Page 121 of 212

11 9
Praktische informatie
7onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, dient
u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het
contact aanzet, zonder het bestuurdersportier
te openen, de auto te ontgrendelen en de
elektronische sleutel in het interieur te
houden.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden wachten de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van het AdBlue®-reservoir
een 6e slag linksom en verwijder de dop.
Bijvullen
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer u de
uiterste houdbaarheidsdatum hebt gecontroleerd,
moet u de instructies op het etiket zorgvuldig lezen
voordat u de inhoud van de verpakking in het
AdBlue-reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in het
reservoir en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
“Bijvullen
AdBlue: Starten niet mogelijk”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de tankvulopening
en draai deze rechtsom totdat u niet verder kunt
draaien (een zesde slag).
►
Sluit de brandstofvulklep.
Voer lege AdBlue®-verpakkingen niet als
huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde container
of breng ze terug naar het verkooppunt.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
Page 122 of 212

120
Praktische informatie
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en droge
auto.
Neem de instructies die op het product worden
vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukspuit om de auto te wassen - kans op schade of loslaten van de
stickers!
Gebruik een slang met grote diameter (temperatuur tussen 25 °C en 40 °C).
Richt de waterstraal haaks op het oppervlak dat
moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.
Page 123 of 212

121
In geval van pech
8Bandenreparatieset
Deze bandenreparatieset is in een zak in een van de
voorportieren opgeborgen.
De set bestaat uit:
– Een patroon ( A) met afdichtmiddel, voorzien van:
•
Een vulslang (
B);
•
Een sticker
(C) met de tekst "50 mph (80 km/h)
max.", die de bestuurder op het dashboard
binnen het gezichtsveld moet aanbrengen nadat
de band is gerepareerd.
–
Een korte handleiding voor de reparatieset.
–
Een compressor (
D) met drukmeter en
aansluitingen.
–
Adapters voor het oppompen van diverse
voorwerpen.
Reparatie van een band
► Schakel de parkeerrem in.
► Draai het dopje van het bandventiel los, verwijder
de vulslang (B ) en draai de ring (E ) op het ventiel.
►
Zorg dat de schakelaar van de compressor (
F) in
de stand 0
(uit) staat.
►
Start de motor
.
►
Steek de stekker (
G) in de dichtstbijzijnde
aansluiting op het voertuig.
►
Bedien de compressor door de schakelaar (
F) in
de stand I (aan) te zetten.
►
Pomp de band op met een druk van 5 bar
.
Voor een nauwkeurigere waarde raden wij u aan om
de spanningswaarde op de drukmeter (H ) met de
compressor uitgeschakeld te controleren.
►
Als u niet binnen 5 minuten een druk van
minimaal 3 bar kunt bereiken, koppel de compressor
los van het ventiel en de voedingsaansluiting, en rijd
het voertuig dan ongeveer 10 meter vooruit om het
afdichtmiddel in de band te verspreiden.
►
Herhaal dan de procedure voor het oppompen:
•
als u niet binnen 10 minuten een druk van
minimaal 3 bar kunt bereiken, rijd dan niet
verder: de schade aan de band is te groot en
de band kan niet worden gerepareerd. Neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
•
als de bandenspanning een waarde van
5 bar
bereikt, start de motor dan onmiddellijk.
►
W
anneer u ongeveer 10 minuten hebt gereden,
stop het voertuig en controleer de bandenspanning
dan opnieuw.
►
Pomp de band op tot de juiste bandenspanning
in overeenstemming met de sticker op de stijl aan
de bestuurderszijde en neem zo snel mogelijk
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Deze bandenreparatieset en de vervangende patronen zijn verkrijgbaar bij
een PEUGEOT-dealer.
De spanning controleren en
herstellen
De compressor kan alleen worden gebruikt om de
bandenspanning te controleren en te herstellen.
Page 124 of 212

122
In geval van pech
► Koppel de slang (I) los en sluit deze direct
aan op het bandventiel; de patroon wordt dan op
de compressor aangesloten en er wordt geen
afdichtmiddel ingespoten.
Als de band leeg moet, sluit de slang (I ) aan op het
bandventiel en druk op de gele knop in het midden
van de schakelaar op de compressor.
De patroon vervangen
Ga als volgt te werk om de patroon met
afdichtmiddel te vervangen:
►
Sluit de slang
(I) aan.
►
Draai
de oude patroon linksom en trek deze eruit.
►
Plaats de nieuwe patroon en draai deze
rechtsom.
►
Sluit de slang
(I) en de leiding (B ) weer in positie
aan.
De patroon bevat ethyleenglycol, wat bij inslikken schadelijk is en de ogen irriteert.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Gooi de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Reservewiel
Parkeren
► Parkeer het voertuig op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
►
Op een hellende of hobbelige weg moet u
een voorwerp achter de wielen plaatsen om ze te
blokkeren.
►
Schakel bij een voertuig met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in en zet vervolgens het contact af om de
wielen te blokkeren. ►
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
controlelampje op het instrumentenpaneel brandt.
►
U moet ervoor zorgen dat alle inzittenden het
voertuig hebben verlaten en dat ze op een veilige
plek staan.
►
Doe een veiligheidshesje aan en geef aan dat
het voertuig niet verder kan rijden met de wettelijk
verplichte maatregelen in het land waar u rijdt (zoals
de gevarendriehoek en/of alarmknipperlichten).
►
Haal het gereedschap eruit.
Speciale functie met pneumatische
ophanging
Wanneer uw voertuig is uitgerust met deze functie,
kunt u de hefmodus voor het voertuig activeren
voordat u het voertuig met een krik opheft.
Bij voertuigen met het stuur rechts bevinden de
toetsen zich rechts van het stuurwiel.
►
Druk met het contact ingeschakeld minstens 5
seconden tegelijkertijd op beide toetsen 1 en 2.
Page 125 of 212

