Page 137 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
19
!
D110A01P-GXT JUIST GEBRUIK VAN DE REMMEN
WAARSCHUWING:
Plaats geen voorwerpen op de afdekking van de laadruimte achterde achterbank. Bij een aanrijding of plotseling remmen kunnen dergelijk voorwerpen naar voren wordengeslingerd waardoor de inzittenden verwondingen kunnen oplopen of het voertuig wordt beschadigd.
o Controleer voor het wegrijden of de parkeerrem vrij is gezet en decontrolelamp voor de parkeerrem niet brandt.
o Bij het rijden in de regen of door plassen en bij het wassen van dewgen, kunnen de remmen nat worden. Natte remmen hebben eenlangere remweg tot gevolg en kunnen er voor zorgen dat de wagen bij het remmen scheeftrekt. Druk,om de remmen te drogen voorzichtig enigszins op het rempedaal tot de normale remwerking weer is hersteld. Heeft dit geen resultaat,zet het voertuig dan zo snel mogelijkstil en neem contact op met uw Hyundai dealer voor assistentie.
o Plaats het versnellingshandel niet
in neutraal als u bergafwaarts rijdt.Dit kan gevaarlijk zijn. Houd altijd een versnelling ingeschakeld, remhet voertuig af en schakel vervolgens naar een lagere versnelling zodat op de motor kan worden afgeremd.
o Laat uw voet niet op het rempedaal rusten tijdens het rijden. Dit kangevaarlijk zijn doordat de remmente heet kunnen worden en hierdoor niet meer optimaal functioneren. Tevens kan het remsysteemhierdoor worden beschadigd.
o Als u een lekke band krijgt, druk dan
het rempedaal licht in en zorg dathet voertuig op de weg blijft terwijl snelheid wordt verminderd. Zet het voertuig, zodra dit mogelijk is, aande kant op een veilige plaats.
o Indien uw voertuig is uitgerust met
automatische transmissie, laat hemdan niet "kruipen", maar vermijd dit door uw voet op het rempedaal te houden wanneer het voertuig totstilstand is gekomen. o Wees voorzichtig bij het parkeren
op een helling. Trek de parkeerremaan en plaats het keuzehandel in de stand "P" (automatische transmissie) of in de eerste ofachteruitversnelling (handgeschakelde versnellingsbak). Als u het voertuig op een hellingparkeert, draai dan de voorwielen in een zodanige stand dat de wagen niet kan wegrollen. Leg zonodigblokken voor of achter de wielen.
o Een aangetrokken parkeerrem kan
onder bepaalde omstandighedenvastvriezen. Deze kans bestaat wanneer zich sneeuw of ijs om of bij de achterremmen heeft opgehooptof als de remmen nat zijn. Als u denkt dat de kans op bevriezing bestaat, gebruik de parkeerrem danalleen tijdelijk wanneer u het keuzehandel in de stand "P" plaatst (automatische transmissie) of hetversnellingshandel in de eerste of achteruitversnelling (handgeschakelde versnellingsbak)en de wielen blokkeert zodat het voertuig niet kan wegrollen. Zet de parkeerrem daarna weer vrij.
Page 138 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
Op deze wegen moet met verminderde snelheid worden gereden. De eiligheidsvoorzieningen van eenauto met ABS mogen niet worden uitgeprobeerd bij hoge snelheid of in bochten. Hierdoor kan deveiligheid van uzelf of van anderen in gevaar komen.!
