Page 129 of 376

ELEKTRISCH VERSTELBARE
RUGLEUNINGEN OP DE
DERDE ZITRIJ (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Met de elektrische stoelverstelling die
zich op de zijkant van de zitting be-
vindt, kan de verstelhoek van de rug-
leuning naar voren of achteren wor-
den ingesteld voor het comfort van de
passagier.ELEKTRISCH NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Een schakelaar met één toets voor het
elektrisch neerklappen van de stoelen
bevindt zich in het linker bekledings-
paneel achter in een rij schakelaars. OPMERKING:
Breng de hoofdsteun omlaag door
te trekken aan de ontgrendelriem
met het cijfer "1", die zich aan de
portierzijde van de hoofdsteun be-vindt.
De schakelaar werkt alleen als de ach-
terklep open is en de auto in de stand
PARK staat.Met de rij schakelaars achterin kun-
nen de zitplaatsen op de derde rij in
verschillende standen worden op en
neergeklapt.
De zitplaatsen van de derde rij links
en rechts kunnen apart of samen wor-
den neergeklapt. De neerklapbare zit-
plaatsen op de derde rij kunnen wor-
den afgesteld in de volgende standen
met behulp van de rij schakelaars op
het bekledingspaneel links achter:Schakelaar elektrisch bediende derde
zitrij
Ontgrendelriem “1” hoofdsteun
Met één knop neerklapbare derde
zitrij
123
Page 130 of 376

OPMERKING:
Maak de middelste schouder-gordel los van de kleine gesp en
breng de hoofdsteunen omlaag,
voordat u de elektrisch neer-
klapbare stoelen op de derde
zitrij neerklapt of opbergt.
Om het verplaatsen van de stoel te stoppen tijdens het bewegen,
drukt u op een andere keuze-
schakelaar zitpositie waardoor
de stoel stopt. Als de stoel stopt,
kunt u de gewenste positie selec-teren. Het elektrisch systeem van de
derde zitrij omvat obstakelde-
tectie voor de veiligheid. Als het
systeem een obstakel detecteert,
stoppen de motoren en draaien
zij even in de omgekeerde rich-
ting om de stoel uit de buurt van
het obstakel te bewegen. Als dit
gebeurt, moet u het obstakel ver-
wijderen en de knop nogmaals
indrukken om de gewenste
stand te realiseren.
HANDMATIG NEERKLAPBARE
STOELEN OP DE DERDE
ZITRIJ (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
1. Breng de middelste hoofdsteun
omlaag tot op de rugleuning door de
knop op de geleidestang in te drukken
en de hoofdsteun omlaag te duwen.
2. Breng de buitenste hoofdsteunen
omlaag door te trekken aan de ont-
grendelriem met het cijfer "1", die
zich aan de portierzijde van de hoofd-
steunen bevindt. 3. Trek aan de riem met nummer "2"
aan de achterkant van de stoel om de
rugleuning neer te klappen.
4. Trek aan de riem met nummer "3"
om te ontgrendelen.
Rij elektrische schakelaars
achterpaneel
1 — Open naar Normaal 2 — Wegbergen
3 — Achterklep/neerklappen 4 — Rechter-/
linkerstoel /
beide stoelen
Ontgrendelriem “1” hoofdsteun
Ontgrendelriem "2"
124
Page 131 of 376

5. Trek aan de riem met nummer "4"
en kantel de stoel achterwaarts in de
opbergruimte.Stoelen op de derde rij opklappen
1. Trek de hulpriem omhoog om de
stoel uit de opbergruimte te tillen en
druk de stoel naar voren tot de ver-
grendelingen vastklikken.
2. Trek aan de riem met nummer "2"
om de rugleuning te ontgrendelen.
3. Door aan riem "4" te trekken,
keert de rugleuning terug naar de
meest verticale stand.
4. Trek de hoofdsteun omhoog.
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen in uw auto kunnen
bij een ongeluk gewond raken als de
stoelen niet op de juiste wijze aan de
vloerankers zijn vastgemaakt. Zorg
altijd dat de stoelen volledig ver-
grendeld zijn.
Achterklepmodus
1. Trek eerst aan de riem met num-
mer "3" en vervolgens aan de riem
met nummer "4" om de complete
stoel naar achteren te draaien.
2. Als u de stoel weer in de meest
verticale stand wilt zetten, tilt u de
rugleuning omhoog en drukt u de
stoel naar voren tot de vergrendelin-
gen vastklikken.WAARSCHUWING!
Om ernstig of dodelijk letsel te voor-
komen, mag u nooit passagiers op de
derde rij vervoeren wanneer de ach-
terklepmodus is ingeschakeld.
HAKEN VOOR PLASTIC
BOODSCHAPPENTASSEN
In de rugleuning van alle zitplaatsen
achterin en sommige zitplaatsen
Ontgrendelriem "3"Ontgrendelriem "4"
Opgeborgen stoelen op de derde zitrij
125
Page 132 of 376

