OPMERKING:
U kunt de dubbelzijdige noodsleu-
tel in de slotcilinder steken met
eender welke kant naar boven.
De sleutelhouder uit het contact verwijderen
Zet de hendel in PARK. Draai de sleu-
tel in de stand OFF en verwijder de
sleutelhouder. OPMERKING:
De elektrische raambediening
blijft ook 10 minuten lang werken
nadat de contactschakelaar is uit-
geschakeld, afhankelijk van de in-
stelling voor vertraagd uitschake-
len van de accessoires. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Kinderen nooit alleen in het voer-tuig laten. Kinderen zonder toe-
zicht achterlaten in een auto is om
verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Laat de sleutel niet in het
contactslot achter. Een kind zou
de elektrische raambediening of
andere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen.
Laat nooit kinderen of dieren ach-
ter in een in de zon geparkeerde en
afgesloten auto. De hitte in het
interieur kan ernstige gezond-
heidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.LET OP!
Een niet-vergrendelde auto is een
prima uitnodiging voor dieven. Ver-
wijder altijd de sleutelhouder uit het
contactslot en vergrendel alle portie-
ren als u de auto onbeheerd achter-laat. Waarschuwingssysteemcontactsleutel
Als u het bestuurdersportier opent
terwijl de sleutelhouder zich in het
contact bevindt en de contactschake-
laar in de stand OFF of ACC staat,
klinkt er een geluidssignaal om u er-
aan te herinneren de sleutel te verwij-
deren. OPMERKING:
Het waarschuwingssysteem voor
de contactsleutel werkt alleen
wanneer de sleutelhouder in de
stand OFF of ACC staat.
Als uw auto is uitgerust met Keyless
Enter-N-Go, klinkt er een geluidssig-
naal wanneer u het bestuurderspor-
tier opent terwijl de contactschake-
laar in de stand ACC of ON/RUN
(motor uitgeschakeld) staat. Raad-
pleeg "Startprocedures" in "Starten
en rijden" voor meer informatie.
STUURSLOT (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw auto is mogelijk uitgerust met een
passief elektronisch stuurslot. Dit slot
Verwijderen van de noodsleutel
14
Op het bekledingspaneel vlak voor de
elektrische schuifdeur zijn schake-
laars aangebracht, bedoeld voor de
passagiers achterin, en in de dakcon-
sole zijn schakelaars aangebracht, be-
doeld voor de bestuurder en de passa-
giers. Als u de schakelaar eenmaal
indrukt, opent u de elektrische schuif-
deur. Als u de schakelaar indrukt ter-
wijl de elektrische schuifdeur wordt
geopend of gesloten, gaat de deur in
de andere richting bewegen. OPMERKING:
De elektrische schuifdeur moet
ontgrendeld worden voordat de
elektrische schakelaars functione-ren.
Als de portiergreep aan de binnen- of
buitenzijde wordt gebruikt terwijl de
elektrische schuifdeur is ingescha-keld, wordt de functie van de elektri-
sche schuifdeur uitgeschakeld en de
handbediende modus geactiveerd.
Om te voorkomen dat de elektrische
schuifdeuren per ongeluk vanuit de
achterbank worden bediend, drukt u
op de hoofdvergrendeltoets voor de
elektrische schuifdeur die zich in de
plafondconsole bevindt. Daarmee
worden de schakelaars en handgrepen
voor de inzittenden achterin buiten
werking gesteld. OPMERKING:
De elektrische schuifdeur kan
niet worden geopend met de
schakelaars wanneer een ver-
snelling is ingeschakeld of de
rijsnelheid hoger is dan 0 km/u.
U kunt de elektrische schuifdeur
sluiten terwijl de versnellings-
pook in een versnelling staat en
de rijsnelheid 0 km/u bedraagt
door het rempedaal in te trap-pen.
Wanneer een of ander obstakel de elektrisch bediende schuif-
deur hindert bij het openen of
sluiten, beweegt de deur auto- matisch in de omgekeerde rich-
ting, als er tenminste voldoende
weerstand was.
Als de elektrische schuifdeur niet volledig geopend of gesloten
is, wordt deze volledig geopend
als er op een schuifdeurschake-
laar wordt gedrukt. Om de deur
te sluiten, wacht u tot deze vol-
ledig is geopend en drukt u op-
nieuw op de schakelaar.
Als de elektrische schuifdeur binnen dezelfde cyclus meer-
dere keren op een obstakel stuit,
wordt het systeem automatisch
stopgezet, waarbij de motor van
de elektrische schuifdeur een
klikkend geluid maakt totdat de
deur niet meer beweegt. Dit
klikkende geluid kan worden
gestopt door aan de binnen- of
buitenhandgreep te trekken.
Wanneer deze situatie zich voor-
doet, zal de motor van de elek-
trische schuifdeur niet bescha-
digd raken. De elektrische
schuifdeur moet in dat geval met
de hand worden geopend of ge-sloten.Schakelaar elektrische schuifdeur
31
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen kunnen letsel oplo-
pen wanneer u bekneld raakt in de
schuifrichting van de deur. Contro-
leer of alles vrij is voordat u de deursluit.