D140A02P-GXT ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (Indien van toepassing) Het anti-blokkeersysteem (ABS) is ontworpen om, tijdens plotselingremmen of bij gevaarlijke wegomstandigheden, het blokkeren van wielen te voorkomen.Een regeleenheid registreert de snelheid van het wiel en controleert de druk naar iedere rem. Op deze wijzezal, in een noodsituatie of bij een glad wegdek, het anti-blokkeersysteem de controle over het voertuig tijdens hetremmen verbeteren. N.B.: Indien het anti-blokkeersysteem in werking treedt, kan aan hetrempedaal enig schokken worden gevoeld. Ook is een geluid vanuit het motorcompartiment hoorbaar.Dit zijn normale verschijnselen ten teken dat het anti-blokkeersysteem goed functioneert. WAARSCHUWING:
Het ABS voorkomt geen ongelukkenals gevolg van onjuist en gevaarlijk rijgedrag. Zelfs al is de beheersing van de auto tijdens noodremmingenverbeterd, toch moet altijd een veilige afstand worden aangehouden. Onder extremewegomstandigheden moet de snelheid altijd worden verminderd. Onder de volgendeomstandigheden kan de remweg voor auto’s met ABS zelfs langer zijn dan voor auto’s zonder ABS.
o Op wegen met een ruwe wegdek of als ze zijn bedekt met grind of sneeuw.
o Bij het rijden met
sneeuwkettingen.
o Op wegen waar kuilen in het wegdek zijn of waar de hoogtevan het wegdek ongelijk is.
Page 139 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
!
PARKEERHULP SYSTEEM
o Het is mogelijk dat hetgeluidssignaal niet klinkt als vocht op de sensor is bevroren of de sensor is bedekt met vuil of modder.
o Het is mogelijk dat de parkeerhulp onjuist werkt op eenonregelmatig wegdek, zoals inbossen, op steenslagwegen, een verkant wegdek of op een helling.
o Druk niet op het sensoroppervlak en bekras het oppervlak niet.Hierdoor wordt de bescherming beschadigd.
o Het is mogelijk dat de sensor scherpe voorwerpen en dikkewinterjassen of anderematerialen, die de golven absorberen, niet opmerkt.
o Reinig vuile sensoren met een zachte spons en schoon water.
o Als tegelijkertijd meer dan één
voorwerp wordt gesignaleerd, dan wordt het dichtstbijzijnde het eerst herkend.
o Als deze voorwerpen zeer dichtbij zijn (ongeveer 300 mm), dan kanhet zijn dat deze niet door het systeem worden gesignaleerd.
C400A01P-GXT (Indien gemonteerd) De parkeerhulp helpt de bestuurder bij het achteruitrijden door te controlerenof zich binnen 1200 mm achter de auto een voorwerp bevindt. Dit systeem dient alleen ter ondersteuning. N.B.:
o De parkeerhulp moet worden
beschouwd als een ondersteunend systeem. Debestuurder moet de achterzijde ook visueel controleren.
o Het geluidssignaal kan afwijken en is afhankelijk van hetgesignaleerde voorwerp. Sensor
HSRFL160
WAARSCHUWING:
Als geen geluidssignaal wordt gehoord of als de zoemer een pulserend geluidssignaal geeft als de "R" wordt ingeschakeld, dangeeft dit een storing in de parkeerhulp aan. Laat in dat geval uw auto zo snel mogelijk door eenHyundai dealer controleren.
Page 140 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
22
o Laat uw voet niet op het rem-ofkoppelingpedaal rusten. Hierdoor kan het brandstofverbruik toenemen en neemt de slijtage aan deze componenten ook toe. Bovendienkan het remvoeringmateriaal te heet worden waardoor de remmen niet meer optimaal functioneren.
o Houd de bandenspanning op de voorgeschreven waarde. Een tehoge of een te lage bandenspanningheeft onnodige bandenslijtage tot gevolg. Controleer de bandenspanning tenminste éénmaalper maand.
