Page 113 of 212

111
Praktische informatie
7Buitenzijde
► Duw de hendel boven de grille omhoog en til de
motorkap omhoog.
Open de motorkap niet als het hard waait. Als de motor heet is, moet u voorzichtig zijn
met het bedienen van de hendel en steun (kans
op brandwonden).
► Haal de steun los en draai de steun om deze
in de eerste inkeping te steken, en daarna in de
tweede inkeping.
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen, ...) te beperken.
De motorkap sluiten
► Plaats de steun weer in de houder voordat u de
motorkap sluit.
►
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
Controleer of de motorkap is vergrendeld.
Dieselmotoren
1. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers
2. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
3. Reservoir motorkoelvloeistof
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof
5. Dieselbrandstoffilter
6. Zekeringkast
7. Luchtfilter
8. Oliepeilstok
9. Olievuldop
Accu-aansluitingen:
+ Positieve metalen klem
- Negatieve metalen klem (massa)
Dieselbrandstofsysteem
Dit systeem staat onder zeer hoge druk.
Page 114 of 212

11 2
Praktische informatie
Laat alle werkzaamheden alleen door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Elektromotor
1.Reservoir ruiten- en koplampsproeiers
2. Reservoir motorkoelvloeistof
3. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof
5. Vloeistof in het verwarmingscircuit
6. Zekeringkast
Niveaus controleren
Controleer regelmatig alle navolgende niveaus
conform het onderhoudsschema van de fabrikant.
Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik de door de fabrikant voor uw auto
en motoruitvoering aanbevolen vloeistof.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment aanslaan
(zelfs bij afgezet contact).
Als de motorafdekking moet worden verwijderd / teruggeplaatst, doe dat dan heel
voorzichtig om schade aan de
bevestigingsklemmen te voorkomen.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en
schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of
op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Het peil moet worden gecontroleerd nadat de motor minimaal 30 minuten uitgeschakeld is
geweest en terwijl de auto op een vlakke ondergrond
staat. Controleer het peil met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km te
controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie om te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaar werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor de
locatie van de peilstok.
►
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
►
V
eeg het uiteinde van de peilstok af met een
schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en
trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren:
het oliepeil is juist als het tussen de merktekens A
(max) en B (min) ligt.
Start de motor niet wanneer het peil staat:
–
boven markering
A; neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
–
onder markering
B; vul onmiddellijk motorolie bij.
Page 115 of 212

11 3
Praktische informatie
7Eigenschappen van de olieWanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in het
onderhoudsschema dat bij de auto is geleverd
(of verkrijgbaar is bij uw PEUGEOT-dealer en bij
gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt gebruikt,
kan de contractuele garantie bij een defecte
motor vervallen.
Motorolie bijvullen
► Verwijder de peilstok voordat u bijvult.
► Plaats de olievulnek terug.
►
Schroef de vuldop los.
► Plaats de olievulnek in de vulopening.
► V ul olie bij.
►
V
erwijder de olievulnek uit de vulopening.
►
Plaats de vuldop terug.
►
Plaats de peilstok terug.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast
te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden
ververst.
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend
DOT4 remvloeistof uit een afgesloten houder.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Controleer het niveau terwijl het voertuig
met een koude motor op een vlakke ondergrond
staat geparkeerd door het niveau op de vulhals af te
lezen.
Draai de dop los die aan de peilstok is bevestigd.
Voor toegang tot het reservoir verwijdert u eerst de
beschermkap door de drie bevestigingsschroef een
kwart slag te draaien en daarna de tweede kap over
de dop.
Koelvloeistof
(Diesel)
Het is normaal dat de koelvloeistof tussen twee onderhoudsbeurten moet worden
bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en
koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er ernstige schade
aan de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de
markering "MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
" MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom
na het afzetten van de motor ten minste één uur
voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.
Verwijder de beschermende afdekking voor
toegang tot de dop van het reservoir door de drie
bevestigingsschroeven een kwartslag te draaien.
Page 116 of 212

11 4
Praktische informatie
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan een
doek om brandwonden te voorkomen en draai de
dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
Controleer het peil van de koelvloeistof op basis van hoe vaak u uw voertuig gebruikt
(iedere 5000 km / 3 maanden).
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vloeistof in het
verwarmingscircuit
(elektrisch)
Vul de vloeistof van het verwarmingscircuit niet bij.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers
Als uw voertuig is voorzien van koplampsproeiers en u wilt het niveau
controleren of bijvullen, parkeer het voertuig en zet
de motor af.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Voor toegang tot de vuldop trekt u aan de
telescopische vulnek en haalt u de dop los.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet een voor de omstandigheden geschikte
vloeistof met antivries worden gebruikt om de
onderdelen van het systeem (pomp, reservoir,
leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de meters en met name de indicatoren voor de
AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name
over het bijvullen van
AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Page 117 of 212

