Page 281 of 376

LET OP!(Vervolgd)
Plaats na het controleren of aan-
passen van de bandenspanning
altijd de ventieldop terug. Hier-
door voorkomt u dat de TPM-
sensor beschadigd raakt door bin-
nendringend vocht of vuil in hetventiel.
OPMERKING:
Het TPM-systeem is niet be- doeld als vervanging voor nor-
maal onderhoud en waarschuwt
niet bij andere problemen met
de band.
Het TPM-systeem mag niet wor- den gebruikt als bandenspan-
ningsmeter bij het aanpassen
van de bandenspanning.
Als u met een ruim onvoldoende opgepompte band rijdt, raakt de
band oververhit en kan een
klapband optreden. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook
het brandstofverbruik, vermin-
dert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van
de auto nadelig beïnvloeden. Het TPM-systeem is geen ver-
vanging voor goed onderhoud
van de banden. Het is de verant-
woordelijkheid van de bestuur-
der om met behulp van een
nauwkeurige bandenspan-
ningsmeter te zorgen voor de
juiste bandenspanning, zelfs als
de spanning nog niet zover is af-
genomen dat het verklikker-
lampje bandenspanning gaatbranden.
Het TPMS registreert altijd de werkelijke bandenspanning,
ook als die spanning onder in-
vloed van de verschillen in sei-
zoenstemperatuur verandert.
BASISSYSTEEM
Het TPM-systeem gebruikt draadloze
technologie met elektronische sensors
op de velgen die de bandenspanning
meten. De sensoren, die bij het ventiel
op de velgen zijn gemonteerd, sturen
informatie over de bandenspanning
naar de ontvangstmodule. OPMERKING:
Het is zeer belangrijk dat u de
spanning van al uw banden regel- matig controleert en de banden op
de juiste spanning houdt.
Het TPM-systeem bestaat in basisuit-
voering uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier bewakingssensors banden-
spanning
TPMS-waarschuwingslampje
Waarschuwing voor lage
spanning van het TPM-systeem Het "verklikkerlampje
bandenspanning" in de in-
strumentengroep gaat
branden, het bericht "TIRE
LOW PRESSURE" (Lage banden-
spanning) wordt weergegeven in de
instrumentengroep en er klinkt een
geluidssignaal wanneer de banden-
spanning van een van de vier gemon-
teerde banden te laag is. Als dit ge-
beurt, moet u zo gauw mogelijk
stoppen, de bandenspanning van de
banden op uw auto controleren en alle
banden oppompen tot de aanbevolen
koude bandenspanning (vermeld op
het plaatje op de B-stijl aan bestuur-
derszijde). Het systeem wordt auto-
275
Page 282 of 376

matisch bijgewerkt en het “Verklik-
kerlampje bandenspanning” gaat uit
zodra de nieuwe bandenspanning is
doorgegeven. OPMERKING:
Om deze informatie te verwerken
moet het voertuig 20 minuten rij-
den met een minimum snelheid
van 24 km/uur.
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemfout gaat er ook een geluids-
signaal af. Als de contactschakelaar
wordt uitgezet en vervolgens weer
aangezet, zal deze volgorde worden
herhaald indien de systeemfout zich
nog steeds voordoet. Het verklikker-
lampje bandenspanning gaat uit wan-
neer de storing is verholpen. Systeem-
fouten kunnen optreden door de
volgende oorzaken:
1. Storing door elektronische toestel-
len of als men langs installaties rijdt
die dezelfde radiofrequenties afgeven
als de TPMS-sensors.2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen wordenbeïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen
op het voertuig.
5. Het gebruik van wielen/banden
die niet zijn voorzien van TPMS-sensors.
Auto's met een thuiskomer
1. De thuiskomer (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) heeft geen
sensor voor het meten van de banden-
spanning. Het TPM-systeem regis-
treert de spanning van het noodreser-
vewiel dan ook niet.
