Page 169 of 247

4
CORROSION PREVENTION AND APPEARANCE CARE
21
4
IN GEVAL VAN PECH
21
6. Controleer de bandenspanning van de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de
wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richtingstoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste- of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger. 9. Als de aanhanger is voorzien van
een elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt.
14.Schakel bij het afdalen van een helling naar een lagere versnellingom gebruik te maken van deremmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naareen lagere versnelling en met gematigde snelheid worden gereden om de kans op overbelasting enoververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij
heuvelopwaarts rijden niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoorkan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker.
Page 170 of 247

44IN GEVAL VAN PECH
22
2. Bedien de handpomp tot er geen
luchtbellen meer uit de ontluchtopening met de brandstofmeekomen. Leg tijdens het ontluchten een doek rond de ontluchtopening zodat geenbrandstof op andere onderdelen terecht komt.
3. Draai de ontluchtnippel weer vast zodra de brandstof vrij vanluchtbellen is.
4. Ga door met pompen tot de pomphefboom grote weerstandbiedt.
5. Controleer tenslotte of nergens brandstof weglekt.Raadpleeg bij twijfel een officiële HYUNDAI dealer. E090A02P
BRANDSTOFSYSTEEM ONTLUCHTEN
E090A01P-GXT (Diesel Motor)
Nadat de motor door brandstofgebrek is afgeslagen, na het vervangen van een filter of als de auto gedurende eenlangere tijd niet is gebruikt, moet het brandstofsysteem worden ontlucht zoals in de afbeelding is aangegeven.
1. Draai de ontluchtnippel aan de bovenzijde van het brandstoffilter los. E090A01P
LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (temperatuur-meter gaat naar hetrode gebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaartsrijden een lagereversnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneldstationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
!
Page 171 of 247

4
CORROSION PREVENTION AND APPEARANCE CARE
23
4
IN GEVAL VAN PECH
23
!ATTENTIE:
o Rook niet en vermijd open vuur in de omgeving van het voertuig tijdens het ontluchten van het brandstofsysteem.
o Verwijder alle eventuele gemorste
brandstof in verband met hetdaaruit voortvloeiende brandgevaar.
WATER UIT BRANDSTOFFILTER AFTAPPEN
E100A01P-GXT (Diesel Motor) Als de controlelamp voor het brandstoffilter gaat branden, betekent dit dat zich water in het brandstoffilterheeft verzameld. In dit geval moet het water op onderstaande wijze uit het filter worden verwijderd:
1. Draai de aftapplug aan de onderzijde
van het filter los. Aftapplug
GS40310A
2. Bedien de handpomp langzaam 6 à7 maal om het water door de aftapplug te persen.
3. Draai de aftapplug weer vast wanneer al het water uit het filter isverwijderd.
4. Draai de ontluchtnippel los en ontlucht het brandstofsysteem.(Zie "BrandstofsysteemOntluchten".)
5. Controleer of het
waarschuwingslampje gaat brandenbij aangezet contact (sleutel in de stand "ON") en weer dooft zodra de motor is gestart.Raadpleeg bij twijfel een erkende HYUNDAI dealer. Pompen
GS40320A
Page 172 of 247

44IN GEVAL VAN PECH
24
!
D010B02P
!
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
SD020A1-FX SD020B1-FX
Als de startmotor niet oflangzaam ronddraait
1. Let er bij een automatische
transmissie op dat de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat. Trek de handrem aan.
2. Controleer of de accupolen schoon zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt of uitgaat bij het starten van de motor, is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor"Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's.
WAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestartdoor de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken.Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaarontstaat.
!WAARSCHUWING:
Verwijder zorgvuldig alle water dat uit het filter is afgetapt, omdat de brandstof in het water tot ontbranding zou kunnen komen.
ATTENTIE:
(1) Rook niet en vermijd open vuur in de omgeving van het voertuigtijdens het ontluchten van hetbrandstofsysteem.
(2) Verwijder het uit het
brandstoffilter geperste waterzorgvuldig aangezien de brandstof in het water brandgevaar oplevert.
Page 173 of 247

4
CORROSION PREVENTION AND APPEARANCE CARE
25
4
IN GEVAL VAN PECH
25
AD020D1-AX Wat te doen als de motor tijdens het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen, blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwingsknipper-
lichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de
motor niet aanslaat, raadpleeg dan "ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT".
SD020C1-FX Als de startmotor ronddraait, maar de motor slaat niet aan:
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer alle aansluitingen op de
bobine en de bougies.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Als de motor nog niet aanslaat, neem dan contact op met uw Hyundaidealer.
!
STARTEN MET HULPSTARTKABELS
HA1FL4001
WAARSCHUWING:
Het starten met hulpstartkabels kan gevaarlijk zijn. Het niet exact opvolgen van de richtlijnen kanernstige verwondingen of schade aan de wagen tot gevolg hebben! Roep in geval van twijfel deskundigehulp in. Accu's bevatten zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Draag bij het starten methulpstartkabels een bril en let erop dat accuvloeistof niet in aanraking komt met de huid, uw kleding of dewagen. E110A01P-GXT
Ontladen accu
Hulpaccu
1. Beide accu's moeten 12V leveren.De capaciteit (Ah) van de hulpaccu mag niet beduidend lager zijn dan die van de ontladen accu.
2. Gebruik alleen professionele
startkabels.
3. Een ontladen accu kan bevriezen.
Een bevroren accu moet eerst worden ontdooid voordat de startkabels worden aangebracht.
4. De twee voertuigen mogen niet met elkaar in aanraking komen omdatdan een stroom zou kunnen gaan vloeien op het moment dat depositieve polen met elkaar worden verbonden.
5. De ontladen accu moet correct op het elektrische circuit van hetvoertuig zijn aangesloten.
6. Laat de motor van het voertuig dat de spanning levert draaien.
7. Sluit de startkabels als volgt aan:
(1) Sluit een klem van één van de startkabels (rood) aan op de positieve pool van de lege accu ende andere klem op de positieve pool van de hulpaccu.
Page 174 of 247

