekkage.
Zie de website van HYUNDAI voor meer
informatie over het controleren van de
remblokken en remvoeringen. ( http://brakeman
ual.hmc.co.kr)
Bevestigingsbouten wielophanging
Controleer of de bouten van de
wielophanging goed vastzitten en niet
beschadigd zijn. Draai ze met het
voorgeschreven aanhaalmoment vast. Stuurhuis, stuurstangen en
stofhoezen/onderste fuseekogel
Breng de auto tot stilstand, zet de motor
uit en controleer op overmatige speling inhet stuurwiel.
Controleer de stuurstangen op knikken of
beschadigingen. Controleer de
stofhoezen en fuseekogel op veroudering,
scheurtjes of beschadigingen. Vervangbeschadigde onderdelen.
Stuurbekrachtigingspomp,
aandrijfriem en slangen
Controleer de stuurbekrachtigingspomp en slangen op lekkage en
beschadigingen. Vervang beschadigde of
lekkende onderdelen direct. Controleer
de aandrijfriem op sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage en controleer of hij
goed geolied is en de spanning juist is.
Vervang of stel indien nodig af.Aandrijfassen en
aandrijfashoezen
Controleer de aandrijfassen, -hoezen en
klemmen op scheurtjes, veroudering of
beschadigingen. Vervang beschadigdeonderdelen en breng indien nodig nieuw
vet aan.
Koudemiddel airconditioning/
aircocompressor Controleer de leidingen en aansluitingen
van de airconditioning op lekkage enbeschadigingen.
Page 612 of 710

713
Onderhoud
MOTOROLIE
Controle van het motoroliepeil
1. Controleer of de auto horizontaal staat.
2. Start de motor en laat deze op de normale bedrijfstemperatuur komen.
3. Zet de motor uit en wacht ongeveer 5 minuten zodat de olie naar het carter
terug kan lopen. 4. Trek de peilstok uit de houder, veeg
hem schoon en steek hem weer
geheel in de houder. 5. Trek de peilstok opnieuw uit de houder
en controleer het peil. Het peil moet
zich ergens tussen F en L bevinden.
WAARSCHUWING
- Radiateurslang
Wees voorzichtig met de
radiateurslang tijdens het
controleren of bijvullen van de
motorolie. Deze kan namelijk nog
zo warm zijn, dat u zich eraan kuntbranden.
OPMERKING - Dieselmotor
Als te veel motorolie wordt bijgevuld, kan dit door de klopverschijnselen leiden totnadieselen. Hierdoor kan motorschade ontstaan, waarbij
plotselinge verhogingen van hetmotortoerental, motorlawaai enwitte rook waargenomen kunnen
worden.
OPMERKING
Vul niet te veel motorolie bij. Dit kan schade aan de motor
veroorzaken.
Mors geen motorolie wanneer u olie bijvult of ververst. Als umotorolie morst in de
motorruimte, verwijder dit danonmiddellijk.
Wanneer u de peilstok afveegt, doe dit dan met een schone doek.Wanneer er vuil in de olie
terechtkomt, kan motorschadeontstaan.
ONCEMC3213
OXM079004
■ Type A
■Type B
Page 613 of 710
Onderhoud
14
7
Als het peil zich bij of op de L bevindt,
moet u olie bijvullen tot de F. Vul niet te
veel olie bij.
Gebruik een trechter om morsen van
olie op motoronderdelen te
voorkomen.
Gebruik alleen de voorgeschreven
motorolie. (Zie "Aanbevolensmeermiddelen en hoeveelheden" inhoofdstuk 8.)Motorolie verversen en filter
vervangen
We adviseren u de motorolie en het
oliefilter te laten vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Gebruikte motorolie kan irritatie of
huidkanker veroorzaken indien de
huid langdurig in contact komt met
de olie. De stoffen die in gebruikte
motorolie aanwezig zijn, hebben bij
laboratoriumproeven geleid tot
kanker bij proefdieren. Was uw
handen zorgvuldig met zeep en
warm water als ze in contact zijn
geweest met gebruikte motorolie.
ONCEMC3215
OXM079005
■ Type A
■Type B
Page 614 of 710