o De wielen moeten goed zijn
uitgelijnd. Het raken vanstoepranden of het te snel rijden over een ongelijkmatig wegdek kan tot gevolg hebben dat de wielen nietmeer correct zijn uitgelijnd. Dit kan o.a. een snellere bandenslijtage tot gevolg hebben evenals een hogerbrandstofverbruik.ECONOMISCH RIJDEN
SC150A1-FX Als u onderstaande richtlijnen opvolgt maakt u het meest economische gebruik van uw wagen mogelijk:
o Rijd gelijkmatig. Vermijd snel accelereren. Geef gelijkmatig gas tot de gewenste snelheid is bereikten houd deze snelheid zoveel mogelijk constant. Vermijd snel accelereren tussen verkeerslichten.Pas uw snelheid aan de rest van het verkeer aan zodat u niet onnodig hoeft te schakelen. Vermijd zoveelmogelijk druk verkeer. Houd een veilige afstand tot andere voertuigen zodat u niet onnodig hoeft teremmen. Hierdoor vermindert u tevens slijtage aan het remsysteem.
o Vermijd hoge snelheden. Hoe sneller u rijdt, hoe meer brandstof wordtverbruikt. Het rijden met gelijkmatige snelheden, vooral opautosnelwegen, is één van de meest effectieve manieren om het brandstofverbruik te verlagen.
C400B01P-GXT Werking van de parkeerhulp Bedrijfsomstandigheden:
o De parkeerhulpschakelaar moet zijn
ingedrukt als het contactslot in de stand "ON" staat.
o De maximale afstand dat een voorwerp wordt gesignaleerd tijdensachteruit rijden is ongeveer 1200 mm.
1ste waarschuwingong. 1200 tot 810mm vanaf deachterbumperPulserendgeluid
Waarneem-afstand Geluids- ignaal 2dewaarschuwingong. 800 tot 410mm vanaf deachterbumperSnellerpulserend geluid3dewaarschuwing ong. 400 mm Continu geluid
Page 141 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
23
o Houd uw wagen in een goede conditie. Onderhoud uw wagen voor een gunstig brandstofverbruik en lagere onderhoudskosten; zie het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk5. Als uw wagen in zware omstandigheden wordt gebruikt, dan is frequenter onderhoud vereist (ziehoofdstuk 5 voor bijzonderheden).
o Houd uw wagen schoon. Voor een
maximale levensduur moet uwHyundai schoon worden gehouden en vrij van corrosieve elementen. Laat geen modder, vuil, ijs etc.aankoeken op de onderzijde van de wagen. Dit extra gewicht kan een verhoogd brandstofverbruik entevens corrosie tot gevolg hebben.
o Vervoer geen onnodige bagage.
Extra gewicht heeft een hogerbrandstofverbruik tot gevolg.
o Laat de motor niet langer stationair
draaien dan nodig is. Zet de motorbij langere wachtperiodes af. o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra demotor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor een ietslangere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat de motorte zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerental door deaanbevolen schakelsnelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet
onnodig. De airconditioning wordtbediend door de motor waardoor bij gebruik van de airconditioning hetbrandstofverbruik toeneemt. D170B01P-GXT (1)Snelheid Vermijd snel accelereren, bruusk optrekken en afremmen en het rijdenop topsnelheid; dit zal leiden tot een hoog brandstofverbruik. D170C01P-GXT (2)Schakelen Schakel alleen over wanneer het voertuig hiervoor de juiste snelheid heeft en het meest geschiktemotortoerental. Rijd steeds in de hoogst mogelijke versnelling. Het brandstofverbruik is in hoge mateafhankelijk van de wijze waarop met het voertuig wordt gereden, maar hangt ook van andere omstandigheden af.
Page 142 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
D170D01P-GXT (3)Stadsverkeer Voortdurend optrekken en weer stoppen verhoogt het gemiddelde verbruik. Volg zoveel mogelijk routeswaar de verkeersdoorstroming het best is. Wanneer in zeer druk verkeer wordt gereden dient niet in een te lageversnelling te worden gereden, zodat hoge toerentallen worden vermeden.
D170I01P-GXT (8)Koude starts Het starten van de motor wanneer deze koud is vergt extra brandstof.Breng de motor op temperatuur door met het voertuig te rijden en niet door hem onbelast te laten warmdraaien.
