6
Eco-rijden
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kan de bestuurder het
energieverbruik van zijn auto (brandstof en / of
elektriciteit) en de CO
2-uitstoot optimaliseren.
Het gebruik van de versnellingsbak /
transmissie optimaliseren
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg en schakel zo
snel mogelijk naar de tweede versnelling. Schakel
bij het accelereren bij voorkeur snel over naar een
hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
te kiezen die het best geschikt is voor de
rijomstandigheden. Volg het schakeladvies op het
instrumentenpaneel zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur
af op de motor in plaats van het rempedaal te
gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in.
Op deze manier verlaagt u het energieverbruik
en de CO
2-emissies, en neemt het algemene
geluidsniveau van het verkeer af.
Als uw auto is voorzien van een snelheidsregelaar
met knop CRUISE op het stuurwiel, gebruik deze
dan vanaf een snelheid van 30 km/h als het verkeer
goed doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op de
juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en
de ventilatieroosters voordat u de airconditioning
inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden hoger dan 50
km/h,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de
temperatuur in het interieur kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn, als
deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Pas uw gebruik van de (mist)verlichting aan het
zicht aan, in overeenstemming met de geldende
wetgeving in het land waar u rijdt.
Laat de motor vooral 's winters (behalve onder zeer
winterse omstandigheden: bij temperaturen lager
dan -23 °C) na het starten niet stationair draaien. De
auto warmt onder het rijden veel sneller op.
Sluit als passagier zo weinig mogelijk multimedia-
apparaten (voor bijvoorbeeld films, muziek of
spelletjes) aan om het energieverbruik te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de auto
verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto. Beperk de belading en de luchtweerstand van
uw auto (onder meer door dakdragers, imperiaal,
fietsendrager en aanhanger). Gebruik bij voorkeur
een dakkoffer voor het vervoer van bagage op het
dak.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig (bij koude
banden) en houd u daarbij aan de bandenspanning
die staat vermeld op de sticker op de sponning van
het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen van
een aanhanger of caravan (indien van toepassing)
niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden
(motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen enz.). Houd u aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
schadelijke stoffen uit. Ga zo snel mogelijk naar een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om de hoeveelheid stikstofoxide tot wettelijke
niveaus te verlagen.
11
Instrumentenpaneel
1Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent. De remblokken voor zijn versleten.
Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert. Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat
het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start
Assist.
Zie (2).
Permanent. Er is een storing in de Intelligent Traction
Control.
Zie (2).
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent. De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Roetfilter (diesel)Permanent. Het roetfilter wordt automatisch
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de regeneratie
kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent. Er is een storing in de motor of het EOBD-
emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is een
Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling
bewaakt en ervoor zorgt dat het voertuig voldoet aan
de normen voor de uitstoot van:
–
CO (koolmonoxide),
–
HC (koolwaterstoffen),
–
NOx (stikstofoxide); gedetecteerd door de
lambdasondes achter de katalysatoren en
–
fijnstof.
V
oer snel (3) uit.
BandenspanningscontrolesysteemPermanent. Een band met een te lage bandenspanning
of een lekke band. Zie (1).
Verwissel het wiel of repareer de band.
Permanent.
Een van de sensoren is defect.
Zie (3).
Lane Departure Warning SystemKnippert in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem heeft waargenomen dat het voertuig
onbedoeld links of rechts over de streep is gedaan.
Stuur de andere kant op om het voertuig weer op de
juiste baan te brengen.
Brandt permanent in combinatie met een geluidssignaal.
Het Lane Departure Warning System is defect.
Reinig de voorruit.
Zie (3) als het probleem niet verdwijnt.
Elektronische startblokkeringPermanent. De ingestoken contactsleutel wordt niet
herkend.
De motor kan niet starten.
Gebruik een andere sleutel en zie (3) om de defecte
sleutel na te laten kijken.
Brandt ongeveer 10 seconden als het contact wordt aangezet.
Het alarm is geactiveerd.
Zie (3) om de sloten te laten controleren.
Water in dieselbrandstoffilter(Diesel)Permanent. Het brandstoffilter bevat water.
36
Ergonomie en comfort
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het Display in de achteruitkijkspiegel.
Verwarming en ventilatie
Advies
Het ventilatie- en airconditioningssysteem gebruiken
►
Let erop dat de uitstroomopening onder
de voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters, overige uitstroomopeningen en
ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven
voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar
het interieur.