Knipperen bij open elektrischeschuifdeur
De linker en rechter gevarenlichten
aan de buitenkant knipperen 12 se-
conden lang als één van de schuifdeu-
ren wordt geopend. Hierdoor worden
andere autobestuurders erop attent
gemaakt dat er passagiers in of uit het
voertuig kunnen stappen
De functie knipperen bij open schuif-
deur kan in of buiten werking worden
gesteld aan de hand van de volgendestappen:
1. Steek de ingebouwde sleutel in het contact.
2. Draai de contactschakelaar vijf-
maal heen en weer van ON/RUN naar
OFF en zet de schakelaar na de vijfde
keer in de stand ON/RUN (start de
motor niet). 3. Binnen 10 seconden na de laatste
cyclus drukt u op de schakelaar vooralarmknipperlichten.
4. U hoort eenmalig een geluidssig-
naal om duidelijk te maken dat de
programmering correct is uitgevoerd.
U kunt deze functie weer inschakelen
door de vorige procedure te herhalen. Hoofdvergrendelschakelaar
elektrische schuifdeur
Om een veiligere omgeving te schep-
pen voor kinderen op de achterbank
kunnen de schakelaars en handgre-
pen van de schuifdeur van de tweede
rij worden uitgeschakeld door de ON-
kant van de hoofdslotschakelaar in te
drukken die zich in de dakconsole
vóór bevindt.
Als de hoofdvergrendelschakelaar
elektrische schuifdeur in de stand
OFF staat, kan de elektrische schuif-
deur niet worden geopend of gesloten
met de schakelaar op het bekledings-
paneel vlak vóór de schuifdeur of met
de handgreep aan de binnenzijde van
de schuifdeur.
KINDERSLOT SCHUIFDEUREN
Voor de veiligheid van kleine kinde-
ren die op de achterste zitplaatsen
meerijden, hebben de schuifdeuren
een kinderslot. OPMERKING:
Wanneer het kinderslot is geacti-
veerd, kan het portier alleen met
de portiergreep van buitenaf wor-
den geopend, ook als de ontgren-
delknop aan de binnenzijde in de
ontgrendelde stand staat.
Activeren van het kinderslot
1. Open de schuifdeur.
Hoofdschakelaar elektrische
schuifdeur in dakconsole
1 — Linkerdeur 3 — Rechterdeur
2 — Achterklep 4 — Hoofdslot
32
Onderzoek heeft aangetoond dat au-
togordels levens redden en bij onge-
vallen de zwaarte van letsels kunnen
verminderen. Zeer ernstig letsel komt
voor als personen uit de auto worden
geslingerd. Autogordels voorkomen
dit en verminderen de kans op letsel
door aanraking met de binnenkant
van de auto. Iedere inzittende van een
motorvoertuig hoort te allen tijde een
autogordel te dragen. Driepuntsgordels
Alle zitplaatsen in uw auto zijn uitge-
rust met heup-/schoudergordels.
De rolautomaat van de autogordels
blokkeert alleen bij een noodstop of
een aanrijding. Daardoor kan het
schoudergedeelte van de gordel onder
normale omstandigheden vrij bewe-
gen. Bij ongevallen zal de gordel ech-
ter blokkeren en het risico verkleinen
dat u hard in aanraking komt met het
interieur van de auto of uit de auto
wordt geslingerd.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om tijdens hetrijden personen te vervoeren in de
bagageruimte, zowel binnen als
buiten de auto. Bij een ongeval
lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico op ernstig
of dodelijk letsel.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en autogor-dels.
Zorg dat iedereen in uw auto een
stoel heeft en de autogordel op de
juiste wijze heeft omgedaan.
Foutief gebruik van de autogordel
is gevaarlijk. Autogordels zijn zo
ontworpen dat ze over het zwaar-
dere beendergestel van het li-
chaam gedragen worden. Dit zijn
de sterkste lichaamsdelen, die het
beste in staat zijn om de vrijko-
mende krachten bij een ongeval
op te vangen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als uw autogordel niet op de juiste
plaatsen om uw lichaam sluit, kan
dit leiden tot zwaarder letsel bij
ongevallen. U kunt inwendig let-
sel oplopen of gedeeltelijk onder
de autogordel door glijden. Volg
deze instructies om uw autogordel
veilig te dragen en uw passagiers
te beschermen.
Twee inzittenden mogen nooit te-
gelijkertijd van één enkele auto-
gordel gebruikmaken. Deze twee
personen kunnen tijdens een on-
geval met een klap tegen elkaar
komen en elkaar zo ernstig ver-
wonden. Gebruik nooit een drie-
puntsgordel of een heupgordel
voor meer dan één persoon, ook
niet als het gaat om kleine kinde-
ren.
