Stand Economy (spaarstand)
Wanneer de stand ECONOMY (spaar-
stand) is gewenst, drukt u op de A/C-
knop om het indicatielampje en de
aircocompressor uit te schakelen.
Draai de temperatuurregelknop tot de
gewenste temperatuur.
Max A/C
Voor maximale koeling gebruikt u de
airco- en circulatieknoppen tegelijk.
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
ACHTERIN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De handbediende klimaatregeling
achterin heeft vloerroosters aan de
achterkant van de rechterschuifdeur
en luchtroosters boven beide buiten-
ste zitplaatsen achterin. De unit zorgt
voor warme of koele lucht via de
vloerroosters en de bovenste openin-gen.
De aanjager achterin en de tempera-
tuurregeling voor de achterpassagiers
bevinden zich in de dakbekleding in
het midden van het voertuig.AANJAGERKNOP ACHTERIN
De hoofdknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich op de klimaatrege-
leenheid voorin op het instrumenten-paneel.
De passagiers op de tweede rij kunnen
de aanjagersnelheid achterin niet re-
gelen tenzij de hoofdknop voor de
aanjager voorin is afgesteld op
REAR.
De regelknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich in de dakconsole
achterin. Deze knop heeft een uit-
stand en verschillende aanjagersnel-
heden. Zo kunnen de passagiers op de tweede rij de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.
LET OP!
Lucht stroomt de handbediende kli-
maatregeling achterin via een in-
laatrooster binnen. Dit rooster be-
vindt zich aan de rechterzijde in het
bekledingpaneel achter de 3e zitrij.
De roosters voor verwarming/
ventilatie zijn aangebracht in het
bekledingspaneel aan passagiers-
zijde, vlak achter de schuifdeur.
Zorg dat u het luchtinlaatrooster of
de ventilatieroosters niet blokkeert
door voorwerpen of anderszins. Het
elektrisch systeem kan zo overbelast
en de aanjagermotor beschadigd ra-ken.
TEMPERATUURREGELINGACHTERIN
Met de stand REAR(voor luchtdistri-
butie achterin) kunnen de instellingen
worden geregeld met de regelknopachterin.
Als u de temperatuur achterin wilt
wijzigen, draait u de temperatuurre-
Handbediende klimaatregeling achterin
1 – Aanjager achterin 3 – Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuurachter 4 – Vergrende-
ling klimaatrege-
ling achterin
230
STARTPROCEDURES
Voordat u uw auto start: stel uw stoel
in, stel de binnen- en buitenspiegels
in, doe uw veiligheidsgordel om en
verzoek eventuele passagiers ook hun
veiligheidsriemen om te doen.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen alleen in eenauto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen. AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
De versnellingspook moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u
de auto kunt starten. Trap het rempe-
daal in voordat u de versnellingspook
in een rijstand zet.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de versnellingspook alleen in
de stand PARK als de auto volle-
dig stilstaat.
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet vanuit REVERSE,
PARK of NEUTRAL naar een van
de rijstanden bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen. Houder met ingebouwde sleutel
gebruiken (Tipstart) OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude
of warme motor hoeft u het gaspe-
daal niet in te trappen.
Druk niet
op het gaspedaal. Zet de
contactschakelaar met de houder met
ingebouwde sleutel even in de stand
START en laat deze los zodra de start-
motor aanslaat. De startmotor blijft
draaien en slaat automatisch af als de
motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, slaat de startmotor au-
tomatisch binnen 10 seconden af. Als
dit gebeurt, draai dan de contactscha-
kelaar in de vergrendelstand (LOCK),
wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure "Normaal starten".
245
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Probeer niet de auto te starten
door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak kunnen niet op
die manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen. Wanneer de auto een lege
accu heeft, kunt u startkabels ge-
bruiken en starten met een hul-
paccu of de accu van een andere
auto. Deze startmethode kan ge-
vaarlijk zijn bij ondeskundig ge-
bruik. Raadpleeg voor meer infor-
matie "Starten met startkabels"
in "Wat te doen in geval vannood".