44IN GEVAL VAN PECH
26
!
4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, de slangen enonder de wagen op koelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeldgeweest, dan is het gebruikelijk dat er koud water uitstroomt).
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait.
ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
D030A02A-AXT Staat de koelvloeistoftemperatuurmeter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, dan is de motorwaarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk op
een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handgeschakelde versnellingsbak deversnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakel eventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap;zet de motor dan af. Wacht met hetopenen van de motorkap tot geen koelvloeistof meer weglekt en geen stoom zichtbaar is.Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer ofde ventilator werkt. Is dit niet het geval zet dan de motor af.
(2) Sluit een klem van de andere
startkabel (zwart) aan op de negatieve pool van de hulpaccu en de andere klem op het motorblok van het voertuig met de lege accuop een punt dat zo ver mogelijk van de accu is verwijderd.
! ATTENTIE:
o Zorg dat de klemmen van de startkabels elkaar niet raken.
o Sluit de kabel van de negatieve pool van de hulpaccu niet op de negatieve pool van de lege accuaan; de accu produceert namelijk een gas dat door vonkvorming bij het verwijderen van de klemvan de negatieve pool kan exploderen.
o Zorg dat geen van de startkabels door draaiende onderdelen zoalsde koelventilateur kan worden geraakt.
8. Start de motor zoals is beschreven op blz. 3-2 "Motor Starten".
9. Verwijder de startkabels in omgekeerde volgorde vanaanbrengen.
Page 175 of 247

4
CORROSION PREVENTION AND APPEARANCE CARE
27
4
IN GEVAL VAN PECH
27
!WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneerde motor draait of binnen 30 seconden nadat deze is afgezet. Hogedrukpomp, rail, verstuivers enverstuiverleidingen staan onder hoge druk, zelfs nadat de motor is afgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kan ernstige verwondingen veroor- zaken wanneer deze met het lichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30cm van de ECU of de bedrading in de motorruimte komen als de mo- tor draait, aangezien de hogestroom waarmee het common-rail- systeem werkt een groot magnetsich veld veroorzaakt.
5. Is de V-riem van de waterpomp gebroken of is er sprake van koelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact op met de dichtstbijzijnde Hyundaidealer.!WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit de radiateur spuiten hetgeen ernstigebrandwonden tot gevolg kan hebben.
6. Als u geen oorzaak kunt vinden, wacht dan tot de motor weer op normale temperatuur is. Verwijdervoorzichtig de dop van de radiateur en vul water bij tot het niveau in het expansievat waar de merkstreep "Half" staat (in geval van koelvloeistoflekkage).
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen van oververhitting.Raakt de motor opnieuw oververhit,neem dan contact op met uw Hyundai dealer.
LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistof wijst op een lek in het koelsysteemhetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet worden gerepareerd.
!
ZEKERINGEN CONTROLEREN EN VERVANGEN
ZG200A1-AX Een zekering vervangen
HSRFL200
Een zekering smelt zodra het circuit vanaf de accu overbelast raakt,waardoor schade aan de bedrading wordt voorkomen (dit kan worden veroorzaakt door een kortsluiting inhet systeem). In dit geval moet de storing door een Hyundai dealer worden opgespoord, het systeemworden gerepareerd en de zekering worden vervangen. De zekeringen bevinden zich in een houder naast deaccu. Goed
Doorge- brand
Page 176 of 247

44IN GEVAL VAN PECH
28
1. Zet de ontsteking en alle andere
verbruikers uit.
2. Open de zekeringhouder en inspecteer alle zekeringen. Verwijder de zekeringen door zenaar u toe te trekken (een kleine "zekeringtrekker" waarmee dit gemakkelijker kan wordenuitgevoerd, bevindt zich in de relais- en zekeringhouder in de motorruimte).
3. Na het vinden van de doorgebrande zekering moeten ook de overige
HSR4022
HPG200B1-AX Zekeringen vervangen De zekeringhouder voor de verlichting en de overige elektrische accessoiresis onder het dashboard aan de bestuurderszijde aangebracht. In de zekeringhouder zijn het amperage ende beveiligde circuits aangegeven. Als de verlichting of andere elektrische accessoires uitvallen, moet de zekeringworden gecontroleerd. De zekering is doorgebrand wanneer de metalen strip in de zekering is gesmolten.Ga in dit geval als volgt te werk:
HSR4021
LET OP:
Gebruik bij het vervangen van een zekering altijd een nieuwe zekering met hetzelfde amperage. Gebruiknooit een stuk draad of een zekering met een hoger amperage. Dit kan ernstige schade en brand tot gevolghebben.
!