2. Als u de thuiskomer monteert in
plaats van een normale band waarvan
de spanning lager is dan de waarschu-
wingsgrens, zal telkens wanneer u het
contact inschakelt een geluidssignaal
klinken, het bericht "TIRE LOW
PRESSURE" (Lage bandenspan-
ning) worden weergegeven en het
"verklikkerlampje bandenspanning"
gaan branden.
3. Nadat de auto maximaal 20 minu-
ten met een snelheid van meer dan
24 km/u heeft gereden, gaat het "ver-
klikkerlampje bandenspanning" ge-
durende 75 seconden knipperen en
daarna continu branden.
4. Telkens nadat het contact wordt
aangezet, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het verklikkerlampje
bandenspanning gedurende 75 secon-
den en blijft daarna continu branden.
5. Zodra de originele band is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto
wordt gemonteerd in plaats van het
noodreservewiel, wordt het TPM-
systeem automatisch bijgewerkt en
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning uit, mits alle vier banden de
juiste spanning hebben. Het is moge-
lijk dat u eerst ongeveer 20 minuten
met een snelheid boven de 24 km/u
moet rijden, voordat het TPM-
systeem deze informatie ontvangt.
276
Page 283 of 376

In en buiten werking stellen van
het bandenspanningssysteem(TPMS)
Het TPMS kan buiten werking wor-
den gesteld door alle vier banden- en
wielstellen (wegbanden) te vervangen
met banden- en wielstellen zonder
TPMS-sensors, zoals wanneer u ban-
den en wielen voor de winter op de
auto aanbrengt. Om het TPMS buiten
werking te stellen moet u eerst alle
vier banden- en wielstellen (wegban-
den) vervangen met banden zonder
TPM-sensors (bandenspanningscon-
trole). Rij daarna minstens 20 minu-
ten met een snelheid van meer dan
24 km/u. Het TPM-systeem geeft een
geluidssignaal af en het verklikker-
lampje bandenspanning knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden. Wanneer de auto
opnieuw wordt gestart, geeft het
TPM-systeem geen geluidssignaal
meer af en gaat het "verklikkerlampje
bandenspanning" niet meer branden.
Als u het TPMS weer in bedrijf wilt
stellen, moet u eerst alle vier wielen en
banden (wegbanden) vervangen door
exemplaren met TPM-sensoren voorbandenspanningscontrole. Rij daarna
tot 20 minuten met een snelheid van
meer dan 24 km/u. Het TPM-systeem
geeft een geluidssignaal en het ver-
klikkerlampje bandenspanning knip-
pert gedurende 75 seconden.
PREMIUM SYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het TPM-systeem gebruikt draadloze
technologie met elektronische sensors
op de velgen die de bandenspanning
meten. De sensoren, die bij het ventiel
op de velgen zijn gemonteerd, sturen
informatie over de bandenspanning
naar de ontvangstmodule. OPMERKING:
Het is uiterst belang de banden-
spanning van alle banden regel-
matig te controleren en de banden
op de juiste spanning te houden.
Het Premium-TPM-systeem bestaat
uit de volgende onderdelen:
Ontvangstmodule
Vier TPMS-sensoren
Verschillende TPMS-berichten die
verschijnen op het Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
en symbolen die de bandenspan-
ning weergeven
TPMS-waarschuwingslampje
TPMS-waarschuwingen lage bandenspanning
Het verklikkerlampje bandenspan-
ning in de instrumentengroep gaat
branden en er klinkt een geluidssig-
naal als de spanning in één of meer
banden laag is. Verder verschijnt op
het EVIC gedurende minimaal vijf se-
conden het bericht "LOW TIRE
PRESSURE" (Lage bandenspan-
ning) en wordt er een grafiek van de
bandenspanning(en) getoond, waarin
de banden met een te lage spanning
knipperen.
