Page 201 of 376

"Vehicle Info" (informatie over de
auto) verschijnt in het EVIC en druk
dan op de SELECT toets. Druk op de
toetsen OMHOOG en OMLAAG om
door de onderstaande opties te blade-
ren:
Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur
van de koelvloeistof.
Oliedruk
Toont de daadwerkelijke druk van deolie.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de
motor in bedrijf is geweest. BERICHTEN
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "Messa-
ges: XX" (Berichten: XX) wordt ge-
markeerd in het EVIC. Als er meer
dan één bericht is, kunt u door op de
toets SELECT te drukken een opge-
slagen waarschuwingsbericht weerge-
ven. Druk op de toets OMHOOG en
OMLAAG als er meer dan één bericht
is om de overige opgeslagen berichtenweer te geven. Als er geen berichten
zijn, gebeurt er niets als u op de toets
SELECT drukt.
UNITS (eenheden)
Druk op de toets OMHOOG of OM-
LAAG totdat de melding "Units"
(maateenheden) in het EVIC ver-
schijnt en druk dan de toets SELEC-
TEREN. De te gebruiken maateenhe-
den voor het EVIC, de kilometerteller
en het navigatiesysteem (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) kun-
nen worden gewijzigd van metrisch
naar US (Amerikaans) en omgekeerd.
Om een selectie te maken bladert u op
of neer totdat de gewenste instelling
gemarkeerd is, vervolgens drukt u
kort op SELECTEREN totdat naast
de instelling een vinkje verschijnt
welke aangeeft dat de instelling gese-
lecteerd is.
WEERGAVE KEYLESS
ENTER-N-GO (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer op de knop ENGINE
START/STOP (Motor Aan/Uit) wordt
gedrukt om de stand van de contact-schakelaar te wijzigen, wordt rechts-
onder in het EVIC, rechts van de ki-
lometerstand, de huidige status van
het contact getoond.
Raadpleeg voor meer informatie:
"Keyless Enter-N-Go" onder "Starten
en rijden".
KOMPAS-/
TEMPERATUURWEERGAVEDe kompasuitlezingen geven aan in
welke richting de auto wijst. Het
EVIC geeft een van de acht mogelijke
kompasstanden en de buitentempera-
tuur weer. OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de
laatst bekende buitentemperatuur
weer. Het systeem heeft mogelijk
meerdere minuten rijtijd nodig
voordat de werkelijke buitentem-
peratuur weergegeven wordt. De
temperatuur van de motor kan van
invloed zijn op de weergave van de
buitentemperatuur, daarom wordt
de weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stilstaat.
195
Page 202 of 376

Automatische kompaskalibratie
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft terug te stellen.
Mogelijk geeft het kompas onjuiste
waarden weer wanneer de auto nieuw
is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas
wordt geijkt. U kunt het kompas ook
kalibreren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats
zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-bericht "CAL" ver-
dwijnt. Het kompas werkt nu nor-maal. OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak weg-
dek en een omgeving zonder grote
metalen voorwerpen zoals gebou-
wen, bruggen, ondergrondse ka-
bels, spoorrails enz. vereist.
Kompas handmatig kalibreren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als het kompas onjuiste waarden
weergeeft, maar het CAL-
indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas
als volgt handmatig in de kalibratie-modus:1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk danSELECTEREN.
3. Druk op de toets OMLAAG totdat
"Calibrate Compass" (kompas kali-
breren) wordt weergegeven op hetEVIC.
4. Druk kort op de knop SELECTE-
REN om het kalibreren te starten. Het
"CAL"-indicatielampje verschijnt op
het EVIC.
5. Rijd één of meer keren in een cirkel
van 360° (op een plaats zonder grote
metalen voorwerpen) tot het "CAL"-
indicatielampje uit gaat. Het kompas
werkt nu normaal. Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de
kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de
zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft in-
gesteld, worden de verschillen auto-
matisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrich-
ting optimaal is. Voor de meest nauw-
keurige werking van het kompas moet
de kompasafwijking aan de hand van
de volgende procedure worden afge-steld: OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voor-
werpen, zoals iPod's, mobiele tele-
foons, laptops en radardetectors,
op het dashboard liggen. Omdat
zich hier de kompasmodule be-
vindt, zou er interferentie met de
sensor van het kompas kunnen op-
treden, waardoor de weergegeven
waarden onbetrouwbaar worden.
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG totdat het menu Setup (Instel-
lingen) (Door de klant te programme-
ren functies) bereikt is. Druk danSELECTEREN.
3. Druk de toets OMLAAG totdat de
melding "Compass Variance" (kom-
pasafwijking) in het EVIC weergege-
ven wordt en druk dan op SELECT
196
Page 203 of 376
(selecteren). Het laatst gebruikte zo-
nenummer verschijnt in het EVIC.
4. Druk kort op de toets SELECT
totdat de juiste afwijkingszone vol-
gens de kaart is geselecteerd.
5. Druk kort op de toets RETURN
om af te sluiten.CUSTOMER- PROGRAMMABLE
FEATURES (SYSTEMSETUP)
Via Personal Settings (persoonlijke
instellingen) kunt u functies instellen
en weer oproepen wanneer de trans-
missie in PARK is geschakeld. Als de
keuzehendel niet in de stand PARK
staat of de auto begint te rijden, wordthet waarschuwingsbericht
SYSTEM
SETUP NOT AVAILABLE VEHI-
CLE NOT IN PARK (Systeeminstel-
lingen niet beschikbaar, auto staat
niet in PARK) getoond wanneer u
probeert in het hoofdmenu de optie
"System Setup" (Systeeminstellin-
gen) te selecteren.
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "System
Kaart kompasafwijking
197
Page 204 of 376

Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de toets
SELECTEREN om het submenu Sys-
teeminstellingen te openen. Druk kort
op de toets OMHOOG of OMLAAG
om een van de volgende functies te
selecteren:
Language (Taal) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten). Gebruik in
dit scherm de toetsen OMHOOG of
OMLAAG om door de beschikbare ta-
len te bladeren. Druk op de toets SE-
LECTEREN om English (Engels),
Spaans (Español) of Frans (Français)
te kiezen. Alle verdere informatie
wordt getoond in de taal van uwkeuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de versnellingspook in de ach-
teruitversnelling staat en de snelheid
lager is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld. Raadpleeg "Rear Park Assist
System" (parkeersensoren achter) in
"Functies van uw auto begrijpen"
voor meer informatie over de werking
en bediening.
Auto Unlock Doors (Portieren
automatisch ontgrendelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-keld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u
Driver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
198
Page 205 of 376

stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendeltoets op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press selecteert, moet u twee
keer op de ontgrendeltoets van de af-
standsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Als u
All Doors 1st Press(alle portieren na
één keer drukken) selecteert, ontgren-
delen alle portieren bij de eerste keer
indrukken op de UNLOCK-toets op
de afstandsbediening. Om uw keuze
te maken drukt u herhaald kort op de
toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-keld.
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld
aan geheugen) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Als u deze functie selecteert, nemen de
bestuurdersstoel, de spiegels en de ra-
dio wanneer u op de afstandsbedie-
ning (RKE-zender) de ontgrendel-
knop indrukt, de instellingen aan die in het geheugen staan. Als deze func-
tie niet is geselecteerd, kunnen de ge-
heugenstoel, de spiegels en de radio
alleen worden teruggezet naar de ge-
heugeninstellingen via de schakelaar
op het portier. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Flash Lamps with Lock
(Verlichting knippert bij
vergrendelen) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijntwaarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Automatic High Beams
(Automatisch grootlicht) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
"SmartBeam™" in "De functies van
uw voertuig" voor meer informatie.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Om een selectie te maken
bladert u op of neer totdat de ge-
wenste instelling gemarkeerd is, ver-
volgens drukt u kort op SELECTE-
199
Page 206 of 376

REN totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.
Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld branden. Als de koplampen zijn
ingeschakeld door middel van deze
functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uit-
geschakeld. Maak uw keuze door kort
op de toets SELECTEREN te druk-
ken totdat naast de instelling een
vinkje verschijnt, dat aanduidt dat de
instelling is geselecteerd. OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden
aangezet, wordt de verlichting van
het instrumentenpaneel gedimd.
(Raadpleeg "Verlichting" in "Defuncties van uw voertuig" voor in-
formatie over het verhogen van deintensiteit.)
Intermittent Wiper Options
(Opties voor intervalstand
ruitenwissers) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Als u ON selecteert, schakelt het sys-
teem automatisch de ruitenwissers in
als de regensensor vocht op de voor-
ruit detecteert. Om uw keuze te ma-
ken drukt u herhaald kort op de toets
SELECTEREN, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Als
het systeem wordt uitgeschakeld,
wordt de standaard intervalstand her-steld.
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, blij-
ven de schakelaars van de elektrisch
bediende ramen, de radio, de
Uconnect™ phone (voor bepaaldeuitvoeringen/markten), het dvd-
videosysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten), het elektrisch
bedienbare schuifdak (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en de aan-
sluitcontacten nog maximaal 10 mi-
nuten geactiveerd nadat de contact-
schakelaar is uitgezet. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Om een
selectie te maken bladert u op of neer
totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op
SELECTEREN totdat naast de instel-
ling een vinkje verschijnt welke aan-
geeft dat de instelling geselecteerd is.
Illuminated Approach
(Verlichting bij nadering) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Om een selectie te
maken bladert u op of neer totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is,
vervolgens drukt u kort op SELEC-
TEREN totdat naast de instelling een
200
Page 207 of 376