'Verzopen' motor starten (met de
ENGINE STAR T/STOP-knop)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "normaal starten" of
"extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Om de overtollige brandstof af te voe-
ren, houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het gaspedaal helemaal inge-
trapt, en drukt u vervolgens één keer
op de ENGINE START/STOP-knop
en laat deze weer los. De startmotor
wordt automatisch ingeschakeld,
draait gedurende 10 seconden, en
wordt dan uitgeschakeld. Als dit ge-
beurt, laat dan het gas- en rempedaal
los, wacht gedurende 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
'Verzopen' motor starten (met
houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Om de overtollige brandstof af te voe-
ren, houdt u het gaspedaal helemaal
ingedrukt op de vloer. Daarna draait
u de contactschakelaar in de stand
"START" en laat u deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor
slaat automatisch binnen 10 seconden
af. Als dit gebeurt, laat dan het gaspe-
daal los, draai de contactschakelaar
in de vergrendelstand (LOCK), wacht
10 tot 15 seconden en herhaal dan de
procedure "Normaal starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, wacht u 10 tot 15 se-
conden voordat u het nogmaals pro-beert.
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt auto-
matisch geregeld en loopt terug naar-
mate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
1. Draai de contactschakelaar in de
stand ON.
2. Kijk naar het controlelampje
"Wachten met starten" in de instru-
mentengroep. Raadpleeg voor meer
informatie “Instrumentgroep” onder
“De functies op uw dashboard”. Dit
zal twee tot tien seconden branden,
afhankelijk van de motortempera-
tuur. Wanneer het controlelampje
"Wachten met starten" uitgaat, is de
motor gereed om te worden gestart.
3. DRUK NIET op het gaspedaal.
Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat los zodra de
motor aanslaat.
248
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, mag u deze NIET lan-
ger dan 15 seconden per keer laten
draaien. Wacht 10 tot 15 seconden
voor u het opnieuw probeert.
4. Laat de motor na aanslaan nog ca.
30 seconden stationair draaien voor-
dat u gaat rijden. De olie kan zo door
het motorblok circuleren en de turbo-
lader smeren. Aandachtspunten voor starten en
rijden — dieselmotoren
WAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een andere
ontvlambare vloeistof in de luchtin-
laat van de motor om de auto te
starten. Hierdoor kunnen steek-
vlammen ontstaan die ernstig letsel
kunnen veroorzaken.
Een koude motor kan beschadigd raken als u deze tijdens het rijden of
stationair met hoge toerentallen
laat draaien.
Voordat u een turbodieselmotor
uitzet, moet u de motor altijd
naar normaal toerental laten te-
rugkeren en enkele seconden
stationair laten draaien. U waarborgt zo een degelijke sme-
ring van de turbocompressor.
Dit is vooral van belang na een
periode van rijden onder zwareomstandigheden.
Turbolader afkoelen OPMERKING:
Door de motor stationair te laten
lopen na een lange rit krijgt de
turbine-unit de kans om af te koe-
len tot een normale bedrijfstempe-
ratuur.
Hanteer het volgende schema om te
bepalen hoeveel stationaire draaitijd
nodig is om de turbolader voldoende
te koelen voordat u de motor afzet,
afhankelijk van de rijwijze en de be-
lading van de auto.
Afkoelschema turbolader
Rijden Omstandigheden Lading Turbocompressor Tempera-
tuurTijd stationair (in minuten)
Voor uitschakelen
Stop & Go Leeg Koud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1 Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Max. belasting Warm 3 Snelwegen Max. belasting Warm 4Hellingen Max. belasting Heet 5
249
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAKLET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de keuzehendel pas in destand PARK nadat het voertuig
volledig tot stilstand is gekomen.
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet tussen PARK, RE-
VERSE, NEUTRAL of DRIVE bij
een hoger motortoerental dan sta-
tionair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen.
OPMERKING:
U moet het rempedaal ingetrapt
houden wanneer u uit PARK scha-kelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de versnel- lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel uitsluitend in een
versnelling als de motor normaal
stationair draait en u het rempe-
daal stevig intrapt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
keuzehendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de sleutelhouder is ver-
wijderd, wordt de keuzehendel in
de stand PARK vergrendeld waar-
door de auto niet ongewenst in
beweging komt.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
(Vervolgd)
250
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het is gevaarlijk om de versnel-
lingspook uit de stand PARK of
NEUTRAL te schakelen wanneer
het motortoerental hoger is dan
het stationaire toerental. Als u uw
voet niet stevig op het rempedaal
hebt geplaatst, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de
controle over de auto te verliezen
en een persoon of voorwerp te ra-
ken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor nor-
maal stationair draait en u met uw
voet krachtig het rempedaal inge-
trapt houdt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto
kan lichamelijk letsel tot gevolg
hebben van mensen in en bij de
auto. Net als bij alle andere voer-
tuigen, mag u een auto nooit ver-
laten terwijl de motor loopt. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
keuzehendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
sleutelhouder uit het contact.