voorin bevinden zich haken voor plas-
tic boodschappentassen. De spullen in
de tas worden deels ondersteund op
de vloer. BESTUURDERSSTOEL METGEHEUGENFUNCTIE
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De geheugentoetsen 1 en 2 op het
bestuurdersportier kunnen worden
geprogrammeerd om de instellingen
van de bestuurdersstoel, de buiten-
spiegel aan bestuurderszijde, het ver-
stelbare rem- en gaspedaal en de
voorkeuzestations van de radio op te
roepen. U kunt uw afstandsbedienin-
gen ook programmeren om terug te
gaan naar de opgeslagen geheugenpo-
sities wanneer de ontgrendelknop isingedrukt.Uw auto is mogelijk afgeleverd met
twee afstandsbedieningen (RKE-
zenders). Alleen de afstandsbediening
kan aan elk van deze geheugenposi-
ties worden gekoppeld. INSTELLEN
GEHEUGENFUNCTIE EN
AFSTANDSBEDIENING
AAN GEHEUGENKOPPELEN OPMERKING:
Telkens als u op de insteltoets SET
(S) en een geheugentoets (1 of 2)
drukt, worden de geheugenposi-
ties voor de betreffende toets ge-
wist en de nieuwe posities opgesla-gen.1. Steek de sleutel in het contact en
zet het contact in de stand ON.
2. Druk op geheugentoets 1 als u het
geheugen voor bestuurder 1 wilt in-
stellen of op geheugentoets 2 als u het
geheugen voor bestuurder 2 wilt in-
stellen. Eventuele opgeslagen instel-
lingen worden opgeroepen. Wacht tot-
dat het systeem gereed is met
oproepen voordat u verder gaat naar
stap 3.
3. Stel de stoel, rugleuning en buiten-
spiegel aan de bestuurderszijde in op
de gewenste stand.
4. Stel het rem- en gaspedaal af op de
gewenste stand.
5. Zet de radio aan en stel de voor-
keuzestations in (u kunt maximaal
tien AM- en tien FM-stations instel-len).
6. Draai de sleutel in de stand OFF en
verwijder de sleutel.
7. Druk de SET (S) toets op het be-
stuurdersportier in en laat weer los.
8. Druk binnen 5 seconden toets 1 of
2 op het bestuurdersportier in en laat
de toets weer los. Als u de geheugen-
Schakelaar geheugenfunctie
bestuurder
126
Page 133 of 376

posities ook wilt kunnen oproepen via
een afstandsbediening (RKE-zender),
moet u de volgende stap uitvoeren
binnen 5 seconden.
9. Druk de vergrendelingstoets op
een van de afstandsbedieningen in en
laat de toets weer los.
10. Steek de sleutel in het contact en
zet het contact in de stand ON.
11. Selecteer in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
de optie "Remote Linked to Memory"
(Op afstand gekoppeld aan geheugen)
en voer "Yes" (Ja) in. Raadpleeg
“Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in "Functies
van het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
12. Herhaal de bovenstaande stap-
pen om de volgende geheugenpositie
in te stellen met de andere genum-
merde geheugentoets of om een an-
dere afstandsbediening aan het ge-
heugen te koppelen.Geheugenpositie oproepen OPMERKING:
De versnellingspook moet in de
stand PARK staan om geheugen-
posities op te kunnen vragen. Als u
een geheugenpositie probeert op te
roepen als de auto niet in de stand
PARK staat, verschijnt er een be-
richt op het EVIC.
Druk op geheugentoets 1 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 1 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 1.
Druk op geheugentoets 2 op het be-
stuurdersportier als u de instellingen
voor bestuurder 2 wilt oproepen, of
druk op de ontgrendeltoets van de
afstandsbediening die is gekoppeld
aan geheugenpositie 2.
U kunt het oproepen annuleren door
tijdens het oproepen te drukken op
een van de geheugentoetsen op het
bestuurdersportier (S, 1 of 2). Als een
oproep wordt geannuleerd, stoppen
de bestuurdersstoel, buitenspiegel
aan bestuurderszijde en pedalen metbewegen. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe positie se-
lecteren.
Een afstandsbediening
(RKE-zender) uitschakelen die is
gekoppeld aan het geheugen
1. Draai de sleutel in de stand OFF en
verwijder de sleutel.
2. Druk geheugentoets nummer 1 in
en laat weer los. Eventuele instellin-
gen van geheugen 1 worden opgeroe-
pen. Wacht totdat het systeem gereed
is met oproepen voordat u verder gaat
naar stap 3.
3. Druk de geheugentoets SET (S) in
op het bestuurdersportier en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen wordt ingesteld.
4. Druk binnen 5 seconden toets 1 op
het bestuurdersportier in en laat de
toets vervolgens los. Er klinkt een ge-
luidsignaal om aan te geven dat het
geheugen is ingesteld.
5. Druk binnen vijf seconden de ont-
grendeltoets op de afstandsbediening
kort in. Er klinkt een geluidsignaal
127
Page 134 of 376

