3
Inhoudsopgave
Elektromotor 11 2
Niveaus controleren 11 2
Controles 11 4
AdBlue® (BlueHDi-motoren) 11 7
Onderhoudstips 11 9
8In geval van pechBandenreparatieset 121
Reservewiel 122
Een lamp vervangen 128
Zekeringen 133
Accu van 12 V / Hulpaccu 133
Slepen 136
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 138
Dieselmotoren 139
Elektromotor 140
Gewicht 141
Afmetingen 144
Identificatie 148
Teksten op de stickers 148
10Specifieke kenmerkenVolledige bus met dubbele cabine 151
Cabine met chassis / cabine met dieplader 151
Dubbele cabine 156
Laadklep 160
11AudiosysteemDe eerste stappen 165
Stuurkolomschakelaars 165
Radio 166
Media 167
Telefoon 168
Configuratie 168
Gesproken commando's 169
12 Audio- en telematicasysteem op hettouchscreen
De eerste stappen 172
Stuurkolomschakelaars 173
Menu's 173
Radio 174
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 175
Media 175
Navigatie 177
Telefoon 180
Gegevens auto 182
Configuratie 182
Gesproken commando's 183
13ALPINE® X902D-systeemDe eerste stappen 187
Menu's 188
14Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
12
Instrumentenpaneel
Voer meteen (2) uit - kans op schade aan het
injectiesysteem!
AdBlueBrandt en knippert daarna, in combinatie met een melding op het display.
De actieradius neemt af.
U moet AdBlue snel bijvullen.
Laag brandstofniveauPermanent, met de naald in gebied E. De reservehoeveelheid brandstof wordt
gebruikt.
Wacht niet met tanken.
Knippert. Er is een storing in het systeem.
Zie (2).
Voorverwarming dieselbrandstofPermanent. Vanwege klimaatomstandigheden is
voorverwarming van dieselbrandstof vereist.
Wacht met starten tot het verklikkerlampje uitgaat.
Mistlampen achterPermanent. De toets op het MODE-bedieningspaneel is
ingeschakeld.
De lampen werken alleen als het dimlicht is
ingeschakeld.
Bij normaal, goed zicht moet u ze uitschakelen.
Groene verklikkerlampjes
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers met geluidssignaal. De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Mistlampen vóórPermanent.De toets op het MODE-bedieningspaneel is
ingeschakeld.
De lampen werken alleen als het dimlicht is
ingeschakeld.
DimlichtPermanent. De lampen zijn ingeschakeld.
SnelheidsregelaarPermanent.Snelheidsregelaar is geselecteerd.
Handmatig selecteren.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent. De lampen branden.
GrootlichtassistentBrandt permanent.De functie is via het menu MODE
ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van het grootlicht wordt
automatisch geregeld op basis van het verkeer en
de rijomstandigheden.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Temperatuur/gladheid
Brandt permanent in combinatie met een melding op het display.
De weg kan glad worden door de
weersomstandigheden. Let extra goed op en probeer plotseling remmen te
vermijden.
Datum/tijdPermanent.
Dit wordt in het menu MODE ingesteld.
Hoogte van de lichtstraalPermanent.De koplampen kunnen in stand 0 tot en met
3 worden gezet, afhankelijk van de belading van het
voertuig.
Stel ze af met de toetsen op de
MODE-bedieningsmodule.
OnderhoudssleutelPermanent. Onderhoud nodig.
Zie het overzicht van controles in het
onderhoudsschema van de fabrikant en laat
vervolgens de onderhoudsbeurt uitvoeren.
Stop & StartPermanent. Als het voertuig stilstaat (bijvoorbeeld bij een
verkeerslicht of stopbord, of door file), dan zet het
Stop & Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Het controlelampje gaat uit en de motor wordt
automatisch weer gestart (START-stand) als u wilt
wegrijden.
Knippert enkele seconden en gaat vervolgens uit.
De STOP-stand is tijdelijk niet beschikbaar.
SchakelindicatorPermanent. Er kan worden opgeschakeld.
14
Instrumentenpaneel
Wanneer u nog een keer op de toets MODE drukt,
gaat u terug naar de verschillende menu's op het
display.
Als u lang op de toets drukt, gaat u terug naar het
beginscherm.
Menu... Select...Hiermee kunt
u ...
Service Service (km/mijl tot
onderhoudsbeurt) Het resterende
aantal kilome-
ter / mijl tot
de volgende
onderhoudsbeurt
weergeven.
Olie verversen
(km/mijlen tot olie
verversen) Het resterende
aantal mijl /
kilometer tot de
volgende keer
olie verversen
weergegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Koelvloeistoftemperatuur
Als de wijzer tussen C (Cold) en H (Hot) staat:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij warm
weer kan de wijzer in de buurt van het rode gebied
komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt of het
waarschuwingslampje gaat branden:
►
stop onmiddellijk en zet het contact uit. De
koelventilator blijft mogelijk nog korte tijd draaien, dat
kan tot 10 minuten duren.
►
wacht totdat de motor is afgekoeld en controleer
dan het niveau. Vul waar nodig bij.
Bij bijvullen
Wees voorzichtig, het koelcircuit staat onder druk!
Voorkom brandwonden door de dop met een doek
twee slagen los te draaien om de druk te ontlasten.
Wanneer de druk is gedaald, controleer het niveau
en verwijder de dop om bij te vullen.
Als de wijzer in het rode gebied blijft, neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het koelvloeistofniveau van de motor regelmatig.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
is aangesproken of een storing in het SCR-systeem
is gedetecteerd, verschijnt bij het aanzetten van
het contact een indicator die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd en het
AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste actieradius
weergegeven.