►
Dek de zonnesensor op het dashboard niet
af; deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in goede staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer er een zware lading op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur wordt
gesleept, kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld, zodat de motor meer vermogen
heeft en meer sleepkracht biedt.
Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
additief biedt bescherming tegen vervuilende
gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bevat gefluoreerde broeikasgas R134A. Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het broeikasgas
R134a bevatten.
Stop & Start De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als de
motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Verwarming / handbediende
airconditioning
1. Airconditioning aan / uit (afhankelijk van de
uitvoering)
2. Regeling van de temperatuur
3. Regeling van de luchtstroom
4. Regeling van de luchtverdeling
5. Toevoer van buitenlucht / luchtrecirculatie
79
Rijden
6Rijden op een overstroomde wegSchakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Overgang naar de STOP-stand
Zet de schakelhendel in de neutraalstand en laat het
koppelingspedaal los terwijl het voertuig stilstaat.
Dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt afgezet.
Automatische uitschakeling van de motor is alleen mogelijk wanneer de rijsnelheid van
het voertuig hoger dan 10 km/u is, zodat de
motor niet continu wordt uitgeschakeld als het
voertuig langzaam rijdt.
Voordat u het voertuig verlaat, moet u altijd het contact met de sleutel uitschakelen.
Tank nooit terwijl de motor in de STOP- stand staat; zet in dat geval altijd het contact
af met de sleutel.
Bijzonderheden: STOP-stand
niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
– het systeem wordt geïnitialiseerd, –
het bestuurdersportier is geopend,
–
de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is
vastgemaakt,
–
de airconditioning in werking is,
–
de achterruitverwarming ingeschakeld is,
–
de ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
–
de achteruitversnelling is ingeschakeld, tijdens het
inparkeren,
–
bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dat niet toelaten.
–
het Stop & Start-systeem zeer intensief wordt
gebruikt. In dat geval kan het systeem worden
uitgeschakeld om de startfunctie te beschermen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk om de
functie weer te laten activeren.
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knippert enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Overgang naar de
START-stand
Wanneer er een versnelling is geselecteerd, is
automatisch herstarten van de motor alleen mogelijk
door het koppelingspedaal volledig in te drukken.
Dit lampje gaat uit en de motor wordt gestart.
Als de bestuurder na een automatische herstart
in de START-modus binnen 3 minuten niets doet,
schakelt het systeem de motor helemaal uit. De
motor kan dan alleen met de contactsleutel weer
worden gestart.
Bijzonderheden: START-stand
automatisch geactiveerd
De START-stand kan automatisch worden
geactiveerd als:
–
de auto wegrolt op een helling,
–
de ruitenwissers vóór in de stand hoge snelheid
werken,
–
de airconditioning in werking is,
–
de motor ongeveer drie minuten geleden is
afgezet door het Stop & Start-systeem,
–
er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning enz.).
In dat geval wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel
en gaat dit verklikkerlampje gedurende enkele
seconden knipperen om vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Als u bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt, wordt de
motor in sommige gevallen niet weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden en/of
er wordt een melding weergegeven die aangeeft
dat u het koppelingspedaal volledig moet
intrappen om de motor weer te laten starten.
11 5
Praktische informatie
7Niettemin is het raadzaam om regelmatig te
controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon
zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie en
de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden hebt gereden of nadat de motor langdurig
stationair heeft gedraaid, kan het in uitzonderlijke
gevallen voorkomen dat waterdamp bij de uitlaat
zichtbaar is bij het gas geven. Dit is niet van
invloed op de werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt van
brandbaar materiaal (gras, dorre bladeren,
dennenaalden, enz.) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in
combinatie met een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een beginnende
verzadiging van het roetfilter (veelvuldige stadsritten:
lage snelheden, verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden zo
spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en -regels
dit toelaten, gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en een toerental
hoger dan 2.000 t/min te gaan rijden (tot het lampje
uitgaat en de waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie voltooid
is: als de regeneratie vaak wordt onderbroken, kan
de motorolie voortijdig vervuild raken. Het wordt
afgeraden om het regeneratieproces te voltooien
terwijl de auto stilstaat.