D170E01P-GXT (4)Stationair draaien Ook tijdens stationair draaien van de motor wordt brandstof verbruikt. Laatde motor dus niet onnodig lang tijdens stilstand van het voertuig draaien. D170F01P-GXT (5)Hoge snelheid Hoe hoger de rijsnelheid, hoe hoger het brandstofverbruik. Zelfs wanneerhet gaspedaal maar iets minder diep wordt ingetrapt, wordt al veel brandstof bespaard. D170G01P-GXT (6)Bandenspanning Controleer de bandenspanning regelmatig. Een te lage spanning verhoogt de rolweerstand en het brandstofverbruik. Bovendien hebbente zachte banden een negatieve invloed op het weggedrag en levensduur.
D170H01P-GXT (7)Belading Rijd niet met onnodig veel bagage. Vooral tijdens gebruik in de stad wordthet brandstofverbruik door het hogere gewicht nadelig bïnvloed. Rijd ook niet met bagage op het dakindien dit niet absoluut nodig is; de hogere luchtweerstand die moet worden overwonnen betekent eenhoger verbruik.
Page 143 of 247

3
RIJDEN MET UW HYUNDAI
25RIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDEN
D180A01P-GXT Motorolie Lage temperaturen hebben invloed op de starteigenschappen ten gevolge vanhet dikker worden van de motorolie. Gebruik alleen een olie met de voorgeschreven viscositeit. D180B01P-GXT Koelvloeistof motor Als de omgevingstemperatuur beneden het vriespunt daalt, is hetgevaar aanwezig dat de motor of de radiateur bevriest waardoor ernstige schade aan de radiateur/motor wordttoegebracht. Zorg er daarom voor dat de antivries concentratie voldoende is om bevriezing te voorkomen.De koelvloeistof waarmee het koelsysteem in de fabriek is gevuld biedt bescherming tegen bevriezingtot een omgevingstemperatuur van ca. -30 °C. Gebruik geen andere dan de voorgeschreven vloeistof. Deconcentratie dient voor het begin van het koude seizoen te worden gecontroleerd en eventueel te wordengecorrigeerd door antivries bij te vullen.BOCHTEN
SC160A1-FX Vermijd remmen of schakelen in bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
Page 144 of 247

3RIJDEN MET UW HYUNDAI
26
D180C01P-GXT Accu Bij lage temperatuur neemt de capaciteit van de accu af.Dit is het onvermijdelijke gevolg van de chemische en natuurkundige eigenschappen van een accu. Hierdoorlevert een koude accu, vooral als deze niet geheel is geladen, slechts een fractie van de normaal beschikbarestartstroom. Wij adviseren u de accu voor het begin van het winterseizoen door een erkende Hyundai dealer telaten controleren. Hierdoor bent u niet alleen verzekerd van een betrouwbare start, maartevens van een langere levensduur van de accu. D180D01P-GXT Ruitesproeiervloeistof Om ook bij vorst een goed zicht door de voorruit c.q. achterruit te kunnenwaarborgen, moet aan het water ruitesproeierantivries worden toegevoegd in de verhouding 1 op 1. D180E01P-GXT Ruitewisserbladen Controleer, voordat u de ruitewissers inschakelt, of de ruitewisserbladen niet zijn vastgevroren op de voor- ofachterruit. In zo'n geval moet het ijs tussen de ruit en de ruitewisserbladen eerst zijn gesmolten zodat deruitewissers vrij kunnen bewegen. D180F01P-GXT Ventilatiesleuven Zorg dat de ventilatiesleuven van de luchtinlaat achter de rechterkoplampvrij is van bladeren e.d. zodat de goede werking van het verwarmings- en ventilatiesysteem niet wordtverhinderd.SC170G1-FX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale produkten bijuwdealer verkrijgbaar. Ook als een slot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen wordenontdooid. Soms is het mogelijk een bevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt –40 °Ctot 80 °C. Als de sleutel van de startblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevrorenslot te openen, kan de transponder in de sleutelkop worden beschadigd.