Page 49 of 212

47
Ergonomie en comfort
3Aansteker
► Houd deze enkele seconden ingedrukt voor
automatische activering.
Opbergruimte boven de
voorruit
Deze bevindt zich boven de zonnekleppen.
Maximale belasting: ongeveer 20 kg.
Leeslampjes
Deze worden met de knoppen bediend.
Met de knop bij de bestuurder kunnen beide lampen
worden bediend.
Met de knop bij de passagier kan de lamp aan de
bestuurderszijde of de lamp aan passagierszijde
worden bediend.
Met de knoppen onder aan het
dashboard aan de bestuurderszijde
kan de bestuurder de lamp aan
passagierszijde inschakelen /
uitschakelen.
Plafonnier
Deze kan worden ingeschakeld:
– met de schakelaars op de plafonnier , bij aangezet
contact (stand RUN),
–
door het openen of sluiten van de voorportieren,
–
door het vergrendelen/ontgrendelen van de auto.
De plafonnier gaat automatisch uit:
–
als zowel de rechter als de linker schakelaar niet
is ingedrukt,
–
in alle gevallen na 15 minuten, als de deuren
geopend blijven,
–
of zodra het contact is aangezet.
Page 50 of 212

48
Ergonomie en comfort
Voorzieningen achter
Sjorogen
Er zijn sjorogen in de vloer gemonteerd om ladingen
te bevestigen: 8, bij voertuigen met lengte L1 of L2;
10, bij voertuigen met lengte L3 of L4.
Op de scheidingswand achter de cabine zijn twee
extra ringen gemonteerd.
Maximale belasting: 500 kg.
Om veiligheidsredenen (noodstop) raden wij u aan om de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij de cabine te plaatsen.
Steun voor sjorrail
Aan weerszijden van de laadruimte bevinden zich
boven de bekleding steunen voor de bevestiging van
een sjorrail.
Maximale belasting: 200 kg.
Zijbekleding
De wanden van de laadruimte zijn aan de onderzijde
bekleed om beschadiging door lading te voorkomen.
12 V-aansluiting
Maximaal vermogen: 180 W.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
leiden tot storingen in de werking van de
elektrische componenten van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in de
weergave van de displays.
Aansteker
Page 51 of 212

49
Ergonomie en comfort
3► Houd deze enkele seconden ingedrukt voor
automatische activering.
Binnenverlichting
Wanneer aanwezig in het voertuig zijn er een of
twee plafonniers boven de achter- en zijdeuren
geplaatst.
Ze kunnen als volgt worden geactiveerd:
–
Door de plafonniers te kantelen (naar links of
rechts);
–
Door de achter- of zijdeuren te openen of te
sluiten.
De lampen gaan automatisch na een paar minuten
uit als de deuren open blijven.
Leeslampjes
Deze bevinden zich boven elke rij
zitplaatsen.
Binnenimperiaal
Deze opbergruimte bevindt zich in de laadruimte,
boven de cabine. De inhoud is afhankelijk van de
hoogte van de bestelwagen (uitvoering H2 of H3).
Berg om veiligheidsredenen geen zware voorwerpen op in de opbergruimte boven de
cabine.
Laadschot
Het schot achter de voorstoelen beschermt de
bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende
lading.
Verticale laddervormige
afscheiding
Afhankelijk van het land van bestemming bevindt
zich achter de bestuurdersstoel een verticale
laddervormige afscheiding die de bestuurder
beschermt tegen schuivende lading.
Scheidingswand met
schuifraam
Afhankelijk van het land van bestemming wordt
de cabine van de laadruimte geïsoleerd door een
scheidingswand met schuifraam.
U hebt wel de mogelijkheid om het schuifraam in de
scheidingswand te openen of te sluiten met behulp
van de knop.
Zaklamp
Als het voertuig is uitgerust met een magnetische
zaklamp, dan bevindt deze zich bij de achterste
binnenverlichting.
De verlichting is in het midden van de basis van de
zaklamp geplaatst.
Verwijder de zaklamp uit de basis door op de knop
te drukken en de zaklamp 90 graden omlaag te
draaien.
Schuif de schakelaar omhoog om de zaklamp in te
schakelen.
Verwijder de beschermkap op de zaklamp om de 4
batterijen (type Ni-MH) te vervangen.
Doe de zaklamp weer terug door deze in de
inkepingen op de basis te steken en omhoog te
draaien.
Als het voertuig stilstaat en de sleutel in het contactslot zit of is verwijderd, dan stopt het
laden en het branden van de zaklamp na
ongeveer 15 minuten.
Onder het rijden laden de batterijen van de
zaklamp automatisch op.
Page 52 of 212
50
Ergonomie en comfort
Schuiframen aan de zijkant
Afhankelijk van de uitvoering heeft het voertuig
zijramen die kunnen worden geopend.
►
Knijp beide bedieningen in en schuif het raam
opzij.
Onder het rijden moet het raam zijn gesloten of in de middelste stand vergrendeld.
Vervoer geen lange voorwerpen die uit het raam
steken.
Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee de
componenten in de motorruimte worden beschermd
tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer lage
temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht waarmee het bovenste gedeelte van de motorruimte
wordt geïsoleerd en beschermd tegen kou en
sneeuw.
Ze zijn tegen de koplampen aan op de traverse aan
de bovenzijde van de radiateur bevestigd.
Schuif ze in de richting van de buitenzijde van de
auto om ze te verwijderen.
Page 53 of 212
51
Ergonomie en comfort
3Inschuifbare treeplank
Het voertuig kan zijn uitgerust met een treeplank die
wordt uitgeschoven wanneer de schuifdeur aan de
zijkant wordt geopend. Zo kunnen de passagiers
achterin gemakkelijker in- en uitstappen.
Page 54 of 212