11 7
Praktische informatie
7die een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
AdBlue® (BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat
de prestaties veranderen of het brandstofverbruik
toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
4.000
km rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote
invloed op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is en het voertuig
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
193
Trefwoordenregister
12V-accu 114–115, 133
A
Aanhangergewichten 138
Aansteker
49
ABS
58
Accessoires
57
Accu
75
Achteruitrijcamera
83
Actieradius AdBlue®
14–15, 114
Active Safety Brake
93–95
AdBlue®
117
AdBlue® bijvullen
118
AdBlue®-reservoir
118
Afmetingen
144
Afstandsbediening
24
AFU
58
Airbags
64–66
Airbags vóór
64
Airconditioning
36
Airconditioning, extra
40–41
Airconditioning (handbediend)
37
Alarmknipperlichten
57
Alarmsysteem
29
Antiblokkeersysteem (ABS)
58
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
58–59
Armleuning vóór
32
ASR
58
Audiokabel
167, 176
Audiosysteem
165
Audio-telematicasysteem met
touchscreen
172, 187
Autogegevens
182, 190
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
37
Automatische ruitenwissers
55
Automatisch noodremsysteem
93–95
AUX-aansluiting
167, 176
Aux-aansluitingen
44–46
B
Banden 117
Banden oppompen
117
Bandenspanning
117
Bandenspanning te laag (detectie)
80, 82
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
165, 173
Bijvullen AdBlue®
114, 118
Binnenspiegel
8
BlueHDi
14, 114
Bluetooth (handsfree set)
168, 181
Bluetooth (telefoon)
168, 181
Boordcomputer
22
Boordgereedschap
122–127
Brandstof
6, 100
Brandstofniveaumeter
99
Brandstoftank
99
Brandstof tanken
99
Brandstofverbruik
6
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
99
Buitenspiegels 35, 92
C
Carrosserie 120
Carrosserie-onderhoud
120
CCS (Combined Charging System)
105
CD
176
CD MP3
176
Claxon
58
Cockpit
4
Configuratie van de auto
15, 21
Controlelampjes
9
Controlepaneel
102
Controles
114–116
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
175
Dagrijverlichting
52
Dashboard
4
Dashboardkastje
44–46
Datum instellen
22
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
80, 82
Dieselfilter
11 6
Dieselmotor
100, 111, 139
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting)
175
196
Trefwoordenregister
Richtingaanwijzers 52
Rijadviezen
6, 71–72
Rijden
71–72
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
83
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
83
Roetfilter
115–116
Ruitbediening
30
Ruitensproeiervloeistof
113–114
Ruitenwissers
55
Ruitenwisserschakelaar
55
S
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming,
schakelaars
32
Schrijftafeltje ~ Tafeltje
44–46
SCR (Selective Catalytic Reduction)
117
SCR-systeem
117
Selectiehendel (elektrische auto)
77
Sensoren (waarschuwingen)
84
Slepen
136
Slepen van een auto
136
Sleutel met afstandsbediening
73
Sneeuwkettingen
106–107
Snelheidsbegrenzer
86–87
Snelheidslimietherkenning
84–85
Snelheidsregelaar
87–89
Soort lamp
128
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
100
Stickers
120
Stickerset
120
Stoelen achter ~ Achterbank 66
Stoelverwarming
32
Stop & Start
36, 44, 55, 62, 78–80, 110, 115, 136
Streaming audio Bluetooth
176–177
Stuurbekrachtigingsvloeistof
113–114
Stuurwiel (verstellen)
34
Supersnel laden (elektrische auto)
105–106, 140
T
Technische gegevens 139–140
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
99
Telefoon
168, 181–182
Teller
84
Tijd instellen
22
Touchscreen
172, 187
Tractiebatterij (elektrische auto)
100–101, 140
Tractiebatterij opladen (elektrische auto)
100,
104–106
Trekhaak met afneembare kogel
107–109
U
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
64, 66
USB
167, 175–176
USB-aansluiting
167, 175–176
USB-poort
167, 175–176
V
Veiligheidsgordels 61–63
Veiligheidsgordels achter
62
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
64–66
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
64–66
Ventilatie
36–37
Ventilatieroosters
36
Verkeersinformatie (TA)
166
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
9
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes
9
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
61–62
Vermogensmeter (elektrische auto)
7
Verversen
11 2
Verwarming
36–37
Vloeistofniveau verwarmingssysteem
114
Voorportieren
27
Vrijloop activeren
136
W
Waarschuwing kans op aanrijding 93–95
Wallbox (elektrische auto)
102
Wassen
84
Wassen (adviezen)
101, 119–120
Window-airbags
65