om aan te geven dat de verbinding
met de afstandsbediening (RKE-
zender) buiten werking is gesteld.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening (RKE-
zender) die is gekoppeld aan een van
de geheugenposities uit te schakelen. OPMERKING:
Nadat het programmeren is vol-
tooid, kunt u alle afstandsbedie-
ningen die zijn gekoppeld aan een
van de geheugenposities, gemak-
kelijk gelijktijdig in- of uitschake-
len. Raadpleeg "Elektronischvoertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
GEMAKKELIJK IN- EN
UITSTAPPEN (alleen
leverbaar metstoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-stappen.De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 67,7 mm of meer
vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in het contactslot steekt en het slot
in een andere stand dan LOCKschakelt.
Als de stoel zich 22,7 tot 67,7 mm vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel worden ver-
plaatst naar een positie op 7,7 mm
vóór de achterste stop wanneer u de
sleutel uit het contact neemt. De
stoel keert terug naar de ingestelde
positie zodra u de sleutel in het
contactslot steekt en het slot in een
andere stand dan LOCK schakelt.
De functie Gemakkelijk in- en uit- stappen is uitgeschakeld wanneer
de bestuurderstoel zich op minder
dan 22,7 mm vóór de achterste stop bevindt. Bij deze positie heeft het
voor de bestuurder geen zin om de
stoel te verplaatsen voor gemakke-
lijk in- en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen. OPMERKING:
Deze functie kan worden in- of uit-
geschakeld met de programmeer-
bare functies van het EVIC-
systeem. Als uw auto niet is
voorzien van een EVIC, kan uw
dealer deze functie voor u in- en
uitschakelen. Raadpleeg "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
128
Page 135 of 376

1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder destuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.
Houd de motorkap omhoog met de steunstang.
LET OP!
Om mogelijke beschadigingen te
voorkomen mag u de motorkap niet
hard dichtslaan. Laat de motorkap
zakken totdat de opening circa
30 cm bedraagt en laat de kap ver-
volgens vallen. Zo worden beide ver-
grendelingen gesloten. Rijd nooit
met uw auto als de motorkap niet
volkomen via beide vergrendelingen
gesloten is.WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als de
motorkap niet volkomen vergren-
deld is, kan hij opklappen wanneer
de auto rijdt, zodat uw uitzicht naar
voren wordt belemmerd. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
VERLICHTING
Alle lampen behalve de waarschu-
wingsknipperlichten, het grootlicht
en het passeersignaal worden bediend
met de schakelaars links van de stuur-
kolom op het instrumentenpaneel. INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan als u
een portier of de achterklep opent, bij
het activeren van de afstandsbedie-
ning of zodra u de dimmerknop in de
hoogste stand zet.
De interieurverlichting gaat automa-
tisch uit na ongeveer 10 minuten bij
de eerste activering en na 90 seconden
bij iedere daaropvolgende activering
tot de motor wordt gestart en er
sprake is van één van de volgendezaken:
Een portier, schuifdeur of de ach-
terklep blijft open staan.
Een dakleeslampje blijft aan.
Motorkapontgrendeling
Locatie van de
veiligheidsvergrendeling
Koplampschakelaar met bediening voor indirecte verlichting
129
Page 136 of 376

OPMERKING:
Deze beveiliging werkt alleen als
de contactsleutel niet in het con-
tactslot zit of als het contact uitge-
schakeld is. Dimschakelaar
De dimschakelaar bevindt zich naast
de koplampschakelaar.
Interieurverlichting uit
Draai de linker dimschakelaar naar
de uit-stand (laagste stand). De bin-
nenverlichting gaat nu niet meer aan
als u een portier of de achterklepopent. Dimschakelaar
Als u bij ingeschakelde parkeerlichten
of koplampen de linker dimschake-
laar voor de instrumentenverlichtingomhoog draait, gaat de instrumenten-
verlichting helderder branden.
Functie langzaam rijden
(instrumentenverlichting overdag)
Draai de linker dimschakelaar naar
de eerste klikstand. Hierdoor worden
de schermpjes van de kilometerteller,
radio en dakconsole helderder als de
parkeerlichten of koplampen aan zijn.
Interieurverlichting aan
Draai de dimschakelaar helemaal om-
hoog naar de tweede klikstand (hoog-
ste stand) om de interieurverlichting
in te schakelen. Als de dimmerknop in
deze stand staat, blijft de interieurver-
lichting branden.
Indirecte verlichting (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Indirecte verlichting is strategisch ge-
plaatste zachte verlichting die speci-
fieke gebieden verlicht om de inzit-
tenden te helpen specifieke functies te
vinden bij nachtelijke ritten.
De bedieningsschakelaar voor de in-
directe verlichting bevindt zich rechts
van de dimschakelaar.
U activeert de indirecte ver-
lichting door de schakelaar
voor de indirecte verlich-
ting omhoog of omlaag te
draaien, waardoor de verlichting ster-
ker of zwakker wordt.
PARKEERLICHTEN
Draai de knop van de kop-
lampschakelaar naar de eerste
klikstand om de parkeerlichten in te
schakelen. Ook de instrumentenver-
lichting gaat nu aan. KOPLAMPEN
Draai de koplampschake-
laar in de tweede klikstand
om de koplampen en de
Dimschakelaar
Schakelaar voor indirecte verlichting
130