Wanneer de sleutelhouder is ver-
wijderd, wordt de keuzehendel in
de stand PARK vergrendeld waar-
door de auto niet ongewenst in
beweging komt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder
bij het verlaten van het voertuig
en doe uw voertuig op slot.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten autohebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Kinderen zonder toezicht in een
auto achterlaten is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinde-
ren of derden kunnen ernstige of
dodelijke verwondingen oplopen.
Waarschuw kinderen dat ze niet
aan de handrem, het rempedaal of
de versnellingspook mogen ko-men.
Laat de sleutelhouder niet slinge-
ren in of nabij de auto. Een kind
zou de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen be-
dienen of de auto in beweging
kunnen brengen.LET OP!
Voordat u de versnellingspook uitde stand PARK zet, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal in-
getrapt houden. Anders kan de
versnellingspook beschadigd ra-ken.
(Vervolgd)
253
en blijft daarna continu branden. Bo-
vendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (TPM-systeem controle-
ren) en op het display verschijnt "- -"
in plaats van de spanningswaarde van
de vier banden. Wanneer de auto op-
nieuw wordt gestart, geeft het TPM-
systeem geen geluidssignaal meer,
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning niet meer branden en ver-
schijnt er geen tekstbericht meer op
het EVIC. De grafiek toont echter nog
steeds “- -.“
Om het TPMS weer in werking te
stellen moet u eerst alle vier banden-
en wielstellen (wegbanden) vervan-
gen met banden met TPM-sensors
(bandenspanningscontrole). Rij
daarna tot 20 minuten met een snel-
heid van meer dan 24 km/u. Het
TPM-systeem geeft een geluidssig-
naal, het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75 se-
conden, op het EVIC verschijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(TPM-systeem controleren) en het
grafisch display toont de waardenvoor de bandenspanning om aan te
geven dat het systeem de sensorsigna-
len ontvangt. BRANDSTOFVEREISTEN
— BENZINEMOTOR
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het
gebruik van superbenzine wordt afge-
raden, omdat dit voor deze motoren
geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor uw mo-
tor. Aanhoudend zwaar pingelen bij
hoge motortoerentallen kan echter
schade veroorzaken en vereist onmid-
dellijk onderhoud.
Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken zoals slecht star-
ten, afslaan en haperen van de motor.
Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk
benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het World Wide
Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de nood-
zakelijke eigenschappen voor de opti-
male emissiewaarden, prestaties en
duurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van brandstof-
fen aan die voldoen aan de WWFC-
specificaties voldoen, indien
verkrijgbaar. METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd.
Voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels is de fabrikant
niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
280
actieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen
is dodelijk. Volg de onderstaande
voorschriften om koolmonoxidever-
giftiging te voorkomen.
Adem nooit uitlaatgassen in. Dezebevatten namelijk koolmonoxide,
een kleurloos en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat,
stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar bin-
nen wordt geblazen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Regelmatig onderhoud is een
prima bescherming tegen kool-
monoxide. Laat het uitlaatsys-
teem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt ge-
zet. Laat afwijkende condities di-
rect repareren. Rijd tot na de re-
paratie altijd met de ramen
volledig geopend.
Laat de achterklep dicht tijdens
het rijden om te voorkomen dat
koolmonoxide en andere giftige
uitlaatgassen de auto binnendrin-gen.
BRANDSTOFVEREISTEN
— DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de
hoogste kwaliteit met een cetaange-
halte van 50 of meer, die voldoet aan
de norm EN590, wordt sterk aanbe-
volen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving. BRANDSTOF BIJVULLEN AFSLUITBARE BRANDSTOFVULDOP
(TANKDOP) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De afsluitbare brandstofvuldop be-
vindt zich achter het tankklepje aan
de linkerzijde van de auto. Als de
brandstofvuldop is zoekgeraakt of be-
schadigd, moet de vervangende dop
geschikt zijn voor deze auto. OPMERKING:
De schuifdeur aan bestuurders-
zijde kunt u niet openen terwijl de
brandstofvulklep open staat. Deze
beveiliging werkt alleen als de
schuifdeur volledig dicht was toen
de brandstofvulklep werd ge-opend.
1. Steek de sleutel van de vuldop in
de slotcilinder en draai de sleutel naar
rechts om de vuldop te ontgrendelen.
2. Draai de tankdop linksom om hem
te verwijderen.
3. U weet dat u de vuldop goed hebt
vastgedraaid als u twee of drie klik-
ken hoort.
282