715
Onderhoud
Het hogedruk-koelsysteem is voorzien
van een reservoir dat gevuld is met een
koelvloeistof die ook voldoende
bescherming biedt tegen bevriezing. Het
reservoir is in de fabriek gevuld.
Controleer de vorstbescherming en het
koelvloeistofpeil ten minste één keer per
jaar, aan het begin van het winterseizoen
en voordat u naar een kouder klimaatreist.Koelvloeistofpeil controleren
KOELVLOEISTOF
WAARSCHUWING
Losdraaien van de
radiateurdop
Verwijder de radiateurdop nooit terwijl de motor draait of nog een
hoge temperatuur heeft.
Daardoor kan er schade aan het
koelsysteem en de motor
ontstaan; bovendien kunt u
ernstig letsel oplopen doordat er
hete koelvloeistof of stoomontsnapt.
(Vervolg)
(Vervolg)
Zet de motor uit en wacht tot dezeis afgekoeld. Verwijder de
radiateurdop uiterst voorzichtig.
Wikkel een dikke doek rond de
dop en draai hem voorzichtig
linksom tot de eerste aanslag. Ga
een stukje achteruit wanneer de
druk van het koelsysteem af gaat.
Pas als u zeker weet dat er geen
overdruk meer is, drukt u de dopmet de doek in en draait u hem
verder linksom om hem teverwijderen.
Verwijder de radiateurdop of de aftapplug niet als de motor en de
radiateur nog heet zijn, zelfs niet
als de motor niet loopt. Er kan
nog steeds hete koelvloeistof en
stoom ontsnappen, waardoor erernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Rijd niet zonder koelvloeistof.
Anders kan de waterpompbeschadigd raken, de motor
vastlopen, enz.
Wanneer de motor oververhit raakt door te weinig koelvloeistofkan het plotseling bijvullen van
koelvloeistof barsten in de motorveroorzaken. Vul koelvloeistof langzaam en in kleinehoeveelheden bij om schade tevoorkomen.
Page 615 of 710

Onderhoud
16
7
Controleer de toestand en de
aansluitingen van alle slangen van het
koelsysteem en van de verwarming.
Vervang beschadigde en slechteslangen.
Het koelvloeistofpeil in het expansievat
dient tussen de merktekens F en L te
liggen als de motor koud is.
Vul als het peil laag is voldoende
gedestilleerd (gedemineraliseerd) waterbij.
Vul bij tot de F, maar vul niet te veel bij.
Als veelvuldig bijvullen noodzakelijk is,
adviseren we u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Aanbevolen koelvloeistof
Vul het koelsysteem alleen bij met
gedestilleerd water en vul het
koelsysteem niet bij met gewoon
kraanwater. Een onjuist
koelvloeistofmengsel kan storingen en
schade aan de motor veroorzaken.
De motor van uw auto heeft aluminium onderdelen. Gebruik daarom een
koelvloeistof op ethyleen-glycolbasis
ter voorkoming van corrosie en
bevriezing.
Gebruik GEEN koelvloeistof op ethanol- of methanol-basis; meng ook
geen ethanol- of methanol-antivries
met de voorgeschreven koelvloeistof.
Gebruik geen mengsel met meer dan 60% of minder dan 35% antivries; in
dat geval is een optimale koelende
werking niet gewaarborgd.
ODM073006
WAARSCHUWING
De elektromotor
(koelventilator) wordt
aangestuurd op basis
van de
koelvloeistoftemperatuur, de
koudemiddeldruk en de rijsnelheid.De ventilator kan soms gaan
draaien ook al is de motor uit. Wees
extra voorzichtig bij
werkzaamheden in de buurt van de
koelventilator zodat u niet geraakt
wordt door de ronddraaiende
ventilatorbladen. Als de
koelvloeistoftemperatuur daalt,
wordt de elektromotor automatisch
uitgeschakeld. Dit is een normaal
verschijnsel.
Page 616 of 710
717
Onderhoud
Zie de volgende tabel voor de
mengverhouding.Koelvloeistof verversen
We adviseren u de koelvloeistof te laten
vervangen door een officiële HYUNDAI-
dealer.
OPMERKING
Leg een flinke doek rond de
vulopening om te voorkomen datals er gemorst wordt, koelvloeistof
terechtkomt of de dynamo of andere onderdelen van de motor.
WAARSCHUWING
- Koelvloeistof
Gebruik geen koelvloeistof of antivries in het sproeierreservoir.
Koelvloeistof kan het zicht ernstig belemmeren wanneer dit
op de voorruit terecht komt
waardoor u de macht over de
auto kunt verliezen. Bovendien
kan het de lak beschadigen.WAARSCHUWING
Radiateurdop
Verwijder bij een warme motor en
radiateur de radiateurdop niet. Erkan nog steeds gloeiend hete
koelvloeistof en stoom
ontsnappen, waardoor er ernstigletsel kan ontstaan.
ODM072007
-15°C (5°F) 35 65
-25°C (-13°F) 40 60
-35°C (-31°F) 50 50
-45°C (-49°F) 60 40
Buiten-temperatuur Mengverhouding
(hoeveelheid))
Antivries Water