11 5
Praktische informatie
7Niettemin is het raadzaam om regelmatig te
controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon
zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12 V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie en
de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als aanvulling op de katalysator levert dit filter
een actieve bijdrage aan het verbeteren van
de luchtkwaliteit door het tegenhouden van
onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt zwarte
uitlaatrook voorkomen.
Werking
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op. De
motormanagementcomputer regelt automatisch
en periodiek de verbranding van de opgeslagen
roetdeeltjes (regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt, kunt
u dit merken aan enkele verschijnselen (een
hoger stationair toerental, inschakelen van de
koelventilator, meer rook uit de uitlaat en hogere
temperatuur van de uitlaat) die geen gevolgen
hebben voor de werking van de auto en het milieu.
Nadat u langdurig met lage snelheden hebt gereden of nadat de motor langdurig
stationair heeft gedraaid, kan het in uitzonderlijke
gevallen voorkomen dat waterdamp bij de uitlaat
zichtbaar is bij het gas geven. Dit is niet van
invloed op de werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de buurt van
brandbaar materiaal (gras, dorre bladeren,
dennenaalden, enz.) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Bij het gevaar van verstopping van het roetfilter gaat dit lampje branden in
combinatie met een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een beginnende
verzadiging van het roetfilter (veelvuldige stadsritten:
lage snelheden, verkeersopstoppingen, enz.).
Om het filter te regenereren wordt aangeraden zo
spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie en -regels
dit toelaten, gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en een toerental
hoger dan 2.000 t/min te gaan rijden (tot het lampje
uitgaat en de waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie voltooid
is: als de regeneratie vaak wordt onderbroken, kan
de motorolie voortijdig vervuild raken. Het wordt
afgeraden om het regeneratieproces te voltooien
terwijl de auto stilstaat.
Page 118 of 212

11 6
Praktische informatie
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft, negeer deze
dan niet. De waarschuwing duidt op een storing in
het uitlaatsysteem/roetfilter.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Het kan gebeuren
dat u de remblokken vaker tussen twee
onderhoudsbeurten moeten laten controleren.
Als er geen lek in het remsysteem zit, betekent een
daling in het remvloeistofniveau dat de remblokken
zijn versleten.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden, laat de remblokken dan nakijken door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs
vormen op de remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen. Rem een
paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij
te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie
over het controleren van de slijtage van de
remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten
door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Brandstoffilter
Het brandstoffilter bevindt zich in de motorruimte,
vlak bij het remvloeistofreservoir.
Als dit verklikkerlampje brandt, moet het water in het filter worden afgetapt.
U kunt ook bij elke verversing van de motorolie
water in het brandstoffilter aftappen.
Het water uit het filter aftappen
► Sluit een transparante slang aan op de knop van
de ontluchtingsschroef (1 ).
►
Steek het andere uiteinde van de transparante
slang in een bak.
►
Draai de ontluchtingsschroef (
2) los.
►
Zet het contact aan.
►
W
acht totdat de spoelpomp stopt.
►
Schakel het contact uit.
►
Draai de ontluchtingsschroef (
2) vast.
►
V
erwijder de transparante slang en laat deze en
de bak leeglopen.
►
Start de motor
.
►
Controleer of er geen lekkage is.
In de HDi-motoren is veel hoogwaardige technologie toegepast. Voor alle
werkzaamheden zijn speciale kwalificaties nodig,
Page 119 of 212

11 7
Praktische informatie
7die een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
AdBlue® (BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat
de prestaties veranderen of het brandstofverbruik
toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
4.000
km rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote
invloed op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is en het voertuig
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
Page 120 of 212

11 8
Praktische informatie
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot het
voertuig te veel schadelijke stoffen uit, waardoor
hij niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Na 400 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan worden gestart.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat het starten
wordt geblokkeerd.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden
kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
– Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat over AdBlue®-pompen beschikt die speciaal
voor personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet
u de huid wassen met kraanwater en zeep. Als
de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen dan
onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15
minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel.
Raadpleeg een arts bij een blijvend branderig gevoel
of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico
van het vrijkomen van ammoniakdampen niet
worden uitgesloten: adem deze niet in. Dampen
met ammoniak werken irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur
van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder
is, bevriest de AdBlue
® waardoor u het niet in het
reservoir kunt gieten. Laat de auto enkele uren op
een warmere plaats staan en vul vervolgens het
reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel het dan