123
In geval van pech
8De controlelampjes gaan branden en blijven
branden.
►
U kunt deze stand uitschakelen door nog eens 5
seconden op beide toetsen 1 en 2 te drukken.
De controlelampjes gaan uit en het systeem kan
weer volledig worden gebruikt.
Deze modus wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer u harder dan ongeveer 5 km/u rijdt.
Als het voertuig goed staat, ga als volgt te werk:
1- Gereedschap pakken.
2- Verwijder het reservewiel uit de behuizing.
3- Plaats de krik.
4- Verwissel het wiel met de lekke band.
5- Berg het wiel met de lekke band op.
1 - Gereedschap pakken
Dat ligt in een bak onder de passagiersstoel voor.
► Draai de knop een kwart slag en trek de
gereedschapsset eruit.
►
Druk na gebruik op de knop en draai deze een
kwart slag om de gereedschapsset te vergrendelen.
A. Verlengde sleutel
B. Wielstang
C. Krik
D. Wielsleutel
E. Schroevendraaier (handgreep en bits)
F. Afneembaar sleepoog
2 - Verwijder het reservewiel
uit de behuizing
Til de achterkant van het voertuig op om dit
gemakkelijker te maken.
Het reservewiel is specifiek voor gebruik met uw voertuig; gebruik het niet bij andere
modellen.
Gebruik nooit reservewielen van een ander
model op uw voertuig.
Deze instructies gelden ook voor de bouten.
Bij stalen velgen:
H. Handgreep
I. Steun
Bij lichtmetalen velgen:
Page 126 of 212

124
In geval van pech
H.Handgreep
I. Steun
J. Beugel
K. Bout
De bevestigingsbout van het reservewiel bevindt
zich rechts onder de achterbumper.
► Plaats de verlengde sleutel ( A), wielsleutel (D ) en
wielstang (B ) op de bevestigingsbout.
►
Draai de eenheid linksom om de velg omlaag te
zetten. ►
Draai tot het vergrendelpunt van de lier
, dat u
voelt omdat het steeds zwaarder gaat en inkeping G
niet meer zichtbaar is.
►
Als u de kabel helemaal hebt afgerold, neemt u
het reservewiel eraf.
Bij stalen velgen:
► Schroef de hendel ( H) los.
► V erwijder de steun (I) uit het buitenste deel van
de stalen velg.
Bij lichtmetalen velgen:
► Schroef de drie bevestigingsbouten (K) los.
► Schroef de hendel ( H) los.
►
V
erwijder de beugel (J ) uit de steun
(I).
►
V
erwijder het reservewiel en plaats het bij het
wiel dat moet worden vervangen.
►
Plaats waar mogelijk een wielblok achter het
wiel, schoon tegenover het te verwisselen wiel.
3 - Plaats de krik
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!
Page 127 of 212

125
In geval van pech
8
Plaats de krik uitsluitend onder een steunpunt 1 of 2 onder de auto, en
controleer of de kop van de krik goed tegen het
midden van het contactvlak van het steunpunt
drukt. Anders kan de auto beschadigd raken en/
of de krik wegzakken.
Controleer of alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bij de auto vandaan bevinden.
Steek uw handen of uw hoofd nooit in de wielkuip.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik een assteun).
Gebruik niet:
–
De krik voor andere doeleinden dan het
opkrikken van de auto.
–
Een andere krik dan de door de fabrikant
geleverde krik.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een
beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving
zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/
EG over machines.
Bepaalde delen van de krik, zoals de schroefdraad of de verbindingen kunnen
letsel veroorzaken: vermijd aanraking.
Verwijder voorzichtig alle smeervetresten.
Vooraan
► Plaats de krik ( C) bij het krikpunt (1) aan de
onderzijde van de carrosserie, bij het voorwiel.
Achteraan
De krik moet ongeveer 60 cm van de rand
van het achterwiel worden geplaatst.
Page 128 of 212

126
In geval van pech
► Plaats de krik (C) bij het krikpunt (2 ) in de
speciaal hiervoor bedoelde opening.
Speciale voorzorgsmaatregelen bij zijdorpel
Als uw voertuig ermee is uitgerust, moet u ervoor
zorgen dat de krik in een hoek van 45° staat, zodat
deze niet tegen de dorpel komt.
4 - Verwissel het wiel met de
lekke band
► Verwijder de wieldop (afhankelijk van de
uitvoering) door deze er met de schroevendraaier
( E ) af te werken.
►
Haal de bouten los met de wielsleutel (
D) en de
stang (B ).
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het plaatsen van de krik.
►
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat en goed
onder de carrosserie is geplaatst.
► Zet de krik met de wielsleutel ( D) en de stang (B )
zo ver omhoog dat het wiel loskomt van de grond.
Er moet ongeveer 2 tot 3 cm ruimte tussen
de grond en het wiel zijn om het wiel
gemakkelijk te kunnen verwijderen.
Als de band ernstig beschadigd is, moet u meer
ruimte aanhouden, maar zet de krik niet omhoog
tot de maximale stand.
► Schroef de bouten helemaal los en verwijder het
wiel dat moet worden gerepareerd.
►
Zorg dat de contactvlakken van het reservewiel,
de bouten en de boutgaten schoon zijn, omdat de
bevestigingsbouten anders los kunnen komen.
Smeer de bouten niet voordat u de vastdraait; dan kunnen ze uit zichzelf
loskomen.