52
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waar het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moeten de dimlichten worden
afgesteld om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
De stand van de
hoofdverlichting selecteren
► Draai de lichtschakelaar om de witte markering
tegenover het gewenste symbool te zetten.
Lichten uit (contact uit) / dagrijverlichting (draaiende motor)
Dimlicht / groot licht
Automatische verlichting van dimlicht / groot
licht
Dimlicht/groot licht
► Trek de lichtschakelaar naar u toe om te wisselen
tussen de dimlichten en het groot licht.
Als u met het groot licht wilt flitsen, trek de hendel
naar u toe, ongeacht de positie van de ring.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Functie "snelweg"
► Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag,
zonder hem door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf keer
knipperen.
Mistlampen
Als uw auto is uitgerust met mistlampen, dan werken
ze in combinatie met de dimlichten of het grootlicht.
Mistlampen vóór
Mistachterlichten
► Druk op een van deze knoppen om de
betreffende lampen in te schakelen.
Gebruik de mistlampen uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag
als 's nachts, verblinden de mistlampen andere
weggebruikers en mogen ze niet worden
gebruikt.
Vergeet niet om de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de dagrijverlichting
automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting overdag
niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het configuratiemenu.
Automatische verlichting
De automatische verlichting (volgens uitvoering)
zorgt er bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving voor dat automatisch het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Page 55 of 212

53
Verlichting en zicht
4Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien nodig
zelf in.
De verlichting wordt automatisch uitgeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de voorruit
niet af.
U kunt zelf de gevoeligheid van de lichtsensor instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto.
Activering
► Draai de ring in deze stand.
De lampen gaan automatisch uit als het contact
wordt afgezet.
Follow me home-verlichting
De functie "follow me home" (volgens uitvoering)
zorgt ervoor dat, als u de auto verlaat, de dimlichten
nog gedurende de ingestelde tijd blijven branden
(bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Met het contact afgezet of de
sleutel in de stand STOP
► Binnen 2 minuten na het afzetten van de motor
moet u de contactsleutel in de stand STOP zetten of
de sleutel uit het contact verwijderen.
►
T
rek de lichtschakelaar naar het stuurwiel.
Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden.
Telkens als u de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe trekt, wordt de duur van de follow-me-home
verlichting met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra de
ingestelde duur is verstreken, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden naar
het stuurwiel toe getrokken om de functie uit te
schakelen.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch het grootlicht in
op basis de lichtsterkte van de omgeving en de
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera die zich bovenaan de voorruit bevindt.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de
verlichting van zijn voertuig, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Activering
► Zet de ring van de lichtschakelaar in deze
stand.
► Stel de functie in door op de toets MODE
te drukken: selecteer "AAN" in het menu
"Automatisch grootlicht".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de configuratie van het
voertuig.
►
Geef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij
het weerstandspunt te bewegen) om de functie te
activeren.
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem als
volgt:
Als het buiten licht genoeg is en/of de
verkeerssituatie het gebruik van het groot licht niet
toelaat:
Page 56 of 212

54
Verlichting en zicht
– De dimlichten blijven branden: dit
controlelampje gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als het buiten vrij donker is en afhankelijk van de
verkeerssituatie:
– Het groot licht gaan automatisch
branden: deze controlelampjes gaan
op het instrumentenpaneel branden.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
tijdelijk uit te schakelen. De verlichting schakelt over
op de stand "automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan ongeveer 15 km/u wordt
deze functie automatisch uitgeschakeld.
Als u nog steeds het groot licht wilt gebruiken, flits
dan nog een keer met de koplampen; het groot licht
blijft branden totdat het voertuig met een snelheid
van ongeveer 40 km/u gaat rijden.
Bij snelheden hoger dan 40 km/u wordt deze functie
automatisch weer ingeschakeld (mits u niet weer
met de koplampen hebt geflitst om het groot licht uit
te schakelen).
Uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "dimlicht".
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:
–
bij slecht zicht (sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, enz.),
– als het gedeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen of afgedekt is (bijvoorbeeld
met een sticker),
–
als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem detecteert geen: – weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
–
voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd, bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg,
–
voertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Parkeerlichten
Met dit systeem kunt u de lichten laten branden
terwijl het voertuig staat geparkeerd; met het contact
uit en de sleutel in de STOP-stand of verwijderd.
► Zet de ring van de lichtschakelaar in stand O en
daarna in de stand voor dimlicht of groot licht.
Dit controlelampje gaat branden op het dashboard.
De lichten blijven branden zo lang het voertuig staat
geparkeerd.
Wanneer de lichten langere tijd blijven branden, loopt de accu sneller leeg.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van de
belading van uw voertuig om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Deze functie is toegankelijk in de standen voor
dimlicht en groot licht.