Scherm lage bandenspanning
277
Page 284 of 376

Als de spanning in één (of meer) van
de vier banden te laag is, dient u zo
snel mogelijk te stoppen om de ban-
d(en) die op het display knippert
(knipperen) op de aanbevolen koude
bandenspanning te brengen. Het sys-
teem wordt automatisch bijgewerkt,
het display met de spanningswaar-
de(n) stopt met knipperen en het ver-
klikkerlampje bandenspanning gaat
uit zodra de nieuwe bandenspanning
is ontvangen. Om deze informatie te
verwerken moet het voertuig 20 mi-
nuten rijden met een minimum snel-
heid van 24 km/uur.
Bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (OnderhoudTPM-systeem)
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemfout gaat er ook een geluids-
signaal af. Het EVIC toont gedurende
minimaal vijf seconden het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (Onder-
houd TPM-systeem). Dit tekstbericht
wordt gevolgd door een grafisch dis-
play met- -in plaats van de span- ningswaarde(n) om aan te geven
welke TPMS-sensor(en) niet naar be-
horen werkt (werken).
Als de contactschakelaar wordt uitge-
zet en vervolgens weer aangezet, zal
deze volgorde worden herhaald indien
de systeemfout zich nog steeds voor-
doet. Als de systeemfout is opgeheven,
stopt het "Verklikkerlampje banden-
spanning" met knipperen, wordt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud TPM-systeem) niet lan-
ger getoond en verschijnt in plaats
van de streepjes de waarde van de
bandenspanning. Systeemfouten
kunnen optreden door de volgendeoorzaken:
1. Storing door elektronische toestel-
len of als men langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties afgeven
als de TPMS-sensors.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen wordenbeïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen
op het voertuig.
5. Het gebruik van wielen/banden
die niet zijn voorzien van TPMS-sensors.
Het EVIC toont ook gedurende mini-
maal vijf seconden het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (Onderhoud
TPM-systeem) wanneer zich een sys-
teemfout voordoet die mogelijk ver-
band houdt met een onjuiste sensor-
positie. In dat geval wordt het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (Onder-
houd TPM-systeem) gevolgd door een
grafiek waarin de bandenspanningen
nog steeds worden getoond. Dit duidt
erop dat de bandenspanningen nog
steeds van de TPMS-sensoren worden
ontvangen, maar dat deze zich moge-
lijk niet op de juiste voertuigpositie
Scherm "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud TPM-systeem)
278
Page 285 of 376

bevinden. Zo lang het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (Onderhoud
TPM-systeem) wordt weergegeven, is
onderhoud aan het systeem vereist.
Auto's met een thuiskomer
1. De thuiskomer (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) heeft geen
sensor voor het meten van de banden-
spanning. Het TPM-systeem regis-
treert de spanning van de thuiskomer
dan ook niet.
2. Als u de thuiskomer monteert in
plaats van een normale band waarvan
de spanning lager is dan de waarschu-
wingsgrens, zal telkens wanneer u het
contact inschakelt een geluidssignaal
klinken, het bericht "TIRE LOW
PRESSURE" (Lage bandenspan-
ning) worden weergegeven, het "ver-
klikkerlampje bandenspanning"
gaan branden en het EVIC in de gra-
fiek nog steeds een knipperende
waarde voor de bandenspanning to-nen.
3. Nadat u 20 minuten lang sneller
dan 24 km/u heeft gereden, knippert
het verklikkerlampje bandenspan-
ning gedurende 75 seconden en blijftdaarna continu branden. Verder ver-
schijnt er op het EVIC minimaal vijf
seconden lang het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (TPM-systeem con-
troleren) en daarna worden er streep-
jes (- -) weergegeven in plaats van debandenspanning.
4. Telkens wanneer het contact wordt
aangezet klinkt het geluidssignaal,
knippert het verklikkerlampje ban-
denspanning gedurende 75 seconden
en blijft daarna continu branden, op
het EVIC wordt het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (TPM-systeem
controleren) gedurende minimaal vijf
seconden weergegeven en vervolgens
worden streepjes (- -) in plaats van de
bandenspanning weergegeven.