37
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners
en/of de extra zijairbags in de
voorstoelen en de extra gordijn-
zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet. De binnenverlichting inschakelen
zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
54
maals: volg nauwgezet de aanwijzin-
gen van de fabrikant van het
kinderzitje op wanneer u een kinder-
zitje installeert.WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kin-
derzitje niet goed functioneert. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of botsing als projectiel
door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier ver-wonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
autogordels. AANBEVELINGEN BIJ
INRIJDEN VAN DEMOTOR
De motor en aandrijflijn (versnel-
lingsbak en as) van uw auto hebben
geen lange inrijperiode nodig.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid van 80 à 90 km/u aanhou-den.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
vormt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de
geldende verkeersregels, een goede
bijdrage tot het inrijden. Accelereren
met plankgas in een lage versnelling
kan slecht zijn en moet worden ver-meden.
De transmissieolie die de fabriek in de
motor heeft aangebracht, is een ener-
giebesparend smeermiddel van een
hoge kwaliteit. Houd bij het olie ver-
versen rekening met de te verwachten
klimaatomstandigheden. Raadpleeg
"Onderhoudsprocedures" in "Onder-
houd van uw auto" voor de aanbevo-
len viscositeit en kwaliteitsklassen.
GEBRUIK GEEN NIET-REINIGENDE OF ONVERMENGDE
MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor kan de eerste paar
duizend kilometer een iets hoger olie-
verbruik hebben. Dat is bij het inrij-
den normaal en duidt niet op een pro-bleem.
Aanvullende vereisten voor
een dieselmotor (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Vermijd bij de eerste 1500 km zware
belastingen, bijv. volgas rijden. Blijf
onder 2/3 van het maximum toelaat-
baar toerental voor elke versnelling.
Schakel op het juiste moment. Scha-
kel niet handmatig terug om te rem-men. VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE BAGAGERUIMTE.
67
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren ach-ter in een in de zon geparkeerde en
afgesloten auto. De hitte in het
interieur kan ernstige gezond-
heidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens
het rijden personen te vervoeren
in de bagageruimte. Bij een aan-
rijding lopen personen in de baga-
geruimte een groter risico om ern-
stig of zelfs dodelijk gewond teraken.
Vervoer geen personen in een
ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en autogor-dels.
Zorg dat iedereen in uw auto een
stoel heeft en de autogordel op de
juiste wijze heeft omgedaan. Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen letsel veroor-
zaken of zelfs dodelijk zijn. Ze be-
vatten koolmonoxide (CO), een
kleur- en reukloos gas. Het inade-
men ervan kan bewusteloosheid en
vergiftiging veroorzaken. Houd u
aan de volgende veiligheidswenken
om het inademen van koolmonoxide
te vermijden:
Laat de motor niet langer in een ge-
sloten garage of beschutte ruimte
draaien dan noodzakelijk is om de
auto te verplaatsen.
Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel
dan de verwarming of de koeling zo-
danig af dat er buitenlucht in de auto
wordt aangezogen. Zet de aanjager op
de hoogste snelheid.
Wanneer u toch met open achterklep
moet rijden, zorg dan dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in de hoogste stand
staat. Schakel de circulatiestand
NIET in. De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer enige verandering in het uit-
laatgeluid is waar te nemen, als u
uitlaatgassen in het interieur ruikt of
als de onder- of achterzijde van de
auto is beschadigd, is er mogelijk
sprake van lekkage in het uitlaatsys-
teem. Laat een vakbekwaam monteur
het volledige uitlaatsysteem en de na-
burige carrosseriedelen controleren
op breuk, schade, slijtage of verkeerde
montage. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen zorgen dat uitlaatgas
binnendringt in het interieur. Laat het
uitlaatsysteem ook altijd controleren
wanneer de auto op een hefbrug
wordt gezet voor smering of bij olie-
verversing. Laat indien nodig delen
van het uitlaatsysteem vervangen. Aanbevolen
veiligheidscontroles binnen
in de auto
Veiligheidsgordels
Controleer de autogordels van tijd tot
tijd op scheuren, rafels en losse delen.
Laat beschadigde onderdelen direct
68
HAKEN VOOR PLASTICBOODSCHAPPENTASSEN . . . . . . . . . . . . . . . 125
BESTUURDERSSTOEL MET GEHEUGENFUNCTIE (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
INSTELLEN GEHEUGENFUNCTIE EN AFSTANDSBEDIENING AAN GEHEUGEN
KOPPELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
GEMAKKELIJK IN- EN UITSTAPPEN (alleen leverbaar met stoelpositiegeheugen) . . 128
OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP . . . 128
VERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 INTERIEURVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . 129
PARKEERLICHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
KOPLAMPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
AUTOMATISCH INSCHAKELENDEKOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDE RUITENWISSERS (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
UITSCHAKELVERTRAGING KOPLAMPEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 131
MISTLAMPEN VÓÓR (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
ACCUBEVEILIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
MULTIFUNCTIONELE HENDEL . . . . . . . . . . 132
74