Niet starten van de motor bij een te laag
AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt automatisch
geactiveerd zodra het AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2.400 en 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 2.400 km is bereikt, gaat dit lampje knipperen en wordt er
15
Instrumentenpaneel
1tijdelijk een melding weergegeven met de
actieradius in mijl of kilometer voordat het starten
van de motor wordt geblokkeerd.
Telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld,
wordt deze waarschuwing samen met een
geluidssignaal gegeven.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel mogelijk
bij.
Actieradius minder dan 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 600 km is bereikt, gaat dit lampje knipperen en wordt er
een melding weergegeven met de actieradius in mijl
of kilometer voordat het starten van de motor wordt
geblokkeerd.
De waarschuwing wordt herhaald met de nieuwe
actieradius in stappen van 50 km.
Telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld,
wordt deze waarschuwing samen met een
geluidssignaal gegeven.
U moet zo snel mogelijk bijvullen, anders is het
reservoir straks helemaal leeg. Dan kan de motor
niet meer worden gestart.
Stilvallen vanwege te weinig AdBlue
®
Bereik van 0 km bereikt: de AdBlue®-tank is
leeg. Een wettelijk vereist startblokkeringssysteem
voorkomt dat de motor kan starten.
Als er geen AdBlue
® wordt bijgevuld in het specifieke
reservoir, kan de motor niet meer worden gestart.
Als u de motor wilt starten, moet u minimaal 5 liter AdBlue® toevoegen. U kunt ook een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats vragen voor het bijvullen.
Raadpleeg het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over AdBlue® (BlueHDi-
motoren), in het bijzonder met betrekking tot het
bijvullen.
Als een storing in het SCR- emissieregelsysteem wordt
gedetecteerd
Detectie
Het waarschuwingslampje voor de
zelfdiagnose van de motor gaat branden.
Telkens wanneer het contact wordt aangezet,
bevestigen een geluidssignaal en een melding een
storing in de emissieregeling.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de melding zodra
het niveau van de uitlaatgasemissies daalt en weer
aan de norm voldoet.
Maar als er 50 km wordt gereden terwijl het waarschuwingslampje permanent brandt,
wordt de storing bevestigd.
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem ingeschakeld zodra er
400 km sinds deze bevestiging is gereden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Storing bevestigd
Naast de eerder genoemde indicaties wordt de toegestane actieradius in mijl of kilometer
op het instrumentenpaneel weergegeven. De waarschuwing wordt elke 30 seconden herhaald
met een bijgewerkte actieradius.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
De motor kan mogelijk niet meer worden gestart.
Starten geblokkeerd, na 400 km.
Wanneer er wordt geprobeerd om de motor
te starten, wordt de waarschuwing
geactiveerd en wordt er een melding weergegeven
waarin wordt aangegeven dat het starten van de
motor is geblokkeerd.
Als u de motor weer wilt starten:
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Configuratie van het
voertuig (MODE)
Dit bedieningspaneel biedt toegang tot menu's
waarmee bepaalde functies kunnen worden
aangepast.
11 4
Praktische informatie
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan een
doek om brandwonden te voorkomen en draai de
dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
Controleer het peil van de koelvloeistof op basis van hoe vaak u uw voertuig gebruikt
(iedere 5000 km / 3 maanden).
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vloeistof in het
verwarmingscircuit
(elektrisch)
Vul de vloeistof van het verwarmingscircuit niet bij.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers
Als uw voertuig is voorzien van koplampsproeiers en u wilt het niveau
controleren of bijvullen, parkeer het voertuig en zet
de motor af.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Voor toegang tot de vuldop trekt u aan de
telescopische vulnek en haalt u de dop los.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet een voor de omstandigheden geschikte
vloeistof met antivries worden gebruikt om de
onderdelen van het systeem (pomp, reservoir,
leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de meters en met name de indicatoren voor de
AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name
over het bijvullen van
AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
11 7
Praktische informatie
7die een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
AdBlue® (BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat
de prestaties veranderen of het brandstofverbruik
toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
4.000
km rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote
invloed op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is en het voertuig
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
11 8
Praktische informatie
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot het
voertuig te veel schadelijke stoffen uit, waardoor
hij niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Na 400 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan worden gestart.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat het starten
wordt geblokkeerd.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden
kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
– Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat over AdBlue®-pompen beschikt die speciaal
voor personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet
u de huid wassen met kraanwater en zeep. Als
de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen dan
onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15
minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel.
Raadpleeg een arts bij een blijvend branderig gevoel
of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico
van het vrijkomen van ammoniakdampen niet
worden uitgesloten: adem deze niet in. Dampen
met ammoniak werken irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur
van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder
is, bevriest de AdBlue
® waardoor u het niet in het
reservoir kunt gieten. Laat de auto enkele uren op
een warmere plaats staan en vul vervolgens het
reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel het dan
11 9
Praktische informatie
7onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, dient
u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het
contact aanzet, zonder het bestuurdersportier
te openen, de auto te ontgrendelen en de
elektronische sleutel in het interieur te
houden.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden wachten de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van het AdBlue®-reservoir
een 6e slag linksom en verwijder de dop.
Bijvullen
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer u de
uiterste houdbaarheidsdatum hebt gecontroleerd,
moet u de instructies op het etiket zorgvuldig lezen
voordat u de inhoud van de verpakking in het
AdBlue-reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in het
reservoir en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
“Bijvullen
AdBlue: Starten niet mogelijk”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de tankvulopening
en draai deze rechtsom totdat u niet verder kunt
draaien (een zesde slag).
►
Sluit de brandstofvulklep.
Voer lege AdBlue®-verpakkingen niet als
huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde container
of breng ze terug naar het verkooppunt.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)