vinkje verschijnt welke aangeeft dat
de instelling geselecteerd is.
Flashers with Sliding Door
(Knipperlichten bij schuifdeur)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, wor-
den de knipperlichten ingeschakeld
als de schuifdeuren elektrisch of
handmatig worden bediend, waar-
door andere bestuurders worden ge-
waarschuwd dat er mogelijk iemand
in- of uitstapt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Keyless Enter-N-Go (Passive
Entry) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u de portieren
van uw auto vergrendelen en ontgren-
delen zonder dat u op de afstandbe-
diening de vergrendel- en ontgrendel-
knoppen hoeft in te drukken. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kortop de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld. Raadpleeg "Keyless Enter-N-
Go" in "Zaken die u moet weten
voordat u de motor start".
Stoel met Easy Exit-functie (voor
gemakkelijk uitstappen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten))
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-
stappen. Om uw keuze te maken
drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECTEREN, totdat een vinkje naast
de functie verschijnt, waarmee aange-
geven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. OPMERKING:
De stoel keert terug naar de
geheugenstand (als Geheugen op-
roepen op ON is ingesteld met af-
standsbediening) zodra de af-
standsbediening wordt gebruikt
om het portier te ontgrendelen.Raadpleeg voor nadere informatie:
"Geheugen bestuurdersstoel" on-
der "De functies van uw voertuig".
Tilt Mirror In Reverse (Spiegel
kantelen bij achteruitrijden)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, kan-
telt de bestuurdersspiegel naar bene-
den wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, zodat de be-
stuurder zicht heeft op wat eerder een
dode hoek was, waardoor voorwerpen
die zich dicht bij de achterkant van de
auto bevinden, kunnen worden ont-
weken. Om uw keuze te maken drukt
u herhaald kort op de toets SELEC-
TEREN, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd
is, of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Dodehoekwaarschuwing (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Er zijn drie keuzemogelijkheden voor
de dodehoekbewaking: "Blind Spot
Alert Lights" (Dodehoekwaarschu-
wing d.m.v. lampjes), "Blind Spot
201
Page 208 of 376

Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal) en "Blind Spot Alert
Off" (Dodehoekwaarschuwing Uit).
De dodehoekwaarschuwingsfunctie
kan worden geactiveerd in de modus
"Dodehoekwaarschuwing" (Blind
Spot Alert). Wanneer deze modus is
geselecteerd, is het dodehoekwaar-
schuwingssysteem geactiveerd en zal
het een visuele waarschuwing in de
buitenspiegels tonen. De functie Do-
dehoekwaarschuwing kan worden ge-
activeerd in de modus "Blind Spot
Alert Lights/CHM" (Dodehoekwaar-
schuwing d.m.v. lampjes/
geluidssignaal). In deze modus zal het
systeem voor dodehoekbewaking
(BSM) een visuele waarschuwing to-
nen in de buitenspiegels en een ge-
luidssignaal geven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld.
Wanneer "Blind Spot Alert Off" (dode
hoek uit) wordt geselecteerd, wordt
het dodehoeksysteem uitgeschakeld.
Om uw keuze te maken drukt u her-
haald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegevenwordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld. OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft
opgelopen in het gebied waar de
sensor geplaatst is, kan het zijn dat
de sensor niet meer juist uitgelijnd
is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een derge-
lijk geval de uitlijning van de sen-
sor controleren door een erkende
dealer. Door een niet juist uitge-
lijnde sensor zal het dodehoeksys-
teem niet werken volgens specifi-catie.
Calibrate Compass (Kompas
kalibreren) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Compass Variance
(Kompasafwijking) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Menu uitschakelen
Druk kort op de toets SELECTEREN
om het menu uit te schakelen. GELUIDSSYSTEMEN
Raadpleeg uw boekje over geluidssys- temen.
NAVIGATIESYSTEEM
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Raadpleeg de Uconnect Touch™ ge- bruikershandleiding. BEDIENING
iPod®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) OPMERKING:
Dit hoofdstuk is uitsluitend be-
doeld voor radio's met
Uconnect™, verkoopcode RES of
REQ/REL/RET. Voor de radio met
code RBZ/RHB, RHR, RHP, RHW
of RB2 en aanraakscherm met
iPod®/USB/MP3 regeling, dient u
de aparte RBZ/RHB, RHR, RHP,
RHW of RB2 gebruikershandlei-
202