54
Verlichting en zicht
– De dimlichten blijven branden: dit
controlelampje gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als het buiten vrij donker is en afhankelijk van de
verkeerssituatie:
– Het groot licht gaan automatisch
branden: deze controlelampjes gaan
op het instrumentenpaneel branden.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
tijdelijk uit te schakelen. De verlichting schakelt over
op de stand "automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan ongeveer 15 km/u wordt
deze functie automatisch uitgeschakeld.
Als u nog steeds het groot licht wilt gebruiken, flits
dan nog een keer met de koplampen; het groot licht
blijft branden totdat het voertuig met een snelheid
van ongeveer 40 km/u gaat rijden.
Bij snelheden hoger dan 40 km/u wordt deze functie
automatisch weer ingeschakeld (mits u niet weer
met de koplampen hebt geflitst om het groot licht uit
te schakelen).
Uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "dimlicht".
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:
–
bij slecht zicht (sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, enz.),
– als het gedeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen of afgedekt is (bijvoorbeeld
met een sticker),
–
als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem detecteert geen: – weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
–
voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd, bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg,
–
voertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Parkeerlichten
Met dit systeem kunt u de lichten laten branden
terwijl het voertuig staat geparkeerd; met het contact
uit en de sleutel in de STOP-stand of verwijderd.
► Zet de ring van de lichtschakelaar in stand O en
daarna in de stand voor dimlicht of groot licht.
Dit controlelampje gaat branden op het dashboard.
De lichten blijven branden zo lang het voertuig staat
geparkeerd.
Wanneer de lichten langere tijd blijven branden, loopt de accu sneller leeg.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van de
belading van uw voertuig om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Deze functie is toegankelijk in de standen voor
dimlicht en groot licht.
120
Praktische informatie
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en droge
auto.
Neem de instructies die op het product worden
vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukspuit om de auto te wassen - kans op schade of loslaten van de
stickers!
Gebruik een slang met grote diameter (temperatuur tussen 25 °C en 40 °C).
Richt de waterstraal haaks op het oppervlak dat
moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.