5. Zodra de oorspronkelijke band is
gerepareerd of vervangen en op de
auto wordt gemonteerd in plaats van
het noodreservewiel, wordt het TPMS
automatisch bijgewerkt. Bovendien
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning uit en verschijnt op het
EVIC in plaats van de streepjes (- -)
een nieuwe spanningswaarde, tenzij
de spanning in een van de vier banden
tot onder de waarschuwingsgrens isgedaald. OPMERKING:
Het is mogelijk dat u eerst onge-
veer 20 minuten met een snelheid
boven de 24 km/u moet rijden,
voordat het TPMS-systeem deze
informatie ontvangt.
TPMS IN EN BUITEN
WERKING STELLEN
Het TPMS kan buiten werking wor-
den gesteld door alle vier banden- en
wielstellen (wegbanden) te vervangen
met banden- en wielstellen zonder
TPMS-sensors, zoals wanneer u ban-
den en wielen voor de winter op de
auto aanbrengt.
Om het TPMS buiten werking te stel-
len moet u eerst alle vier banden- en
wielstellen (wegbanden) vervangen
met banden zonder TPM-sensors
(bandenspanningscontrole). Rij
daarna minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 24 km/u. Het
TPM-systeem geeft een geluidssignaal
en het verklikkerlampje bandenspan-
ning knippert gedurende 75 seconden
279
Page 286 of 376

en blijft daarna continu branden. Bo-
vendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (TPM-systeem controle-
ren) en op het display verschijnt "- -"
in plaats van de spanningswaarde van
de vier banden. Wanneer de auto op-
nieuw wordt gestart, geeft het TPM-
systeem geen geluidssignaal meer,
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning niet meer branden en ver-
schijnt er geen tekstbericht meer op
het EVIC. De grafiek toont echter nog
steeds “- -.“
Om het TPMS weer in werking te
stellen moet u eerst alle vier banden-
en wielstellen (wegbanden) vervan-
gen met banden met TPM-sensors
(bandenspanningscontrole). Rij
daarna tot 20 minuten met een snel-
heid van meer dan 24 km/u. Het
TPM-systeem geeft een geluidssig-
naal, het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75 se-
conden, op het EVIC verschijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(TPM-systeem controleren) en het
grafisch display toont de waardenvoor de bandenspanning om aan te
geven dat het systeem de sensorsigna-
len ontvangt. BRANDSTOFVEREISTEN
— BENZINEMOTOR
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het
gebruik van superbenzine wordt afge-
raden, omdat dit voor deze motoren
geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor uw mo-
tor. Aanhoudend zwaar pingelen bij
hoge motortoerentallen kan echter
schade veroorzaken en vereist onmid-
dellijk onderhoud.
Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken zoals slecht star-
ten, afslaan en haperen van de motor.
Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk
benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het World Wide
Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de nood-
zakelijke eigenschappen voor de opti-
male emissiewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van brandstof-
fen aan die voldoen aan de WWFC-
specificaties voldoen, indien
verkrijgbaar. METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd.
Voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels is de fabrikant
niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
280
Page 287 of 376

LET OP!
Gebruik geen benzine die methanol
of ethanol E-85 bevat. Het gebruik
van deze mengsels kan start- en rij-
problemen veroorzaken en schade
toebrengen aan kritieke onderdelen
van het brandstofsysteem.
ETHANOL
De fabrikant raadt het gebruik van
brandstoffen aan die niet meer dan
10% ethanol bevatten. Wanneer u
brandstof tankt bij een benzinestation
van een bekend merk beperkt u de
kans dat deze limiet van 10% wordt
overschreden of dat u brandstof krijgt
met abnormale eigenschappen. Houd
ook rekening met een hoger brand-
stofverbruik bij gebruik van met
ethanol vermengde brandstoffen,
vanwege de lagere energieopbrengst
van ethanol.
Voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels is de fabrikant
niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
LET OP!
Het gebruik van brandstof met een
ethanolgehalte van meer dan 10%
kan motordefecten, startproblemen,
slecht functioneren en aantasting
van materialen veroorzaken. Deze
nadelige werking kan blijvende
schade aan uw auto tot gevolg heb-ben.
SCHONE BENZINE
Benzine wordt tegenwoordig veelal
gemengd als bijdrage aan een scho-
nere lucht, vooral in omgevingen met
ernstige luchtverontreiniging. Deze
nieuwe mengsels zorgen voor een
schonere verbranding.
De fabrikant ondersteunt deze in-
spanningen voor schonere lucht. U
kunt hieraan bijdragen door deze
brandstof te gebruiken wanneer hij
verkrijgbaar is.
MMT IN BENZINE
MMT is een metaaladditief dat man-
gaan bevat en in sommige benzines-
oorten wordt gemengd om het octaan-
getal te verhogen. Met MMT
gemengde benzine biedt geen presta- tievoordelen vergeleken bij benzine
met hetzelfde octaangetal zonder
MMT. Benzine gemengd met MMT
verkort de levensduur van de bougies
en reduceert de prestaties van het
emissieregelsysteem van sommige au-
to's. De fabrikant raadt het gebruik
van benzine zonder MMT aan voor uw
auto. Het MMT-gehalte van benzine
staat mogelijk niet aangegeven op de
benzinepomp en daarom dient u bij
uw benzinepomp te informeren of de
benzine MMT bevat.
BRANDSTOFADDITIEVEN
Naast loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, wordt ook benzine
aanbevolen waaraan reinigingsmid-
delen en additieven voor corrosiepre-
ventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed
op het brandstofverbruik, verlaagt de
emissiewaarden en verbetert de mo-
torprestaties.
Onzorgvuldig gebruik van reinigings-
middelen voor het brandstofsysteem
word afgeraden. Veel van deze stoffen
zijn bedoeld voor het verwijderen van
harsen en neerslag en bevatten vaak
281
Page 288 of 376

actieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen
is dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidever-
giftiging te voorkomen.
Adem nooit uitlaatgassen in. Dezebevatten namelijk koolmonoxide,
een kleurloos en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat,
stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar bin-
nen wordt geblazen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Regelmatig onderhoud is een
prima bescherming tegen kool-
monoxide. Laat het uitlaatsys-
teem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt ge-
zet. Laat afwijkende condities di-
rect repareren. Rijd tot na de re-
paratie altijd met de ramen
volledig geopend.
Laat de achterklep dicht tijdens
het rijden om te voorkomen dat
koolmonoxide en andere giftige
uitlaatgassen de auto binnendrin-gen.
BRANDSTOFVEREISTEN
— DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de
hoogste kwaliteit met een cetaange-
halte van 50 of meer, die voldoet aan
de norm EN590, wordt sterk aanbe-
volen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving. BRANDSTOF BIJVULLEN AFSLUITBARE BRANDSTOFVULDOP
(TANKDOP) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De afsluitbare brandstofvuldop be-
vindt zich achter het tankklepje aan
de linkerzijde van de auto. Als de
brandstofvuldop is zoekgeraakt of be-
schadigd, moet de vervangende dop
geschikt zijn voor deze auto. OPMERKING:
De schuifdeur aan bestuurders-
zijde kunt u niet openen terwijl de
brandstofvulklep open staat. Deze
beveiliging werkt alleen als de
schuifdeur volledig dicht was toen
de brandstofvulklep werd ge-opend.
1. Steek de sleutel van de vuldop in
de slotcilinder en draai de sleutel naar
rechts om de vuldop te ontgrendelen.
2. Draai de tankdop linksom om hem
te verwijderen.
3. U weet dat u de vuldop goed hebt
vastgedraaid als u twee of drie klik-
ken hoort.
282